Rb. Noord-Holland, 29-05-2017, nr. RK 16.004686
ECLI:NL:RBNHO:2017:5146
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
29-05-2017
- Zaaknummer
RK 16.004686
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2017:5146, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 29‑05‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
Wetboek van Strafvordering 89
Uitspraak 29‑05‑2017
Inhoudsindicatie
Verzoek schadevergoeding art. 89 Sv. Rechtbank komt terug op eerder beleid. Niet langer wordt de lijn van het Hof Den Bosch gevolgd. I.v.m. inmiddels vaste lijn van Hof Amsterdam zal er voor de vergoeding en het berekenen van het aantal dagen inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis weer worden aangesloten bij LOVS-oriëntatiepunten.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummers: 16.004686 en 16.004687
Parketnummer: 15/156821-16 ([P], medeverdachte)
Uitspraakdatum: 29 mei 2017
1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 2 augustus 2016 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. M.J. Bouwman, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[J] , verzoekster,
[J],
domicilie kiezende aan de Westzijde 154 te (1506 EK) Zaandam,
ten kantore van mr. M.J. Bouwman, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van:
- -
€ 315,- ter zake van de schade die verzoekster stelt te hebben geleden ten gevolge van ten onrechte ondergane verzekering;
- -
pm wegens de kosten van bijstand met betrekking tot het opstellen en indienen (en behandelen) van het onderhavige verzoekschrift.
Op 15 mei 2017 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoekster is verschenen mr. M.J. Bouwman, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. M. van Oosten.
2. Beoordeling
De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd door de beslissing van de officier van justitie
– direct na de invrijheidstelling – dat de strafzaak is geseponeerd (code 02).
Het door verzoekster ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Verzoekster is op 28 juli 2016 om 09.10 uur in verzekering gesteld en op 29 juli 2016 om 19.58 uur in vrijheid gesteld.
Op de voet van het bepaalde in de artikelen 89, 90 en 591a van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – aanspraak maken op vergoeding van de door deze ten gevolge van ondergane verzekering geleden schade, zo daartoe althans gronden van billijkheid aanwezig zijn, alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Van de zijde van verzoekster is erop gewezen dat verzoekster op 27 juli 2016 is aangehouden en tot 29 juli 2016 in voorlopige hechtenis zat (met beperkingen). Onder verwijzing naar uitspraken van de rechtbanken Limburg, Oost-Brabant, Zeeland-West-Brabant en eerder ook van de rechtbank Noord-Holland gaat verzoekster ervan uit dat ook de laatste dag van de voorlopige hechtenis voor vergoeding in aanmerking komt. Uitgangspunt dient te zijn dat, zoals ook in artikel 89 e.v. Wetboek van Strafvordering wordt bepaald, de rechter een vergoeding toekent voor geleden schade en dat de toekenning van de schadevergoeding plaatsvindt op gronden van billijkheid. Ook op de laatste dag die de gewezen verdachte in detentie doorbrengt, wordt zij nog geconfronteerd met vrijheidsbeneming en leidt zij ten gevolge daarvan schade.
Het is de raadsman bekend dat de rechtbank Noord-Holland dit standpunt inmiddels heeft verlaten. In het kader van de rechtszekerheid dienen alle verzoeken, die dateren van vóór die beslissing van de rechtbank, te worden toegewezen, aldus de raadsman.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verzoekster op 28 juli 2016 in verzekering is gesteld en op 29 juli 2016 is heengezonden. Onder verwijzing naar de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 20 januari 2017 komt de eerste volle dag voor vergoeding in aanmerking en de dag van heenzending niet. Het verzoek kan daarom gedeeltelijk, namelijk voor één dag, worden toegewezen. Daarnaast komen de kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift voor vergoeding in aanmerking.
De rechtbank acht in dit geval, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding. Terecht heeft de raadsman erop gewezen dat deze rechtbank in eerdere gevallen de ‘lijn’ van het gerechtshof Den Bosch heeft gevolgd, erop neerkomende dat voor de berekening van het aantal dagen zowel de dag van inverzekeringstelling, als die van heenzending voor een volle dag wordt meegerekend voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding. Dat beleid van de deze rechtbank is overigens ingezet na de indiening van onderhavig verzoekschrift.
Inmiddels heeft het Gerechtshof Amsterdam als vaste jurisprudentie een ander standpunt ingenomen, bijvoorbeeld te kennen uit ECLI:NL:GHAMS:2017:590:
“Het hof overweegt dat in artikel 136, eerste lid, Sv is bepaald dat onder een dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Om die reden is het vaste rechtspraak van dit hof om bij een in verzekering stelling van minder dan 24 uur geen vergoeding op grond van artikel 89 Sv toe te kennen, met één uitzondering hierop die hierna aan de orde komt.
In meerdere, gepubliceerde, beschikkingen van het hof is deze vaste rechtspraak van dit hof herhaald.
Door de advocaat van de verzoeker is gewezen op andere uitspraken waarin voor wat betreft de vraag of ook een kortere periode dan vierentwintig uren van in verzekering stelling bij de toepassing van artikel 89 Sv voor vergoeding naar de maatstaf van één dag in aanmerking komt, aansluiting is gezocht bij het bepaalde in artikel 27, tweede lid, Sr.
Het hof overweegt dat artikel 89 Sv een geheel andere achtergrond heeft dan artikel 27 (tweede lid) Sr. In artikel 89 Sv is uitdrukkelijk bepaald dat de grondslag voor toekenning van schadevergoeding bepaald wordt door de billijkheid. Deze grondslag geldt niet voor de aftrek van voorarrest als bedoeld in artikel 27, tweede lid, Sr. Het toepassen van het tweede lid van artikel 27 Sr op een procedure strekkende tot schadevergoeding ingevolge artikel 89 Sv ligt dan ook niet in de rede.
De thans bestaande afspraak van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) spreekt van een standaardvergoeding per dag. Nauwkeurige lezing van de daarbij gegeven toelichting leidt niet tot de conclusie dat die afspraak mede omvat dat de eerste dag van de in verzekering stelling, ook als deze in verzekering stelling geen 24 uur heeft geduurd, voor vergoeding naar de maatstaf van één dag in aanmerking komt. Strikt genomen geeft artikel 89 Sv, gelezen in samenhang met artikel 136, eerste lid, Sv, in het geheel geen grond voor de toekenning van een vergoeding indien minder dan 24 uur in verzekering is doorgebracht. Uit billijkheidsoverwegingen echter heeft het hof, in het geval dat een verzoeker minder dan 24 uur, maar wel een nacht in verzekering heeft doorgebracht, desalniettemin het standaardbedrag van € 105,- daarvoor toegekend. Het hof ziet in hetgeen door de advocaat is aangevoerd geen reden van deze vaste rechtspraak af te wijken.
Voor een vergoeding van een gedwongen verblijf op het politiebureau voorafgaand aan in verzekering stelling biedt de wet geen grond, ook niet wanneer het de nachtelijke uren betreft. Die uren kunnen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking komen.”
Deze vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam leidt ertoe dat deze rechtbank inmiddels weer de afspraken van het LOVS zal navolgen.
Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.
3. Beslissing
De rechtbank:
Kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe van € 385,-
(zegge: driehonderd vijfentachtig euro), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 105,- wegens een verblijf van één dag op een politiebureau;
€ 280,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoekster toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoeksters advocaat, bankrekeningnummer NL84INGB 0666 5810 53 ten name van Stichting Beheer Derdengelden BHV Advocaten te Zaandam, onder vermelding van “schadevergoeding [J]/om.”
Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum
Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.M.A. van der Meij, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.
Informatie bij deze beschikking
Bijgaande beschikking is op dit moment nog niet onherroepelijk; de officier van justitie heeft 14 dagen de tijd om hoger beroep in te stellen en voor de verzoekende partij is binnen een maand (30 dagen) na betekening van deze uitspraak hoger beroep mogelijk.