Hof Arnhem, 22-12-2000, nr. 21-000908-00
ECLI:NL:GHARN:2000:AD8964
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
22-12-2000
- Zaaknummer
21-000908-00
- LJN
AD8964
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2000:AD8964, Uitspraak, Hof Arnhem, 22‑12‑2000; (Hoger beroep)
Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2004:AO3222
Uitspraak 22‑12‑2000
Inhoudsindicatie
Moord (door verstikking en/of messteken). Verdachte getraceerd door middel van GSM-paal gegevens. Verwerping verweer onrechtmatig verkregen bewijs.
Partij(en)
Parketnummer: 21-000908-00
Uitspraak dd.: 22 december 2000
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF TE ARNHEM
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Zwolle van 9 maart 2000 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Amsterdam 1953,
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 2 oktober 2000 en 11 december 2000 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met het vonnis, waarvan beroep, zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
De telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging bijlage IIb)
Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het telastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Hij op of omstreeks 23 september 1999 in de gemeente Deventer opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de hals van die [slachtoffer] dichtgedrukt/ dichtgetrokken/ geknepen (gehouden) en die [slachtoffer] met een mes één of meermalen in de borst gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Onrechtmatig verkregen bewijs
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de resultaten van het onderzoek van de vingerafdruk alsmede het resultaat van de sorteerproef (geurproef) niet voor het bewijs mogen worden gebruikt nu deze resultaten onrechtmatig zijn verkregen. Voor de gronden van deze stelling verwijst het hof naar de aan het proces-verbaal van de terechtzitting gehechte pleitnota's. Samengevat komt het verweer zoals dat in de pleitnota's naar voren komt en zoals dat nader is aangevuld ter terechtzitting voor wat betreft de sorteerproef inzake het mes neer op het volgende:
- a.
Het veiligstellen van het mes is niet volgens de regels verlopen, omdat de toestand waarin het mes is aangetroffen niet in het proces-verbaal over het veiligstellen van het mes is omschreven;
- b.
Volgens verdachte zijn er niet twee maal twee buisjes lucht van hem afgenomen, doch slechts eenmaal twee buisjes; gelet daarop zijn de twee buisjes afgenomen lucht zowel voor het onderzoek betreffende het mes als voor het onderzoek betreffende de paraplu gebruikt; dat is niet conform de voorschriften mede in het licht van het tijdsverloop tussen de proef inzake het mes en de proef inzake de paraplu;
- c.
Verdachte heeft weliswaar toestemming gegeven voor het afnemen van lichaamsgeur, maar die toestemming is gebrekkig omdat verdachte niet duidelijk is meegedeeld dat zijn lichaamsgeur zou worden gebruikt voor een onderzoek van een mes en een paraplu;
- d.
Voor de bijleggers is de geur van agenten gebruikt en niet is uitgesloten dat de hond die geur reeds kent.
Het hof zal de identificatie van het vingerspoor van verdachte niet voor het bewijs gebruiken, aangezien vast staat dat verdachte reeds eerder bij het slachtoffer in haar woning op bezoek is geweest. Het verweer behoeft geen verdere bespreking. Het hof zal het resultaat van het geuronderzoek inzake de paraplu eveneens buiten beschouwing laten en om die reden behoeft dat verweer eveneens geen bespreking.
Voor wat betreft de geurproef inzake het mes geldt het volgende.
- a.
Door in het bijzonder de verklaring van [getuige] ter terechtzitting van het hof is het hof nader ingelicht over de toestand waarin het mes is aangetroffen en veiliggesteld. De getuige [getuige] heeft het mes verplaatst door het met zijn door de mouw van een trui omhulde hand even vast te pakken. Het mes bevatte enig zand en was nat. De ter terechtzitting van het hof gehoorde deskundige Schoon heeft hieromtrent verklaard dat zulks niet betekent dat zich reeds op het mes bevindende geur wordt verwijderd. De omstandigheid dat de toestand waarin het mes zich bevond ten tijde van het veiligstellen niet is beschreven in het proces-verbaal maakt niet dat de identificatie van de geur van onwaarde is nu het hof voldoende is ingelicht over die toestand;
- b.
In het midden kan blijven of van verdachte twee dan vier buisjes met menselijke lucht zijn afgenomen nu vast staat dat er twee buisjes die zijn afgenomen voor het vergelijkend geuronderzoek van het mes zijn gebruikt en de enkele mogelijkheid dat die buisjes later eveneens zijn gebruikt voor het vergelijkend geuronderzoek van de paraplu niet relevant is, nu het hof de resultaten van het onderzoek van de paraplu niet voor het bewijs zal bezigen;
- c.
Naar het oordeel van het hof is er door verdachte op geldige wijze toestemming gegeven voor een geuronderzoek en is niet relevant of verdachte ten tijde van de toestemming ervan op de hoogte was dat de geur van zijn lichaam vergeleken zou worden met de geur van het mes. Het hof voegt hier nog aan toe dat verdachte ter terechtzitting van het hof heeft verklaard dat hij wanneer hij geweten had dat zijn geur zou worden vergeleken met de geur op een mes hij hier zonder meer toestemming voor zou hebben gegeven;
- d.
De stelling dat de geur van agenten is gebruikt die reeds bij de speurhond bekend was is slechts als theoretische mogelijkheid geopperd. De deskundige Schoon heeft ter terechtzitting van het hof ook verklaard dat dit geen bestaande praktijk is. Het hof acht de mogelijkheid niet aannemelijk en overweegt bovendien dat de enkele aanwezigheid van de voor de hond bekende geur van een agent bij de bijleggers nog niet meebrengt dat de herkenning van de geur van verdachte door de hond daarmee onbetrouwbaar is.
Ook overigens is het hof van oordeel dat de voorbereiding en uitvoering van de geurproef betreffende het mes zodanig zijn verlopen dat daaraan betekenis voor het bewijs kan worden toegekend. Het hof baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende brief van dr. G.A.A.Schoon alsmede haar verklaring als deskundige ter terechtzitting van het hof dat de wijze waarop de geurproef is uitgevoerd haar geen aanleiding geeft tot opmerkingen aangaande mogelijke onregelmatigheden.
Bewijsoverweging
Mevrouw [slachtoffer] is in haar woning te Deventer om het leven gebracht. Aan en in de woning is geen schade vastgesteld die er op zou kunnen wijzen dat iemand zich op een gewelddadige wijze de toegang tot de woning heeft verschaft. Het hof concludeert hieruit dat de dader en het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] elkaar hebben gekend en dat de dader met goedvinden van het slachtoffer haar woning is binnengekomen. Vaststaat dat verdachte [verdachte] en het slachtoffer elkaar door de zakelijke relatie die tussen hen beiden bestond goed kenden.
Blijkens het sectieverslag waren er steekletsels in de borst zoals door steken met een mes kunnen zijn veroorzaakt en blijkens het verslag zijn die steekletsels zonder meer dodelijk verlopende letsels. De steekletsels zijn veroorzaakt door degene die het slachtoffer met het mes heeft gestoken.
Korte tijd na het vermoedelijke tijdstip van levensberoving en op korte afstand van de woning is in Deventer een mes gevonden en in beslag genomen. Aard en formaat van het inbeslaggenomen mes zijn zodanig dat daarmee de steekletsels kunnen zijn toegebracht. Door het ingestelde en op juiste wijze uitgevoerde geuronderzoek van het mes staat vast dat het mes de lichaamsgeur van verdachte draagt. Verdachte heeft dus in Deventer dit mes bij zich gehad.
Verdachte heeft op een tijdstip gelegen zeer kort voor het vermoedelijke tijdstip van overlijden, terwijl hij, zoals uit het daaromtrent gedane onderzoek overtuigend is gebleken, in Deventer was of zich in de onmiddellijke omgeving van Deventer bevond, met het slachtoffer getelefoneerd. Dit gesprek heeft 16 seconden geduurd. Het is het laatste telefoongesprek dat door het slachtoffer is gevoerd.
Voor de overtuiging dat verdachte het telastegelegde heeft begaan acht het hof nog van belang dat verdachte na het overlijden van mevr. [slachtoffer] het beheer zou krijgen over een aanzienlijk geldbedrag alsmede dat hij zich na het overlijden van mevr. [slachtoffer] heeft uitgelaten over een privé-besteding van een aanzienlijk geldbedrag te weten de koop van een huis in het buitenland.
Op grond van de in het onderzoek van de zaak aanwezig bevonden bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene in aanmerking nemende, acht het hof unaniem het aan verdachte telaste gelegde wettig en overtuigend bewezen als hierna te vermelden.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf
Moord.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
Bij de oplegging van de straf heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
Tussen verdachte en het slachtoffer bestond een vertrouwensrelatie. Verdachte verzorgde niet alleen haar financiën, maar genoot klaarblijkelijk zoveel vertrouwen dat hij tot executeur-testamentair werd benoemd en daarnaast als voorzitter werd gevraagd van de na het overlijden van het slachtoffer op te richten stichting die de naam van de overleden echtgenoot van het slachtoffer zou dragen en die een aanzienlijk vermogen in beheer zou krijgen.
Verdachte heeft het slachtoffer, dat ten opzichte van hem weerloos was, op koelbloedige en gruwelijke wijze door messteken en het uitoefenen van ander bruut, meervoudig geweld van het leven beroofd in haar eigen woning.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat het verdachte na het overlijden van het slachtoffer te doen was om op in ieder geval onregelmatige wijze gelden te onttrekken aan de nalatenschap.
De grote ernst van het feit, de wijze waarop verdachte een einde heeft gemaakt aan het leven van iemand die hem haar vertrouwen had geschonken en de kennelijk aan het feit ten grondslag liggende financiële motieven, de grove schending van de elementaire norm die het strafrecht beoogt te beschermen, maken dat geen andere dan een langdurige gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof van 2 oktober 2000 tevens de gevangenneming van verdachte bij eindarrest gevorderd.
De beslissing van het hof met betrekking tot deze vordering wordt afzonderlijk geminuteerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het telastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door
mr Kerssemakers, voorzitter,
mrs Boerwinkel en Vegter, raadsheren,
in tegenwoordigheid van Bon, griffier,
en op 22 december 2000 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr Kerssemakers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.