Zie Van Dorst, Cassatie in strafzaken, negende druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 38 onder verwijzing naar HR 21 juni 1966, NJ 1966/407. Vgl. ook de conclusie van mijn ambtgenoot Hofstee ECLI:NL:PHR:2019:1177 onder randnummer 28 met de verwijzingen in voetnoten 14 en 15.
HR, 11-10-2022, nr. 21/01470
ECLI:NL:HR:2022:1413
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11-10-2022
- Zaaknummer
21/01470
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1413, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:734
ECLI:NL:PHR:2022:734, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1413
- Vindplaatsen
Uitspraak 11‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op ‘One wheel Pint’ (elektrisch skateboard) onder klager t.z.v. verdenking van rijden op een voertuig dat niet is goedgekeurd door RDW (art. 33 RVV 1990). Ontvankelijkheid cassatieberoep na teruggave aan klager, art. 134.2 Sv. Uit door AG ingewonnen inlichtingen blijkt dat OM teruggave van inbeslaggenomen voorwerp aan rechthebbende heeft bevolen en dat teruggave is ‘geboekt’. Hieruit volgt dat voorwerp is teruggegeven aan klager en dat beslag inmiddels is beëindigd. Daarom zal HR cassatieberoep van klager niet in behandeling nemen. Klager n-o. CAG gaat i.h.k.v. ontvankelijkheid van cassatieberoep ook in op vraag of cassatieberoep te vroeg is ingesteld.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01470 B
Datum 11 oktober 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 19 januari 2021, nummer RK 20/1956, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de klager.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1
Het gaat in deze zaak om de inbeslagneming onder de klager van een One wheel Pint. De rechtbank heeft het klaagschrift van de klager dat strekt tot teruggave aan hem van het inbeslaggenomen voorwerp ongegrond verklaard.
2.2
Uit door de advocaat-generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat het openbaar ministerie op 14 juni 2022 teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de rechthebbende heeft bevolen en dat op 15 juni 2022 de teruggave is ‘geboekt’. Hieruit volgt dat het inbeslaggenomen voorwerp is teruggegeven aan de klager.
2.3
Artikel 134 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering luidt:
“Het beslag wordt beëindigd doordat hetzij
a. het inbeslaggenomen voorwerp wordt teruggegeven, dan wel de waarde daarvan wordt uitbetaald;
(...)”
2.4
Hieruit volgt dat het beslag inmiddels is beëindigd. Daarom zal de Hoge Raad het cassatieberoep van de klager niet in behandeling nemen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2022.
Conclusie 30‑08‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklag tegen beslag op een ‘one wheel Pint’ (elektrisch skateboard). Gevolg kennelijk bestendige (onjuiste) praktijk van de rechtbank om beschikkingen waartegen een rechtsmiddel is ingesteld niet meer conform art. 552d lid 1 Sv onverwijld te betekenen. Daardoor is cassatietermijn ingevolge art. 552d lid 2 Sv niet beginnen te lopen en het cassatieberoep te vroeg ingesteld. Dit heeft in casu geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het cassatieberoep. Wel is het beslag na de instelling van het cassatieberoep geëindigd als gevolg van vrijspraak in de strafzaak en bevel tot teruggave door de OvJ. Om die reden concludeert de AG tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep
Partij(en)
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 21/01470 B
Zitting 30 augustus 2022
CONCLUSIE
T.N.B.M. Spronken
In de zaak
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de klager
1. Het cassatieberoep
1.1
De rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 19 januari 2021 het klaagschrift van de klager waarin is verzocht om opheffing van het beslag op een ‘one wheel Pint’ (elektrisch skateboard) en om teruggave ervan, ongegrond verklaard.
1.2
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
2. Ontvankelijkheid van het cassatieberoep
2.1
Op grond van de stukken zie ik aanleiding de ontvankelijkheid van het cassatieberoep op twee punten aan de orde te stellen.
Cassatieberoep te vroeg?
2.2
Op grond van het eerste lid van art. 552d Sv dient een beschikking ex art. 552a Sv ‘onverwijld’, oftewel zonder uitstel, aan de klager te worden betekend. Een cassatieberoep kan op grond van het tweede lid door de klager worden ingesteld binnen veertien dagen ná deze betekening.
Een akte van betekening heb ik in dit dossier niet aangetroffen. Bij de cassatieakte bevindt zich wel een e-mailbericht van de klager van 18 februari 2021 aan de griffie van de rechtbank waarin hij schrijft dat hij eerder met een griffiemedewerker had gesproken over het uitblijven van de ontvangst van de beschikking door een onjuiste adressering, waarna hem de beschikking verstrekt werd. Tevens deelt hij in het e-mailbericht mede dat hij “in cassatie gaat tegen deze uitspraak”. Een griffiemedewerker heeft de klager toen geantwoord dat een rechtsgeldige volmacht nodig was voor het op de juiste wijze instellen van cassatie. De klager heeft de volmacht op 24 februari 2021 opgestuurd, waarna een cassatieakte is opgemaakt die is gedateerd op 22 februari 2021, de datum vermeld op de volmacht.
Een griffiemedewerker van de Hoge Raad heeft, wegens het ontbreken van een akte van betekening in het dossier, navraag gedaan bij de griffie van de rechtbank over (de datum van) de betekening. De reactie van de rechtbank was als volgt:
“Wanneer er hoger beroep ingesteld is in een zaak hoeft de beschikking niet betekend te worden. (…) Dit geldt voor alle zaken waar hoger beroep in is aangetekend.”
Hieruit leid ik af dat kennelijk geen betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden. Naar de letter van wet heeft de klager dus niet conform art. 552d lid 2 Sv cassatieberoep ingesteld, omdat de cassatietermijn door het achterwege blijven van de betekening niet is gaan lopen.
2.3
Hoewel deze gang van zaken mij ongewenst voorkomt, zeker als het inderdaad een vaste praktijk van de rechtbank is om na een ingesteld rechtsmiddel de desbetreffende beschikking niet te betekenen, heeft dit niet tot gevolg dat de klager in het ingestelde cassatieberoep niet-ontvankelijkheid dient te worden verklaard. De Hoge Raad heeft eerder in dit soort gevallen beslist dat de omstandigheid dat cassatie is ingesteld ná de bestreden beschikking, maar vóór de betekening die de beroepstermijn een aanvang laat nemen, geen niet-ontvankelijkheid van de klager tot gevolg heeft, omdat de regeling inzake de aanvang van de cassatietermijn in het belang van de betrokkene is geschreven.1.
2.4
Verdere gevolgen voor de onderhavige zaak heeft de omstandigheid dat het cassatieberoep te vroeg is ingesteld dus niet.
Klager niet-ontvankelijk wegens einde beslag
2.5
Er is echter een andere reden op grond waarvan klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Uit namens mij ingewonnen inlichtingen volgt dat in de zaak met het parketnummer 96-174841-20 inmiddels op 14 juni 2022 vonnis is gewezen, waarbij de klager is vrijgesproken. Navraag bij Domeinen leert dat het openbaar ministerie op dezelfde dag teruggave van de one wheel Pint aan de rechthebbende heeft bevolen en dat op 15 juni 2022 de teruggave is ‘geboekt’. Een en ander brengt mee dat het beslag is geëindigd en de klager geen belang meer heeft bij het cassatieberoep.2.Aan een bespreking van het middel kom ik dan ook niet toe.
3. Conclusie
3.1
Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG