Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren opgenomen in het einddossier van de politie Oost-Brabant, dossiernummer OB1RO16080_Baunatal, 2016165905, bestaande uit 6 ordners. Waar wordt verwezen naar bijlagen betreffen dit de bijlagen opgenomen in genoemd einddossier.
Rb. Oost-Brabant, 30-11-2017, nr. 01/880121-16
ECLI:NL:RBOBR:2017:6264, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
30-11-2017
- Zaaknummer
01/880121-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2017:6264, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 30‑11‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:3606, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 30‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor: - opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en mishandeling - opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. Vrijspraak voor het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen misdrijven met een terroristisch oogmerk. Vrijspraak voor het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Opgelegd wordt een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van voorarrest en verdachte dient schade te vergoeden aan het slachtoffer. De rechtbank legt, anders dan geeist door het OM, geen TBS-maatregel op.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Strafrecht
Parketnummer: 01/880121-16
Datum uitspraak: 30 november 2017
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] ,
thans gedetineerd te: PI Vught, Vosseveld 2 HvB Regulier.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 15 november 2016, 20 januari 2017, 14 april 2017, 19 mei 2017, 20 juli 2017,
28 augustus 2017 en 17 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 18 oktober 2016.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 14 april 2017 is gewijzigd is aan verdachte ten laste gelegd dat:
1.
A.
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 te Heesch, gemeente Bernheze, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België,
opzettelijk
een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , met gebruik van (bedreiging met) geweld heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] (in Heesch) opgehaald met zijn auto en meegenomen naar en/of onderdak verschaft, althans ondergebracht (op meerdere adressen) in Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België, en/of - die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een riem, althans een hard en/of scherp voorwerp op/tegen de billen en/of benen en/of (onder)rug geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht gestompt/geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal de keel dichtgeknepen en/of bij de keel vastgegrepen;
en/of
B.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 te Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal met een riem, althans een hard en/of scherp voorwerp op/tegen de billen en/of benen en/of (onder)rug heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal de keel heeft dichtgeknepen en/of bij de keel heeft vastgegrepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 te Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België,
opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
- meermalen, althans eenmaal met een riem, althans een hard en/of scherp voorwerp op/tegen de billen en/of benen en/of (onder)rug heeft geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal de keel heeft dichtgeknepen en/of bij de keel heeft vastgegrepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 te Heesch, gemeente Bernheze, althans in Nederland, en/of Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België,
opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij verdachte (onder meer) met dat opzet
- de mobiele telefoon van die [slachtoffer 1] afgepakt en/of
- die [slachtoffer 1] gedwongen zich te begeven naar een of meer woningen gelegen in Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België, en/of daar naar binnen te gaan en/of daar te verblijven en/of - die [slachtoffer 1] opgesloten in een of meer woningen gelegen in Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België, althans die woningen afgesloten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal met een riem, althans een hard en/of scherp voorwerp op/tegen de billen en/of benen en/of (onder)rug geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal in/op het gezicht gestompt/geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal de keel dichtgeknepen en/of bij de keel vastgegrepen
3.
Hij in de periode van 1 maart 2016 tot en met 15 augustus 2016, te Amsterdam en/of Heesch, gemeente Bernheze, althans in Nederland en/of Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België en/of Syrië en/of Irak tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
met het oogmerk ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van Strafrecht, te weten,
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
-een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
-gelegenheid en/of middelen tot het plegen van het/de misdrij(f)(ven) aan zich -voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot het plegen van de/het misdrij(f)(ven)
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens) ten behoeve van de gewapende Jihadstrijd, in welke strijd brandstichtingen, het teweeg brengen van ontploffingen, moorden en doodslagen worden gepleegd met een terroristisch oogmerk,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door al Qaida en/of Jabhat Fateh al-Sham (voorheen: Jabhat al-Nusra), althans een (terroristische) organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, (verder) eigen gemaakt en/of
B. zich via zoektermen en/of zoekslagen op internet laten informeren over het afreizen naar het Kalifaat, althans het strijdgebied in Syrië en/of hoe aan te sluiten bij een terroristische organisatie en/of
C. zich via zoektermen en/of zoekslagen laten informeren over een te volgen reisroute naar het strijdgebied en/of
D. deelgenomen aan Arabische lessen, althans documenten ten behoeve van Arabische lessen voorhanden gehad en/of
E. informatie ingewonnen en/of verkregen en/of verstrekt voor een reisuitrusting en/of praktische maatregelen die getroffen moeten worden voor het vertrek naar en/of het verblijf in het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
F. documenten of afbeeldingen op gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop informatie betreffende het Jihadistisch gedachtegoed en aanwijzingen voor het voorbereiden van het vertrek naar het strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
G. documenten of afbeeldingen op gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop informatie betreffende overleven (waaronder een SAS survival boek)
H. zich geuit over zijn/hun wens zich te begeven naar Syrië of Irak en zich aan te aansluiten bij de gewapende strijd en/of gewapende Jihad (door onder meer te spreken over het elkaar ontmoeten op het slagveld) en/of
I. een (Islamitisch) huwelijk aangegaan (met [slachtoffer 1] ) en/of
J. de minderjarige [slachtoffer 1] weggevoerd zonder de wil van haar ouders of voogden (met het oogmerk een islamitisch huwelijk met haar aan te gaan
K. een rijbewijs verworven op naam van [slachtoffer 2] (teneinde deze te laten gebruiken door [slachtoffer 1] )
L. een (olie)kachel en/of kleding en/of een (contant) geldbedrag van ongeveer 4100,00 euro, althans een geldbedrag en/of een auto en/of één of meer aan Islamic State (IS) en/of Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) gerelateerde vlaggen en/of (documenten en/of afbeeldingen op) een (digitale) harde schijf, althans een gegevens- /informatiedrager, met daarop onder andere (een) document(en) /publicatie(s) met betrekking tot het (salafistisch-)jihadistisch gedachtengoed en/of gevechtstraining en/of één of meer mobiele telefoons met daarop een of meer (digitale) document(en) met betrekking tot het (salafistisch-) Jihadistisch gedachtengoed en/of gevechtstraining verworven en/of aangeschaft en/of ter beschikking gehad;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2016 tot en met 15 augustus 2016, te Amsterdam en/of Heesch, gemeente Bernheze, althans in Nederland en/of Antwerpen en/of Borgerhout en/of Merksem, in elk geval in België en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van een tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het deelnemen aan een organisatie die bekend staat als Islamic State (IS) en/of Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of al Qaida en/of Jabhat Fateh al-Sham (voorheen: Jabhat al-Nusra), althans een aan Islamic State gelieerde organisatie, althans een organisatie die de gewapende jihadstrijd voorstaat, die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten (onder meer):
-moord en/of doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
-het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
-het voorhanden hebben van één of meer wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 Wet Wapens en Munitie( (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 5 van Wet Wapens en Munitie),
opzettelijk (een) voorwerp(en), (een) stof(fen, (een) informatiedrager(s), (een) ruimte(s) en/of (een) vervoermiddel(en), bestemd tot het begaan van genoemd(e) misdrijf/misdrijven heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden gehad, te weten (onder meer):
A. een (olie)kachel en/of kleding en/of
B. een (contant) geldbedrag van ongeveer 4100,00 euro, althans een geldbedrag en/of
C. een auto en/of
D. één of meer aan Islamic State (IS) en/of Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) gerelateerde vlaggen en/of
E. (documenten en/of afbeeldingen op) een (digitale) harde schijf, althans een gegevens-
/informatiedrager, met daarop onder andere (een) document(en) /publicatie(s) met betrekking tot het (salafistisch-)jihadistisch gedachtengoed en/of gevechtstraining en/of één of meer mobiele telefoons met daarop een of meer (digitale) document(en) met betrekking tot het (salafistisch-) Jihadistisch gedachtengoed en/of gevechtstraining en/of
F. één of meer gegevensdragers met daarop een of meer (beeld en/of geluids)bestanden onder andere met betrekking tot (de verheerlijking van) de gewapende jihadstrijd en/of het strijden voor de islam en het kalifaat Isis en/of
G. een rijbewijs op naam van [slachtoffer 2] (teneinde deze te laten gebruiken door [slachtoffer 1] ).
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officieren van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1B primair, feit 3 en feit 4.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1B primair, onder feit 3 en onder feit 4 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1B primair overweegt de rechtbank dat verdachte met het hierna bewezen verklaarde door verdachte toegepaste geweld tegen het slachtoffer, te weten het slaan met een riem tegen de billen en benen en onderrug, het slaan tegen het gezicht en het dichtknijpen en vastgrijpen van de keel, niet welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het toepassen van dit geweld, zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Ten aanzien van feit 3.
Standpunten van partijen:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor het onder feit 3 ten laste gelegde.
De officieren van justitie achten het onder feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Zij baseren dit met name op de consistente en betrouwbare verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer 1] , inhoudende dat verdachte haar op 23 juli 2016 al via de applicatie Wickr heeft laten weten dat hij haar wilde meenemen naar Syrië om te strijden. Daarnaast heeft zij onder meer verklaard dat zij van verdachte filmpjes moest kijken zoals ‘why you should join the Taliban’, dat hij een valse identiteitskaart zou regelen, dat hij geld voor de reis ging verzamelen en dat verdachte ervoor heeft gezorgd dat tussen hen een Islamitisch huwelijk is voltrokken. Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt volgens de officieren van justitie dat het ‘inpalmen’ en ‘hersenspoelen’ van [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk in vruchtbare aarde viel. [getuige 1] heeft immers verklaard dat [slachtoffer 1] hem, toen zij gedurende drie dagen uit het appartement dat verdachte had geregeld aan de [adres] te Antwerpen was gevlucht, jihadliederen heeft laten horen op haar mobiele telefoon en dat zij tegen hem zei dat in Syrië een oorlog gevoerd werd tegen de ongelovigen en dat de ongelovigen vermoord moesten worden. De officieren van justitie achten ten aanzien van feit 3 de onderdelen A, D en F tot en met L, om redenen die zij in hun schriftelijk requisitoir hebben verwoord, wettig en overtuigend bewezen. De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de hiervoor bedoelde gedragingen ter voorbereiding en/of ter bevordering feitelijk zijn omschreven onder D, I, J, K en L en worden ingekleurd door de handelingen als omschreven onder A, F, G en H, die zien op het (terroristisch) oogmerk van verdachte.
De hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen illustreren in de visie van de officieren van justitie dat verdachte zich het jihadistisch gedachtengoed eigen had gemaakt. Dat gedachtengoed gaf voeding aan de wens om naar het strijdgebied te gaan en aan de keuze om hiervoor al voorbereidingen te treffen. Op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien achten de officieren van justitie het aannemelijk dat verdachte zich wilde aansluiten bij een terroristische organisatie, zoals IS. Deelname aan IS is niet vrijblijvend en toetreding betekent strijden. Het één is onlosmakelijk verbonden met het ander.
Overwegingen van de rechtbank1.:
Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de inhoud van het procesdossier voldoende aangetoond dat verdachte zich het Jihadistisch gedachtengoed eigen heeft gemaakt en gefascineerd is door de ontwikkelingen rond de strijd in Syrië en Irak. Verdachte kan derhalve worden aangemerkt als Jihad-sympathisant. De rechtbank staat vervolgens voor de vraag of in het onderhavige strafdossier voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode daadwerkelijk concrete voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van een uitreis naar Syrië ten behoeve van deelname aan de gewapende strijd in het door IS uitgeroepen Kalifaat. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Dat verdachte de wens heeft geuit om op enig moment af te reizen naar Syrië acht de rechtbank niet onaannemelijk, gelet op de verklaring van [slachtoffer 1] . Dat die wens gedurende de tenlastegelegde periode (al) zodanig actueel en reëel was, dat verdachte deze ook heeft omgezet in concrete voorbereidingshandelingen blijkt echter niet uit het dossier. Uit de stukken blijkt niet dat verdachte al serieus onderzoek heeft gedaan naar reismogelijkheden of dat een reis daadwerkelijk werd voorbereid. De onderdelen van de tenlastelegging (B en C) die hier nog het dichtst bij in de buurt komen, acht de rechtbank (in navolging van de officieren van justitie) niet bewezen omdat de mobiele telefoon waarmee de 'zoekslagen' zijn gedaan zich op het moment van die zoekslagen bevond in België terwijl verdachte toen aantoonbaar in Nederland was.
Dat het volgen van Arabische lessen (onderdeel D), het aangaan van een Islamitisch huwelijk met [slachtoffer 1] , althans haar onttrekking aan het gezag met de bedoeling een dergelijk huwelijk te sluiten (onderdeel I en J), het voorhanden hebben van een rijbewijs op naam van [slachtoffer 2] (onderdeel K) en het voorhanden hebben van een oliekachel, geld, een auto en een aantal andere goederen (onderdeel L) in het teken stonden van een geplande uitreis naar Syrië blijkt niet overtuigend uit het dossier. In dit verband stelt de rechtbank vast dat verdachte blijkens de aan het dossier toegevoegde informatie uit eerdere onderzoeken al jaren gericht lijkt te zijn op het snel vinden van een jonge vrouw om een Islamitisch huwelijk mee te sluiten, dat eerder bij hem veel grotere geldbedragen zijn aangetroffen dan tijdens het huidige onderzoek en dat ook al eerder radicaal-Islamitische literatuur en vlaggen bij verdachte zijn aangetroffen. Dat deze combinatie van factoren bij de (veiligheids)autoriteiten de nodige zorgen oproept, kan de rechtbank zich voorstellen. Tegelijkertijd moet echter worden vastgesteld dat van een daadwerkelijke (poging tot) uitreis naar Syrië ook in de eerdere onderzoeken niet is gebleken.
De verklaring van [slachtoffer 1] ten aanzien van het voornemen van verdachte samen uit te reizen naar Syrië met als doel daar te gaan strijden voor IS wordt naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet voldoende ondersteund door overige bewijsmiddelen en biedt daarmee onvoldoende basis om tot een bewezenverklaring te komen.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mogelijk door hem gekoesterde wens om op enig moment actief deel te gaan nemen aan de gewapende strijd, gedurende de tenlastegelegde periode heeft omgezet in daden door het plegen van strafbare voorbereidingshandelingen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde het al dan niet in vereniging voorbereiden/bevorderen van brandstichting/ontploffing, moord of doodslag met een terroristisch oogmerk.
Ten aanzien van feit 4 is de rechtbank, met de officieren van justitie en de verdediging, van oordeel dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Bewijsmotivering ten aanzien van feit 1 en 2.
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie achten feit 1 A, 1 B primair en feit 2 (met betrekking tot de periode van 11 augustus 2016 tot en met 15 augustus 2016) wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 en feit 2. De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 A aangevoerd dat verdachtes handelen niet van beslissende invloed is geweest op de (voortdurende) scheiding tussen [slachtoffer 1] en haar moeder. Ten aanzien van feit 1 B en feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat naast de verklaringen van [slachtoffer 1] onvoldoende steunbewijs voorhanden is om tot het wettig en overtuigende bewijs te komen.
Het oordeel van de rechtbank.
Feit 1 A
Op 23 juli 2016 rond 20:00 uur is door [getuige 2] bij de politie telefonisch melding gemaakt van de vermissing van haar minderjarige dochter, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).2.[slachtoffer 1] is op dat moment 16 jaar oud. Haar moeder heeft het ouderlijk gezag over haar minderjarige dochter [slachtoffer 1] . Haar dochter is onder toezicht gesteld bij de [zorginstelling] en verblijft in het kader van een uithuisplaatsing bij [zorginstelling] gevestigd in Cadier en Keer. Op 23 juli 2017 had zij verlof om bij haar moeder te verblijven, ze moest ’s avonds om 20:30 uur weer terug zijn bij de instelling.3.De instelling heeft rond 20:55 uur melding gemaakt bij het meldpunt vermissingen van personen uit instellingen.4.
Na deze meldingen start de politie een onderzoek naar de verblijfplaats van [slachtoffer 1] .
Op 15 augustus 2016 wordt [slachtoffer 1] door de Belgische politie aangetroffen in een appartement in Antwerpen. Zij wordt door Nederlandse verbalisanten opgehaald in Antwerpen. In de auto op de terugweg van Antwerpen naar ‘s-Hertogenbosch vertelt [slachtoffer 1] meteen aan de verbalisanten dat zij met verdachte is meegegaan op 23 juli 2016, omdat hij tegen haar had gezegd dat hij anders haar moeder iets aan zou doen.5.[slachtoffer 1] zegt dat zij vervolgens met verdachte mee naar Antwerpen is gereden. De eerste nacht verbleef zij met verdachte in een hotel, daarna verbleven ze in een studio in Antwerpen en vervolgens in het appartement in Antwerpen, waar de Belgische politie haar ook heeft aangetroffen.
Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer 1] heeft meegenomen naar Antwerpen. Verdachte heeft op 19 oktober 2016 verklaard dat [slachtoffer 1] inderdaad bij hem in de auto is gestapt, maar dat hij haar diezelfde avond ergens in Brabant heeft afgezet. Vervolgens zou hij haar bij toeval in Antwerpen weer hebben getroffen. Ter zitting is door de verdediging aangegeven dat verdachte [slachtoffer 1] op Centraal station Brabant heeft afgezet. Deze verklaring acht de rechtbank echter ongeloofwaardig gelet op de resultaten uit het onderzoek naar de historische printgegevens van de telefoonnummers van [slachtoffer 1] en verdachte. Uit deze gegevens is gebleken dat [slachtoffer 1] op 23 juli 2016 veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met verdachte.6.Zij hebben elkaar ontmoet in Heesch waarna zij samen in de auto van verdachte uit Heesch zijn vertrokken. Beiden zijn diezelfde avond in Antwerpen. De gedetailleerde verklaringen van [slachtoffer 1] vinden niet alleen steun in de bevindingen met betrekking tot de opgevraagde telefoongegevens maar ook in de ARS-gegevens.
Uiteindelijk is [slachtoffer 1] vermist geweest vanaf 23 juli 2016 tot 15 augustus 2016. Gedurende deze periode heeft verdachte nimmer contact opgenomen met haar moeder noch met de stichting Jeugdzorg of enige andere autoriteit. Zeker gezien het feit dat [slachtoffer 1] bij een eerdere vermissing in april 2016 ook in gezelschap van verdachte werd aangetroffen en gezien het feit dat verdachte op de hoogte was van de uithuisplaatsing van [slachtoffer 1] en de contactgegevens van haar moeder, lag het op de weg van verdachte om direct contact op te nemen met de moeder van [slachtoffer 1] , de instelling waar [slachtoffer 1] verbleef of de autoriteiten.Daarnaast heeft verdachte vanaf 23 juli 2016 tot het moment dat [slachtoffer 1] door de politie is gevonden onderdak aan haar verschaft in twee verschillende woningen in Antwerpen.
Voor een bewezenverklaring ter zake artikel 279 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat de dader een beslissende invloed uitoefent op de (voortduring van) de scheiding van de minderjarige met het wettig over de minderjarige gestelde gezag. Gelet op het feit dat verdachte [slachtoffer 1] vanuit Heesch heeft meegenomen naar Antwerpen en haar vervolgens gedurende een langere periode onderdak heeft verleend wetende dat zij op dat moment 16 jaar oud was, had verdachte een beslissende invloed op de scheiding tussen de minderjarige [slachtoffer 1] en haar moeder. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] gedurende de tenlastegelegde periode heeft onttrokken aan het wettig over haar gestelde gezag.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid dat de onttrekking gepaard is gegaan met diverse geweldshandelingen. Hoewel de rechtbank bewezen acht dat verdachte ten opzichte van [slachtoffer 1] geweld heeft gepleegd (zie hierna bij de bespreking van feit 1 sub b subsidiair) acht de rechtbank niet bewezen dat dit geweld is aangewend om de onttrekking of de voortduring daarvan mogelijk te maken.
Feit 1 B subsidiair
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 8 augustus 2016 is weggelopen van het door verdachte gehuurde appartement, zij heeft deze woning via het raam kunnen verlaten.7.Ze heeft toen tijdelijk bij een kennis in Antwerpen verbleven. In de nacht van 11 op 12 augustus 2016 is ze teruggegaan naar verdachte die nog steeds verbleef in het appartement aan de [adres] te Antwerpen. Verdachte heeft haar als straf vanwege het weglopen die nacht elf keer geslagen met een riem, tien keer op haar billen en een keer op haar been. Tijdens het slaan, stopte verdachte een ceintuur van een badjas in haar mond, zodat ze niet kon schreeuwen. Ook heeft hij die nacht haar keel dichtgeknepen en haar omhoog getild en haar tegen haar gezicht geslagen.8.Ten gevolge van de mishandeling kon zij met één oor niet meer goed horen.9.
[slachtoffer 1] is door de Belgische politie naar de spoedgevallendienst in Antwerpen gebracht. In Nederland is door de arts het volgende letsel bij haar geconstateerd: een trommelvlies perforatie aan de rechterkant, drukpijn rondom een litteken, multipele kneuzingen/blauwe plekken en een kras over haar rug.10.Daarnaast heeft de verbalisant die [slachtoffer 1] heeft opgehaald in België foto’s gemaakt van het letsel. Gelet op de breedte en de ronding van de blauwe plekken op haar linker bovenbeen en rechter been, concludeert de verbalisant dat deze blauwe plekken een zeer sterke overeenkomst hebben met de breedte en de vorm van de riem van verdachte die hij om had bij de aanhouding.11.Op grond van de verklaring van [slachtoffer 1] , die wordt ondersteund door het waargenomen letsel, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] meermalen heeft geslagen met een riem, haar keel heeft vastgegrepen en dichtgeknepen en haar heeft geslagen tegen haar gezicht.
Feit 2
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte steeds bij haar was en dat zij niet alleen weg mocht. Dit mocht niet van hem, maar het mocht ook niet gelet op de Islamitische regels. Als ze wel naar buiten zou gaan, zou hij haar ‘Pakki’ geven, hetgeen betekende dat ze dan klappen zou krijgen.12.Soms ging verdachte weg, hij nam dan de mobiele telefoons mee en deed de deur op slot. Ook heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij het gevoel had dat zij in de gaten werd gehouden door de verhuurder tevens buurman die zicht had op het raam van het appartement waarin zij moest verblijven.13.Op het moment dat de Belgische politie op 15 augustus 2016 naar aanleiding van de telefonische 112 melding van [slachtoffer 1] ter plaatse kwam bij het appartement, werd geconstateerd dat de deur van het appartement op slot zat. Daarnaast werd in het appartement geen sleutel van de deur aangetroffen.14.
[slachtoffer 1] heeft op 8 augustus het appartement via het raam verlaten. Blijkens de verklaring van de ververhuurder zat de sleutel op de binnenkant van de deur toen hij, gealarmeerd door het openstaande raam, poolshoogte kwam nemen. [slachtoffer 1] is vervolgens op 11 augustus 2016 vrijwillig teruggekeerd naar het appartement waar zij eerder met verdachte verbleef, terwijl daar geen noodzaak toe was en zij desgewenst de hulp van de politie of anderen had kunnen inroepen. Gelet hierop acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd vóór het moment van haar (vrijwillige) terugkeer bij hem.
Direct na haar terugkeer heeft verdachte [slachtoffer 1] op grove en vernederende wijze mishandeld, uitgescholden en bedreigd vanwege het feit dat zij bij hem was weggelopen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee een zeer dreigende situatie voor [slachtoffer 1] gecreëerd en haar bewegingsvrijheid ontnomen. Op de dag dat zij de politie belde was de deur op slot en had [slachtoffer 1] niet de beschikking over de sleutel. Hoewel ze technisch gezien opnieuw door het raam had kunnen ontsnappen, was dit voor [slachtoffer 1] geen reële optie meer. Het feit dat [slachtoffer 1] de politie heeft gebeld, in het besef dat ze daarmee een zeer grote kans liep om weer teruggeplaatst te worden in de instelling (iets wat ze absoluut niet wilde) sterkt de rechtbank in de overtuiging dat [slachtoffer 1] zich ten gevolge van het handelen van verdachte niet meer vrij voelde om het appartement te verlaten.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden gedurende de periode vanaf 11 augustus 2016 tot en met 15 augustus 2016.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
Ten aanzien van feit 1.
A.
in de periode van 23 juli 2016 tot en met 15 augustus 2016 in Nederland en in België opzettelijk een minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] ,
heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] in Heesch opgehaald met zijn auto en meegenomen naar en onderdak verschaft op meerdere adressen in Antwerpen;
en
B subsidiair.
in de periode van 11 augustus 2016 tot en met 12 augustus 2016 te Antwerpen opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 1] ,
- meermalen met een riem tegen de billen en benen en onderrug heeft geslagen en
- in het gezicht heeft geslagen en
- de keel heeft dichtgeknepen en bij de keel heeft vastgegrepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van feit 2.
in de periode van 11 augustus 2016 tot en met 15 augustus 2016 te Antwerpen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte met dat opzet
- die [slachtoffer 1] opgesloten in een woning gelegen in Antwerpen, die woning afgesloten en
- die [slachtoffer 1] meermalen met een riem tegen de billen en benen en onderrug geslagen en
- die [slachtoffer 1] in het gezicht geslagen en
- die [slachtoffer 1] de keel dichtgeknepen en bij de keel vastgegrepen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officieren van justitie.
De officieren van justitie vorderen primair ten aanzien van de feiten 1 A, 1 B primair, 2 en 3 een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen en gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair vorderen de officieren van justitie ten aanzien van voornoemde feiten een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest, naast onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen en gehele toewijzing van de civiele vordering.
Een kopie van de vordering van de officieren van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Nadere onderbouwing standpunt officieren ten aanzien van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege dient te worden opgelegd. Zij baseren hun standpunt op het volgende:
In het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC) is de gezamenlijke conclusie van de psycholoog en de psychiater dat er sprake zou kunnen zijn van cluster-B-persoonlijkheidsproblematiek, vermoedelijk van narcistische aard. Deze hypothese kon door de deskundigen echter onvoldoende worden getoetst vanwege onvoldoende eigen contacten van de psycholoog en de psychiater ten gevolge van de weigering van verdachte om aan het onderzoek mee te werken.
Gelet op de overwegingen van de deskundigen in het PBC-rapport en de bevindingen uit het strafdossier en eerdere onderzoeken met betrekking tot het (gestoorde) gedrag van verdachte achten de officieren van justitie aannemelijk dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat de ten laste gelegde feiten onder invloed van die stoornis zijn gepleegd. Dit in combinatie met de aard van de gepleegde feiten en het strafrechtelijke verleden van verdachte rechtvaardigt naar het oordeel van de officieren van justitie oplegging van de maatregel van ter beschikking stelling met dwangverpleging.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de door de officieren van justitie gevorderde TBS-maatregel stelt de verdediging zich op het standpunt dat geen van de deskundigen een stoornis bij de verdachte heeft vastgesteld en dat geen van hen het opleggen van een TBS-maatregel heeft geadviseerd. In een dergelijke situatie kan de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van een TBS-maatregel en de verdediging verzoekt de rechtbank de strafeis niet te volgen en de gevorderde TBS-maatregel niet op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van een zestienjarig kwetsbaar meisje aan het wettige gezag van haar moeder. Pas na ruim drie weken is het slachtoffer weer met haar moeder herenigd, terwijl die hereniging niet de verdienste van verdachte was. Verdachte kende de situatie waarin het slachtoffer verkeerde, hij wist in welke instelling ze verbleef in het kader van een uithuisplaatsing en hij wist waar haar moeder woonde en hoe hij haar kon bereiken. Verdachte heeft op geen enkel moment contact opgenomen met de instelling, moeder of de autoriteiten en heeft op die manier de grote onzekerheid en de zorgen over het lot van het slachtoffer bij haar moeder, andere naasten en de wooninstelling laten voortduren. Tijdens de periode van onttrekking heeft verdachte het slachtoffer op grove wijze mishandeld, vernederd en van haar vrijheid beroofd. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij had op het slachtoffer. Het leeftijdsverschil tussen hem en het slachtoffer is 22 jaar en verdachte wist dat dit slachtoffer zeer kwetsbaar was en vele problemen had.
Verdachte heeft door het plegen van de bewezen verklaarde feiten een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en haar naasten. Ook heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar vaak nog jarenlang last van en de herinnering eraan hindert hen in hun dagelijks bestaan. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij en uit de inhoud van de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt dat dit ook in deze zaak het geval is. De geraffineerde wijze waarop hij het kwetsbare slachtoffer in eerste instantie inpalmde en de wijze waarop hij op dreigende wijze invloed op haar bleef houden onder meer door het geweld dat hij tegen haar gebruikte laat zien dat verdachte er niet voor terugschrikt om grof geweld tegen andere mensen te gebruiken.
Wat betreft de persoon van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte reeds veelvuldig met politie en justitie in aanraking is geweest onder andere ter zake ernstige geweldsdelicten. Zelfs tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis is tegen hem aangifte gedaan van een nieuwe verdenking. Verder houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat de woorden 'spijt' en 'berouw' in het woordenboek van verdachte niet lijken voor te komen.
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar passend en geboden. De straf heeft met name tot doel het door verdachte veroorzaakte onrecht te vergelden. Daarnaast wordt de maatschappij tijdelijk beschermd tegen verdachte, die gelet op hetgeen bewezen is verklaard in deze zaak en blijkens zijn omvangrijke strafblad, al meerdere malen is overgegaan tot het plegen van grof geweld tegen zijn medemens.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officieren van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank – anders dan door de officieren van justitie is gevorderd – verdachte vrij spreekt van het onder 3 ten laste gelegde en de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
In deze zaak is getracht een persoonlijkheidsonderzoek uit te laten voeren naar de geestvermogens van verdachte. Verdachte heeft zijn medewerking hieraan niet verleend. Op 13 februari 2017 is een pro justitia rapportage uitgebracht. Verdachte heeft aan eerdere persoonlijkheidsonderzoeken zijn medewerking evenmin verleend. De aanwezigheid van een ziekelijke stoornis dan wel een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens is derhalve niet door enige deskundige vastgesteld kunnen worden. De hypothese van de psychiater in het kader van de plaatsing in het [zorginstelling] kan niet getoetst worden en een diagnose kan dan ook niet worden gesteld. De verdere overwegingen van de psychiater en de psycholoog en het uit het strafdossier en eerdere onderzoeken blijkende gedrag van verdachte rechtvaardigen zonder meer het vermoeden dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling. De rechtbank acht dit, ook in samenhang bezien, onvoldoende om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat hier inderdaad sprake van is en zo ja, of verdachte mede ten gevolge van die stoornis zo gevaarlijk is dat hij uit een oogpunt van maatschappijbeveiliging ter beschikking gesteld zou moeten worden.
De rechtbank ziet dan ook geen grond om naast de op te leggen gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Het standpunt van de officieren van justitie.
De officieren van justitie stellen zich op het standpunt dat de gehele civiele vordering voor toewijzing vatbaar is.
Het standpunt van de verdediging.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak, dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling. De rechtbank acht toewijsbaar, als rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade:
- immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 5.000,00,
- materiële schadevergoeding (€ 36,41 medische kosten).
Het totale bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in de vordering ten aanzien van de overig gevorderde immateriële schadevergoeding, omdat de rechtbank van oordeel is dat behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.
Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf datum delict tot de dag der algehele voldoening.
Aangezien aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij komt te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Beslag.
De rechtbank zal gelet op de vrijspraak voor feit 3 en feit 4 de teruggave gelasten van de in het dictum nader te noemen inbeslaggenomen voorwerpen aan verdachte, nu naar het oordeel van de rechtbank het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave van de inbeslaggenomen goederen.
Toepasselijke wetsartikelen.
DE UITSPRAAK
De rechtbank:
verklaart het onder feit 1B primair, onder feit 3 en onder feit 4 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
verklaart het onder feit 1A en 1B subsidiair en feit 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 1A en 1B subsidiair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
Ten aanzien van feit 1:A.opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag;enB subsidiair.mishandeling;Ten aanzien van feit 2:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
legt op de volgende straf en maatregel.
Ten aanzien van feit 1A en 1B subsidiair, feit 2:Gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
Maatregel van schadevergoeding van EUR 5.036,41 subsidiair 60 dagen hechtenis.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] van een bedrag van EUR 5.036,41 (zegge: vijfduizendzesendertig euro en eenenveertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis. Het bedrag bestaat uit een bedrag van EUR 5.000,00 immateriële schadevergoeding (post smartengeld) en een bedrag van EUR 36,41 materiële schadevergoeding (post medische kosten).
De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.
Het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , van een bedrag van EUR 5.036,41 (zegge: vijfduizendzesendertig euro en eenenveertig eurocent), te weten EUR 5.000,00 immateriële schadevergoeding (post smartengeld) en EUR 36,41 materiële schadevergoeding (post medische kosten).
Het totale toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot heden begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is.
Indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij te vervallen en andersom, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, komt daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat te vervallen.
Teruggave inbeslaggenomen goederen, te weten aan verdachte:- (35) Lenoveo Thinkpad, goednummer 1099700;
- (33) Medion Drive-n-go, goednummer 1099691;
- (34) Asus, goednummer 1099697;
- (31) Samsung GT gsm, goednummer 1052823;
- (27) Samsung SM gsm, goednummer 1052835;
- (28) Samsung SM gsm, goednummer 1055720;
- (32) Samsung SM gsm, goednummer 1055723.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H.L.M. Snijders, voorzitter,
mr. S.J.W. Hermans en mr. J.P.P. Silvrants, leden,
in tegenwoordigheid van M.J.H. Rijnbeek, griffier,
en is uitgesproken op 30 november 2017.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑11‑2017
Delictproces-verbaal “Onttrekking minderjarige aan ouderlijk gezag” delict 1, Einddossier, map 1, p.7
Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 1] op 25 juli 2016, Einddossier, map 1, p. 58
Delictproces-verbaal “Onttrekking minderjarige aan ouderlijk gezag” delict 1, Einddossier, map 1, p.8
Proces-verbaal van bevindingen, Einddossier, map 1, p. 271
Proces-verbaal van bevindingen histo’s, Einddossier, map 1, p. 63
Proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer 1] , Einddossier, map 2, p. 850
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , Einddossier, map 1, p. 280
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , Einddossier, map 2, p. 853
Aanvraagformulier medische informatie, Einddossier, map 1, p. 277
Proces-verbaal verwondingen [slachtoffer 1] , Einddossier, map 1, p. 294
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , Einddossier, map 1, p. 282
Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , Einddossier, map 2, p. 858
Proces-verbaal van de Belgische politie, Einddossier, map 2, p. 478