Einde inhoudsopgave
Wet administratieve rechtspraak BES
Artikel 17
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland. Herstel van de tekstplaatsing van 14-09-2010, Stb. 510. Goedgekeurd bij de wet van 30-06-2011, Stb. 355.
- Bronpublicatie:
28-09-2010, Stcrt. 2010, 15040 (uitgifte: 01-01-2010, regelingnummer: 2010-0000640635)
14-09-2010, Stb. 2010, 510 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-09-2010, Stcrt. 2010, 15040 (uitgifte: 01-01-2010, regelingnummer: 2010-0000640635)
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht / Algemeen
1.
Voor het indienen van een beroepschrift wordt van de indiener door de griffier een griffierecht geheven van USD 84, met uitzondering van beroepschriften als bedoeld in artikel 8, waarvoor een griffiegeld wordt geheven van USD 28. Indien twee of meer personen gezamenlijk een beroepschrift indienen terzake van eenzelfde beschikking is slechts éénmaal bedoeld recht verschuldigd. Het griffierecht kan worden gewijzigd bij algemene maatregel van bestuur.
2.
Een natuurlijke persoon kan vrijstelling van betaling van het recht, bedoeld in het eerste lid, vragen. Hij legt daartoe aan het Gerecht over een bewijs van onvermogen, bedoeld in artikel 878, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES.
3.
Aan de natuurlijke persoon die vrijstelling van het recht, bedoeld in het eerste lid, vraagt, maar die niet in staat is tijdig een bewijs van onvermogen over te leggen, kan het Gerecht voorlopige vrijstelling verlenen.
4.
Indien voorlopige vrijstelling wordt geweigerd, dient de indiener het volle griffierecht te storten. Zodra het bewijs van onvermogen alsnog door de indiener is overgelegd en hem op grond daarvan vrijstelling is verleend, wordt het gestorte bedrag zo spoedig mogelijk door de griffier aan hem terugbetaald.
5.
Het beroepschrift wordt niet in behandeling genomen voordat het verschuldigde griffierecht ter griffie is ontvangen. Indien het verschuldigde recht niet is gestort binnen vier weken na de dag van verzending van een mededeling waarin de griffier de indiener van het beroepschrift op de verschuldigdheid van het bedrag heeft gewezen, wordt de indiener door het Gerecht niet-ontvankelijk verklaard.
6.
Aan de indiener van het beroepschrift wordt, bij intrekking ervan om redenen dat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan zijn bezwaren is tegemoetgekomen, het door hem gestorte griffierecht vergoed door dat orgaan. In de overige gevallen heeft het bestuursorgaan bij intrekking van het beroepschrift de bevoegdheid het gestorte recht geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
7.
Bij gegrondverklaring van het beroepschrift houdt de uitspraak van het Gerecht tevens in dat aan de indiener van het beroepschrift het door hem gestorte griffierecht wordt vergoed ten laste van het bij de uitspraak aangewezen overheidslichaam.
8.
Het gestorte griffierecht wordt terugbetaald door het Gerecht, indien artikel 54, derde lid, van toepassing is