Rb. Haarlem, 01-08-2006, nr. 15/500810-06
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY5783
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
01-08-2006
- Zaaknummer
15/500810-06
- LJN
AY5783
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:AY5783, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 01‑08‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 01‑08‑2006
Inhoudsindicatie
Onderzoek aan lichaam; vrijspraak. Onderzoek aan en in het lichaam alleen plaats kan vinden op grond van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering indien er ernstige bezwaren jegens een verdachte zijn, en indien de hulpofficier van justitie of de officier van justitie heeft bepaald dat onderzoek aan of in het lichaam plaats dient te vinden en dat het onderzoek in het lichaam door een arts op een besloten plaats plaatsvindt. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verbalisant hulpofficier van justitie of officier van justitie is en ook anderszins is niet gebleken dat de lijfsvisitatie bij verdachte is geschiedt met toestemming van een hulpofficier van justitie of officier van justitie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen inhoudt dat er sprake is geweest van een onrechtmatig onderzoek aan het lichaam van verdachte. De wetgever heeft het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en recht op onaantastbaarheid van het lichaam expliciet willen regelen via art. 56 van het Wetboek van Strafvordering en dus via de opdracht/toestemming van een hulpofficier van justitie of officier van justitie. Een en ander brengt met zich dat het verweer van de raadsman doel treft en er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, zodat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Het vervolgens verkregen bewijs is als onrechtmatige vrucht van deze aanhouding aan te merken, zodat alle door dit onderzoek verkregen bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/500810-06
Uitspraakdatum: 1 augustus 2006
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 18 juli 2006 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de P.I. Zuid Oost, Huis van Bewaring Ter Peel Eversoord te Evertsoord.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op of omstreeks 31 mei 2006 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 2.970,6 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat het voorhanden bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen. Hij heeft daartoe gesteld dat - zakelijk weergegeven - dat het onderzoek aan het lichaam is geschied zonder toestemming van een hulp officier van justitie of officier van justitie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van de raadsman. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte is tenlastegelegd. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde overweegt de rechtbank in het bijzonder dat uit de stukken en het onderzoek op de terechtzitting het volgende is gebleken:
3.1
Op 31 mei 2006 is door de Douane een verscherpte controle uitgevoerd op vlucht KL714 vanuit Paramaribo;
3.2
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], ambtenaar van de belastingdienst en bevoegd inzake de douane en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar (dossierparagraaf 2.1), oefende deze op Schiphol controlewerkzaamheden uit met de rijksspeurhond. Deze speurhond reageerde op een vrouwspersoon en ging naast haar zitten, hetgeen erop duidt dat deze vrouw mogelijk verdovende middelen met zich meevoert;
3.3
Hierop zijn de collega's van de ‘surveillance’ op de hoogte gesteld en is de vrouwspersoon aan hen overgedragen Zij namen de vrouw mee naar een wachtruimte voor nader onderzoek;
3.4
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van twee (vrouwelijke) verbalisanten, [verbalisant 2] en [verbalisant 3], douaneambtenaren met b.o.a. aktenummers (de rechtbank begrijpt deze afkorting als bijzonder opsporingsambtenaar) (dossierpagina 2.1), heeft verbalisant [verbalisant 3] een controle ingesteld op het lichaam van de vrouwpersoon. Tijdens deze visitatie voelde zij een verdikking rondom het onderlichaam van de vrouwpersoon. Verbalisant [verbalisant 3] heeft daarna aan verbalisant [verbalisant 2] verzocht om op de vrouwpersoon een lijfsvisitatie met ontkleding uit te voeren. Verbalisant [verbalisant 3] kreeg van verbalisant [verbalisant 2] toestemming om deze lijfsvisitatie met ontkleding uit te voeren. Verbalisanten zagen, nadat de vrouwpersoon haar rok en wielrenbroek liet zakken, een verdikking in een lichtroze onderbroek die de vrouwspersoon aan het onderlichaam droeg.
De rechtbank is met betrekking tot het voorgaande van oordeel dat:
3.5
Bij het gebruik van een op het opsporen van verdovende middelen afgerichte speurhond sprake is van een vorm van controle, waarbij in geval van het aantreffen van deze goederen geen sprake is van het overtreden van de Douanewet, maar van de Opiumwet;
3.6
Op het moment dat de hond naast een persoon gaat zitten, zoals verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd, er sprake is van de verdenking dat de persoon verdovende middelen met zich meevoert en is die persoon 'verdachte' in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering: er bestaat een redelijk vermoeden van schuld;
3.7
Op het moment, dat door verbalisant [verbalisant 3] een (onnatuurlijke) verdikking in de kleding wordt aangetroffen er sprake is van ernstige bezwaren in de zin van art 56 van het Wetboek van Strafvordering;
3.8
Onderzoek aan en in het lichaam alleen plaats kan vinden op grond van artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering indien er ernstige bezwaren jegens een verdachte zijn, en indien de hulpofficier van justitie of de officier van justitie heeft bepaald dat onderzoek aan of in het lichaam plaats dient te vinden en dat het onderzoek in het lichaam door een arts op een besloten plaats plaatsvindt.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verbalisant [verbalisant 3] hulpofficier van justitie of officier van justitie is en ook anderszins is niet gebleken dat de lijfsvisitatie bij verdachte is geschiedt met toestemming van een hulpofficier van justitie of officier van justitie als bedoeld in artikel 56 van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen inhoudt dat er sprake is geweest van een onrechtmatig onderzoek aan het lichaam van verdachte. De wetgever heeft het recht op eerbiediging en bescherming van de persoonlijke levenssfeer en recht op onaantastbaarheid van het lichaam expliciet willen regelen via art. 56 van het Wetboek van Strafvordering en dus via de opdracht/toestemming van een hulpofficier van justitie of officier van justitie. Een en ander brengt met zich dat het verweer van de raadsman doel treft en er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, zodat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is geweest. Het vervolgens verkregen bewijs is als onrechtmatige vrucht van deze aanhouding aan te merken, zodat alle door dit onderzoek verkregen bewijsmiddelen moeten worden uitgesloten van het bewijs en verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- -
1.00 STK Vliegticket, KLM 2 074 4449244931 6.
Beveelt de opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis en beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
- 9.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Malsch, voorzitter,
mrs. Honig en Tielenius Kruythoff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2006.
Mr. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.