RvdW 2017/105
Vaststellingsovereenkomst met voorbehoud voor bepaalde toekomstige schade. Verjaring vordering tot nakoming o.g.v. art. 3:307 lid 2 BW; aanvang termijn van twintig jaar; opeisbaarheid; uitleg voorbehoud. Aanvullen rechtsgronden. Uitleg dictum.
HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2988
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 december 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
15/04241
- Conclusie
Plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2988, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1006, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑10‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑09‑2015
- Wetingang
Art. 3:307 BW; art. 25, 150, 152 Rv; art. 2 WAM
Essentie
Vaststellingsovereenkomst met voorbehoud voor bepaalde toekomstige schade. Verjaring vordering tot nakoming o.g.v. art. 3:307 lid 2 BW; aanvang termijn van twintig jaar; opeisbaarheid; uitleg voorbehoud. Aanvullen rechtsgronden. Uitleg dictum.
Met het betoog van verweerder in cassatie bestond een toereikende feitelijke grondslag voor de aanvulling van rechtsgronden door het hof.
Het hof heeft zijn oordeel over de opeisbaarheid van de vordering tot betaling van aanvullende schadevergoeding gegrond op zijn uitleg van het in de vaststellingsovereenkomst opgenomen voorbehoud voor toekomstige schade. Het hof heeft geoordeeld dat partijen hebben beoogd om de opeisbaarheid van de onderhavige vordering afhankelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.