fn 100
Rb. Noord-Nederland, 08-11-2017, nr. C/18/165854 / HA ZA 16-66
ECLI:NL:RBNNE:2017:4246
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
08-11-2017
- Zaaknummer
C/18/165854 / HA ZA 16-66
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2017:4246, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 08‑11‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
JA 2018/72
Uitspraak 08‑11‑2017
Inhoudsindicatie
NAM moet waardevermindering van woning als gevolg van (het risico op) aardbevingen vergoeden, ook als er nog geen sprake is van fysieke schade of als de woning nog niet is verkocht.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/165854 / HA ZA 16-66
Vonnis van 8 november 2017
in de zaak van
1. de heer A.
2. mevrouw A.,
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. P.R.W. Richter te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. R. van Tricht te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk A c.s. worden genoemd.
Afzonderlijk zal eiser sub 1 de heer A worden genoemd en zal eiseres sub 2 mevrouw A worden genoemd. Gedaagde zal hierna NAM worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 8 februari 2017,
- -
de akte na tussenvonnis van 8 maart 2017 van A c.s.,
- -
de akte na (tussen)vonnis van 8 maart 2017 van NAM.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
A c.s. zijn sinds 2003 de bewoners en gebruikers van de onroerende zaak, bestaande uit een perceel grond met vrijstaande woning en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te (…) Slochteren (…), kadastraal bekend gemeente Slochteren,( …) (hierna ook: de woning). A c.s. zijn gehuwd. In het kadaster is opgenomen dat mevrouw A sinds 2003 eigenaar is van de woning.
2.2.
Vanaf de daarvoor bij koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stct. 126) verleende aardgas- en aardolieconcessie 'Groningen' wint NAM aardgas uit het zogenoemde 'Groningenveld'. Het Groningenveld strekt zich uit onder de gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Groningen, Hoogezand-Sappemeer, Loppersum, Menterwolde, Oldambt, Pekela, Slochteren, Ten Boer, Veendam en - gedeeltelijk - Bellingwedde en Haren.
2.3.
De gaswinning uit het Groningenveld veroorzaakt bodemdaling en aardbevingen. Deze aardbevingen zijn in frequentie en zwaarte toegenomen. De woning bevindt zich boven het Groningenveld en daarmee ook in het gebied waar aardbevingen als gevolg van gaswinning plaatsvinden. De zwaarte van de aardbevingen is in voorkomende gevallen zodanig dat zij leidt tot fysieke schade aan onroerende zaken. Tot nu toe heeft de woning geen fysieke schade als gevolg van aardbevingen.
2.4.
De tot op heden zwaarste aardbeving als gevolg van de gaswinning uit het Groningenveld heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2012 bij Huizinge, gemeente Loppersum. Deze aardbeving had een kracht van 3,6 op de schaal van Richter.
2.5.
Kort daarvoor, in juli 2012, hadden A c.s. de woning laten taxeren door NVM-makelaar ing. H.H. Smit. Deze makelaar heeft de marktwaarde van de woning getaxeerd op een bedrag van € 550.000,00.
2.6.
Vanaf mei 2015 staat de woning te koop. A c.s. bieden deze aan voor een bedrag van € 449.000,00. A c.s. hebben een verkoopmakelaar ingeschakeld. Kijkers hebben zich (nog) niet gemeld.
2.7.
De Stichting WAG heeft samen met een aantal woningcorporaties bij deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt, waarin is gevorderd voor recht te verklaren dat NAM aansprakelijk is voor de schade bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaken gelegen in het gebied waar aardbevingen ten gevolge van gaswinning door NAM voorkomen en dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt ongeacht of er fysieke schade aan de onroerende zaken is opgetreden en ongeacht of de onroerende zaken al dan niet zijn verkocht. De rechtbank heeft bij vonnis van 2 september 2015 de gevorderde verklaring voor recht gegeven (ECLI:NL:RBNNE:2015:4185, hierna ook: de WAG-zaak). Daarbij is onder meer overwogen dat het samenstel van rapportages, taxaties en verklaringen aanwijzingen biedt dat de aardbevingen een negatief effect hebben op de woningmarkt in het getroffen gebied, hoewel de resultaten met de nodige voorzichtigheid dienen te worden beschouwd.
2.8.
NAM heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.9.
Bij brief van 27 oktober 2015 hebben A c.s. NAM als volgt gesommeerd:
"Namens cliënten sommeer ik de NAM dan ook om mij binnen acht dagen na heden schriftelijk en onvoorwaardelijk te bevestigen dat zij aansprakelijkheid voor de door cliënten geleden schade (bestaande uit de waardevermindering van hun woning) erkent, bij gebreke waarvan…"
2.10.
Bij e-mailbericht van 28 oktober 2015 heeft NAM als volgt, voor zover relevant, gereageerd:
"NAM beschikt over een waarderegeling. Deze regeling waardedaling (hierna: de "Regeling") is van kracht ten aanzien van na de datum van 25 januari 2013 verkochte en vervolgens geleverde woningen binnen de volgende gemeenten: Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Slochteren, Ten Boer en Winsum. De woning van uw cliënt is gelegen in Slochteren, wat betekent dat zodra de woning verkocht en geleverd is, een aanvraag bij NAM ingediend kan worden onder de Waarderegeling. Indien vervolgens met toepassing van de Regeling waardedaling ten gevolge van het risico op aardbevingen wordt vastgesteld, zal NAM de waardedaling compenseren. Op dit moment is de woning niet verkocht, wat betekent dat de woning van uw cliënt niet in aanmerking komt voor compensatie van waardedaling middels de Regeling en NAM hierdoor niet op het verzoek tot compensatie in kan gaan.
Wij wijzen u erop dat NAM tegen de uitspraak d.d. 2 september 2015 van de rechtbank Noord-Nederland in hoger beroep is gegaan. NAM zal de uitspraak van het Gerechtshof afwachten. Ook om die reden zal NAM aan de sommatie geen gevolg geven."
2.11.
In opdracht en voor rekening van A c.s. heeft ABF Research onderzoek gedaan en op 22 december 2015 gerapporteerd over "Verhuizingen en woningtransacties in het bevingsgebied rondom Huizinge, 2005-2015" (hierna: het rapport van ABF Research).
In dat onderzoek is een vergelijking gemaakt tussen het bevingsgebied (in het rapport gedefinieerd als de gemeenten Bedum, Loppersum, Slochteren, Ten Boer en Winsum) en een referentiegebied bestaande uit de gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn. De in het rapport opgenomen samenvatting (bladzijden 1 en 2) luidt, voor zover van belang:
"Woningtransacties
Ondanks de overeenkomsten in de omvang van de bevolking en de woningvoorraad verschilt het aantal woningtransacties tussen het onderzoeks- en referentiegebied structureel. In het referentiegebied hebben er ruim twee keer zoveel transacties plaatsgevonden als in het onderzoeksgebied. Na de bevingen is er in de eerste helft van 2013 sprake van een flinke terugval van het aantal woningtransacties, maar daarna lijkt, weliswaar met schommelingen, weer een stijgende lijn te zijn ingezet, zowel in het referentiegebied als in het onderzoeksgebied. Is er uit het totale aantal transacties een langzaam opgaande lijn waar te nemen, dat geldt niet voor de transacties boven 250.000 euro. In het onderzoeksgebied blijven de woningtransacties met een waarde van 250.000 - 300.000 euro en vanaf 300.000 na het derde kwartaal in 2012 verhoudingsgewijs laag, terwijl die van de prijsklassen beneden 250.000 euro wel stijgen. In het referentiegebied bewegen de duurdere prijsklassen zich eveneens in opwaartse lijn nu de woningmarkt weer aantrekt. Dit verschil in ontwikkeling van de aantallen woningtransacties bij de duurdere koopwoningen tussen het onderzoeksgebied en het referentiegebied is een signaal dat de woningmarkt op dit punt in het getroffen aardbevingsgebied zich niet volledig herstelt. Dat blijkt ook uit de ontwikkeling van de gemiddelde vraagprijs van de aangeboden woningen. Na de beving in Huizinge is sprake van een sterkere daling van de gemiddelde verkoopprijs in het onderzoeksgebied en blijft het herstel van de gemiddelde vraagprijs dat vanaf het tweede kwartaal in 2014 in het referentiegebied wel optreedt in het onderzoeksgebied achterwege.
(…)
De conclusie luidt dat de markt voor duurdere koopwoningen, vanaf € 250.000,00, in het getroffen aardbevingsgebied, inderdaad achter is gebleven bij die voor de goedkopere koopwoningen. Het aantal woningtransacties voor woningen vanaf € 250.000 laat geen stijgende lijn zien vanaf 2014, zoals dat voor de woningen onder de € 250.000 wel het geval is, en zoals dat ook nu het geval is voor de duurdere woningen in het referentiegebied. Ook het prijsniveau heeft zich niet hersteld. Na augustus 2012 is in het onderzoeksgebied de gemiddelde vraagprijs van aangeboden koopwoningen sterker gedaald dan in het referentiegebied en is van een stijging van deze vraagprijs in de laatste twee jaar, waarin de woningmarkt weer herstelt, geen sprake, terwijl deze gemiddelde vraagprijs in het referentiegebied wel een stijgende lijn laat zien."
2.12.
Op basis van een subsidie van de Dialoogtafel Groningen heeft het Onderzoeksinstituut OTB van TU Delft in samenwerking met CMO STAMM een woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek gedaan in het aardbevingsgebied van Groningen (dat in het rapport wordt gedefinieerd als de gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, De Marne, Eemsmond, Loppersum, Slochteren, Ten Boer en Winsum). Het van dat onderzoek opgemaakte rapport van januari 2016 (hierna: het rapport Woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek van OTB van TU Delft) luidt, voor zover van belang:
"5.8. Aardbevingen en bevolkingskrimp
In een verdiepende analyse is binnen de drie aardbevingsintensiteitsgebieden onderscheid gemaakt naar gebieden met bevolkingskrimp (de gemeenten Appingedam, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum en de Marne), en gebieden zonder bevolkingskrimp (de gemeenten Winsum, Ten Boer, Slochteren en Bedum). Op die manier proberen we in kaart te brengen in hoeverre er een relatie bestaat tussen aardbevingsintensiteit (en de effecten hiervan) en bevolkingskrimp (en de effecten hiervan). Vanwege methodologische beperkingen (beperkt aantal respondenten in sommige van de onderscheiden deelgebieden, verschillen in absolute aardbevingsintensiteit tussen krimp- en niet-krimpgebieden die tot hetzelfde aardbevingsintensiteitsgebied behoren) zijn de navolgende bevindingen sterk indicatief van karakter:
(…)
Per saldo is de factor 'bevolkingskrimp' net als de factor 'aardbevingen' van invloed op de leefbaarheid en de woningmarkt in de negen aardbevingsgemeenten. Op veel gebieden lijkt de factor 'aardbevingen' de reeds bestaande problemen als gevolg van de bevolkingskrimp nog verder te versterken. Het is daarom raadzaam om in vervolgonderzoek niet alleen de aardbevingsintensiteit maar ook de bevolkingskrimp, en indien mogelijk ook de factoren die deze bevolkingskrimp verklaren, op een laag schaalniveau (niveau van kernen of viercijferige postcodegebieden) in kaart te brengen. Op die manier kunnen meer precieze analyses worden gemaakt.
(…)
14.4
Ontwikkelingen op de koopwoningmarkt
Wanneer we de ontwikkelingen op de woningmarkt zelf onder de loep nemen, dan blijkt dat er in het aardbevingsgebied sprake is van drie elkaar deels versterkende effecten. Als eerste is daar uiteraard de algemene recessie op de woningmarkt die zich ten gevolge van de bankencrisis in het derde kwartaal van 2008 in Nederland manifesteerde. Daarnaast spelen nog twee andere aspecten die de Groningse woningmarkt negatief beïnvloeden: de aardbevingsproblematiek, die vooral na de bevingen bij Huizinge in augustus 2012 manifest werd, en in delen van het gebied de krimpproblematiek. (…)
Vanaf de tweede helft van 2013 laat de koopwoningmarkt tekenen van herstel zien. Voor heel Nederland is de krapte indicator inmiddels teruggelopen naar de waarde 11. (…) Dit in tegenstelling tot het aardbevingsgebied waar de krapte indicator weliswaar is gedaald, maar nog steeds op het zeer hoge niveau van 24 uitkomt. Ontwikkelingen op de koopwoningmarkt in Groningen worden duidelijk beïnvloed door de krimpproblematiek in delen van de provincie, maar zowel in als buiten de krimpgebieden blijkt het herstel van de woningmarkt in risicogemeenten achter te blijven bij die in niet-risicogebieden. Dit blijkt niet alleen uit de ontwikkeling van de krapte indicator, maar ook uit de ontwikkeling van het aantal verkochte woningen, de verkooptijd, het verschil tussen transactieprijs en vraagprijs, het aantal te koop staande woningen en de gemiddelde looptijd van te koop staande woningen. Uit de analyses bleek verder dat er binnen het risicogebied geen eenduidige relatie voorkomt tussen de schade-intensiteit en de ontwikkelingen op de koopwoningmarkt sinds het derde kwartaal van 2012. Zo hebben sinds dit kwartaal het aantal en de looptijd van de te koop staande woningen en de krapte-indicator zich slechter ontwikkeld in de gebieden met tussen de 39% en 60% schade, dan in de gebieden met meer dan 60% schadewoningen. Het is goed mogelijk dat de factor 'krimp', die zoals hiervoor bleek eveneens een groot effect heeft op ontwikkelingen op de koopwoningmarkt, ervoor zorgt dat de relatie tussen schade-intensiteit en woningmarktontwikkelingen niet eenduidig is. (…) Wel blijkt uit de diverse modelstudies dat het effect van de aardbevingen op de koopprijsontwikkeling mede bepaald wordt door het aantal schades in de direct omgeving. Hierdoor kan er afhankelijk van het aantal en de omvang van de schades een grote differentiatie voorkomen tussen de koopprijsontwikkeling van gebieden binnen het aardbevingsgebied. Om meer inzicht te geven in dit effect is nader onderzoek noodzakelijk en dienen er meer verkopen beschikbaar te komen. (…)"
2.13.
Op basis van een subsidie van de Dialoogtafel Groningen heeft het Onderzoeksinstituut OTB van TU Delft onderzoek gedaan naar "Risico's en verkoopbaarheid van woningen (Een internationale verkenning naar ervaringen met het bepalen van het effect van risico's op prijsvorming op de woningmarkt)" en daarover op 15 januari 2016 gerapporteerd (hierna: het rapport Risico's en verkoopbaarheid van woningen van OTB van TU Delft). Het betreft een literatuuronderzoek waarin conclusies die relevant zijn voor de aardbevingsproblematiek in Groningen zijn opgenomen. Het rapport luidt, voor zover van belang:
"3.4. Verhoogd risico door cyclonen en stormen.
(…)
In hoeverre hebben strengere bouwtechnische eisen ('building codes') een effect op de woningprijzen in een gebied dat gevoelig is voor cyclonen?
(…)
De auteurs concluderen dat er sprake is van een Building code premium: mensen zijn bereid ca 5% meer te betalen voor woningen die gebouwd zijn onder de nieuwe Building Code.
(…)
Relevantie voor Groningen.
Relevant is dat een waarde-effect kan afhangen van de via de bouwregelgeving bestaande inzichten in de bouwkundige kwaliteit van de woningen."
2.14.
In opdracht en voor rekening van NAM heeft adviesbureau Spring Associates onderzoek gedaan naar en in april 2016 gerapporteerd over "De ontwikkelingen van huizenprijzen onder invloed van aardbevingsrisico's in de regio rond het Groningenveld".
Het rapport van Spring Associates luidt, voor zover van belang:
"3.3. Prijsbeïnvloedende factoren in het risicogebied
(…)
Bevolkingsgroei/-krimp
De meeste Groningse gemeentes vertonen krimp. (…) Hierbij bestaat er een groot verschil tussen Groningen stad en de overige gemeentes. Met name in het risicogebied (toevoeging rechtbank: gemeentes met een maximale grondversnelling - PGA - hoger dan 0,2, te weten Loppersum, Appingedam, Ten Boer, Slochteren, Eemsmond, Delfzijl en Bedum) is de gemiddelde krimp sterk: 0,4% krimp per jaar in 2009-2012 en 0,65 krimp per jaar in 2013-2015. Deze krimp staat in schril contrast met het landelijk gemiddelde van respectievelijk 0,5% en 0,3% per jaar bevolkingsgroei in die periodes. Het risicogebied doet het derhalve zowel in 2009-2012 (voor Huizinge) en van 2013-2015 (na Huizinge) gemiddeld 0,9 procentpunt slechter dan het landelijk gemiddelde. (…)
(…)
4.1.
Prijseffecten van aardbevingen op macro-niveau
Er zijn inmiddels door een aantal onderzoekspartijen - waaronder Ortec (2015), CBS (2015), VU-1 (2015, VU-2 (2015), Atlas voor Gemeenten (2015) - studies verricht naar de omvang van het effect van aardbevingen en aardbevingsrisico's op huizenprijzen in het risicogebied. In deze studies is getracht dit effect zo goed mogelijk te isoleren door het risicogebied te vergelijken met een of meerdere referentiegebieden die zo goed mogelijk vergelijkbaar zijn met het risicogebied.
(…)
Het is in ieder geval op basis van de vijf onderzoeksrapporten (…) niet uit te sluiten dat aardbevingen en aardbevingsrisico's gemiddeld genomen een prijseffect hebben gehad. Wel is het aannemelijk dat als er al een (negatief) prijseffect is, dit niet groter zal zijn dan -4,5%. (…)"
2.15.
In opdracht en voor rekening van NAM is op 14 april 2016 het rapport "Met angst en beven, verklaringen voor dalende huizenprijzen in het Groningse aardbevingsgebied" door Atlas voor gemeenten (Bosker, Garretsen en anderen) opgesteld. Het rapport van Atlas voor gemeenten luidt, voorzover van belang:
"De resultaten uit dit onderzoek betekenen dat woningen in het risicogebied (toevoeging rechtbank: in het rapport gedefinieerd als de gemeenten Appingedam, Bedum, Delfzijl, Eemsmond, Loppersum, Slochteren, Ten Boer en Winsum) tussen 16 augustus 2012 en eind september 2015 gemiddeld voor bijna twee procent minder zijn verkocht dan het geval was geweest als er geen aardbevingen en aardbevingsrisico zouden zijn geweest"
2.16.
In opdracht en voor rekening van NAM heeft SEO Economisch Onderzoek op 15 april 2016 gerapporteerd over haar "Internationale literatuurstudie en woningprijzen". Het rapport van SEO luidt, voor zover van belang:
"Samenvatting en conclusies
De internationale wetenschappelijk literatuur laat sprekende voorbeelden zien van studies die aardbevingen en andere natuurrampen, zoals overstromingen, in verband brengen met woningprijzen. Wie de beschikbare wetenschappelijke literatuur aan een analyse onderwerpt, moet allereerst concluderen dat aardbevingen en aardbevingsrisico's inderdaad effect kunnen hebben op woningprijzen. Maar de internationale literatuur levert ook belangrijke nuanceringen op. Onze belangrijkste bevindingen zijn:
Woningprijzen in aardbevingsgebieden worden sterk beïnvloed door (subjectieve) percepties van aardbevingsrisico's. Deze percepties worden niet alleen bepaald door de feitelijke (objectieve) risico's, maar ook door bijvoorbeeld informatievoorziening en door opgetreden aardbevingen.
Zowel de risicoperceptie van aardbevingen als het effect daarvan op de ontwikkeling van grond- of woningprijzen schommelt over de tijd.
Media-aandacht kan invloed hebben op de risicoperceptie van aardbevingen, en daardoor ook op woningprijzen.
Risicoreducerende maatregelen en financiële compensatie leiden tot hogere woningprijzen. Ook extra werkgelegenheid in de omgeving kan de woningprijzen positief beïnvloeden.
Relatief grote effecten van aardbevingsrisico's op woningprijzen komen uit studies die gebruik maken van enquêtegegevens of andere geschatte woningwaardes. Als gebruik wordt gemaakt van gerealiseerde verkoopprijzen blijkt het effect meestal kleiner.
De aardbevingen in Noord-Nederland zijn licht vergeleken met de aardbevingen in andere landen in de beschreven internationale literatuur. De gemeten prijseffecten zijn logischerwijs in Nederland kleiner (ca. 2 procent) of statisch niet significant. De prijseffecten van het risico op aardbevingen lijken kleiner te zijn dan die van het risico op overstromingen."
2.17.
In opdracht en voor rekening van A c.s. heeft dr. W.P. Krijnen als lector analysetechnieken voor praktijkgericht onderzoek verbonden aan de Hanzehogeschool Groningen voormelde in opdracht en voor rekening van NAM opgestelde onderzoeksrapporten onderworpen aan nader onderzoek, waarbij is gekeken naar de methode van onderzoek, de analyse van gegevens en de mogelijkheid van het trekken van conclusies. Kort samengevat komt dr. Krijnen tot de conclusie dat op de rapporten wel het één en ander valt aan te merken.
3. De vordering
3.1.
A c.s. vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat NAM aansprakelijk is voor de door hen geleden financiële schade, welke schade (bestaande uit de waardevermindering van hun woning) het gevolg is van de gaswinning door NAM, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarnaast vorderen zij dat NAM wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
NAM voert verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering, met hoofdelijke veroordeling van A c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
In haar tussenvonnis van 8 februari 2017 heeft de rechtbank, ter voorkoming van mogelijk tegenstrijdige beslissingen en onnodig hoger beroep, partijen in overweging gegeven om in de onderhavige zaak te wachten op de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het hoger beroep in de WAG-zaak. NAM heeft meegedeeld voor een aanhouding te zijn; A c.s. hebben daartegen om meerdere redenen bezwaar gemaakt.
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat zij niet goed inziet waarom - zoals A c.s. stellen - een aanhouding van de procedure de verkoop van hun woning zou belemmeren. Dat geldt ook voor hun veronderstelling dat de rechtsvragen in beide procedures verschillen en dat de schade in de onderhavige zaak gezien de aanwezige taxatierapporten reeds bekend zou zijn. Die conclusies lijken - zoals hierna zal blijken - niet juist.
Wat hier ook van zij, nu artikel 26 Rv bepaalt dat de rechter niet mag weigeren om te beslissen en A c.s. uitdrukkelijk hebben verzocht vonnis te wijzen, zal de rechtbank dat nu doen en de uitkomst van eerder bedoelde procedure bij het hof niet afwachten.
4.3.
Bij antwoord concludeert NAM tot niet-ontvankelijkverklaring van de heer A in zijn vordering omdat in het kadaster alleen mevrouw A als eigenaar is vermeld en nergens uit blijkt dat ook de heer A eigenaar van de woning is. In reactie daarop stellen A c.s. bij repliek dat zij zijn gehuwd en dat zij een gezamenlijk financieel beleid voeren waardoor er in feite sprake is van een echtelijke woning. Naar het oordeel van de rechtbank betwisten A c.s. daarmee niet dat de heer A geen eigenaar van de woning is. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat de woning deel uitmaakt van een huwelijkse goederengemeenschap kan er niet van worden uitgegaan, dat de heer A eigenaar van de woning is. Zonder toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de heer A een rechtens relevant belang heeft bij het gevorderde. De vordering van de heer A zal dan ook worden afgewezen. De heer A zal als de ten opzichte van NAM in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten, die in dit geval zullen worden vastgesteld op nihil.
4.4.
Bij de beoordeling van de door mevrouw A ingestelde vordering stelt de rechtbank voorop dat NAM op grond van artikel 6:177 lid 1 aanhef en onder b BW als exploitant van de gasvelden in Groningen risicoaansprakelijk is voor schade die het gevolg is van door gaswinning veroorzaakte bodembeweging.
4.5.
NAM erkent dat de aardbevingen in Groningen worden veroorzaakt door gaswinning, dat (het risico op) aardbevingen een mogelijk negatief effect heeft op de waarde van woningen in het gebied waar aardbevingen voorkomen en dat NAM aansprakelijk is voor schade in de vorm van waardedaling van onroerende zaken als gevolg van aardbevingen ook als de onroerende zaak fysiek geen schade heeft geleden. De door NAM opgestelde Waarderegeling voorziet ook in de mogelijkheid van een vergoeding voor waardedaling ongeacht of de onroerende zaak wel of geen fysieke schade heeft geleden als gevolg van aardbevingen.
4.6.
Op grond van het voorgaande concludeert NAM dat mevrouw A geen belang bij de door haar gevorderde verklaring voor recht heeft nu de aansprakelijkheid van NAM reeds uit de wet volgt. NAM kan in die conclusie niet worden gevolgd omdat NAM immers zelf aansprakelijkheid heeft afgewezen op de enkele grond dat de woning nog niet is verkocht, terwijl mevrouw A stelt dat dit niet relevant is.
4.7.
Mevrouw A heeft volgens NAM voorts geen belang bij haar vordering omdat eventuele waardedalingsschade niet eerder dan na verkoop van de woning moet c.q. hoeft te worden gecompenseerd en ook niet omdat zij een hypothetische situatie zou voorleggen, te weten "wat geldt rechtens tussen partijen indien de woning als gevolg van waardedaling veroorzaakt door (het risico op) aardbevingen voor minder geld zou worden verkocht".
4.8.
Beide verweren berusten op de aanname van NAM dat (nog) geen sprake is van vermogensschade omdat de woning (nog) niet is verkocht. Volgens NAM kan niet eerder dan bij verkoop van de woning worden vastgesteld of sprake is van een waardedaling als gevolg van (het risico op) aardbevingen als gevolg van gaswinning. Deze aanname is naar het oordeel van de rechtbank onjuist, waarbij zij verwijst naar hetgeen daaromtrent in de bij rechtsoverweging 2.7. genoemde WAG-zaak is overwogen. Schade geleden door waardevermindering van onroerende zaken vormt op zichzelf schade die voor vergoeding in aanmerking komt, zij het dat de rechter bevoegd is om zijn beslissing uit te stellen ingeval van onzekerheid omtrent toekomstige omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank kan de schade geleden door waardevermindering van in het aardbevingsgebied gelegen onroerende zaken reeds nu worden begroot en kan daarbij worden geabstraheerd van de vraag of fysieke schade is geleden en of de woning is verkocht, omdat het aardbevingsrisico, en daarmee de waardevermindering, als blijvend en duurzaam is aan te merken. Dat de aardbevingsrisico's en de daarmee samenhangende effecten op de woningwaarde niet statisch zijn, betekent nog niet dat de waardevermindering als gevolg van het risico op aardbevingen binnen een afzienbare termijn van voorbijgaande aard zou zijn. De gaswinning zal niet op korte termijn worden gestaakt en de aardbevingen zullen zich, zelfs bij aanzienlijke reductie of stopzetting van de gaswinning, nog jarenlang voordoen. Dat de exacte omvang van de waardevermindering nog niet vaststaat en dat er aldus goede en/of kwade kansen zijn die van invloed kunnen zijn op de omvang van de waardevermindering doet niet af aan het bestaan en het kunnen begroten van de waardevermindering. NAM kan op zichzelf worden toegegeven dat die methode complexer is en dat de door haar bepleite begroting op het moment van verkoop in veel gevallen gemakkelijker uit te voeren zal zijn omdat dan ten minste één van de factoren die van belang is voor het bepalen van de maximale schade van de betreffende eigenaar vaststaat. Maar in die systematiek ligt eveneens besloten dat een woningeigenaar geen aanspraak zou kunnen maken op schadevergoeding wegens waardevermindering als/zolang zijn woning onverkoopbaar is of wanneer hij daarover op andere wijze wil beschikken. Die uitkomst acht de rechtbank niet redelijk. Mevrouw A heeft dan ook belang bij haar vordering. De rechtbank verwerpt de op dat punt door NAM gevoerde verweren.
4.9.
NAM voert tot haar verweer aan dat de vordering van mevrouw A moet worden afgewezen omdat zij niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt dat de woning als gevolg van aardbevingen in waarde is gedaald. Met dit verweer gaat NAM eraan voorbij dat voor toewijzing van de door mevrouw A ingestelde vordering niet vereist is dat in de onderhavige procedure wordt aangetoond of aannemelijk is dat er schade is geleden, maar dat thans voldoende is dat de mogelijkheid van schade bestaande uit waardedaling van de woning als gevolg van (het risico op) aardbevingen, aannemelijk is.
4.10.
Vaststaat dat de woning van mevrouw A zich boven het Groningenveld bevindt en daarmee in het gebied staat waar aardbevingen ten gevolge van gaswinning door NAM voorkomen. Verder staat vast dat de zwaarte van de aardbevingen in voorkomende gevallen in de gemeente Slochteren zodanig is dat zij leidt tot fysieke schade aan onroerende zaken. Ook de woning loopt dus dat risico. De rechtbank acht de mogelijkheid van schade door waardevermindering als gevolg van (het risico op) door gaswinning veroorzaakte aardbevingen dan ook aannemelijk. De rechtbank betrekt daarbij mede de in dit geding overgelegde rapporten en wel als volgt.
4.11.
Volgens het rapport Woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek van OTB van TU Delft is de aardbevingsproblematiek één van de aspecten die de woningmarkt in het aardbevingsgebied (waaronder Slochteren) negatief beïnvloeden. Eén van de conclusies in het rapport van Atlas voor gemeenten is dat de huizenprijzen zich sinds de aardbeving van Huizinge tot september 2015 in het risicogebied (waaronder Slochteren) ongunstiger hebben ontwikkeld dan op de referentielocaties, te weten met per saldo gemiddeld twee procent. Volgens het rapport van Spring Associates is gelet op vijf andere onderzoeksrapporten niet uit te sluiten dat aardbevingen en het risico daarop gemiddeld genomen een negatief prijseffect op de woningmarkt in het risicogebied (waaronder Slochteren) hebben gehad van maximaal 4,5%. In het rapport van SEO is vermeld dat woningprijzen in aardbevingsgebieden sterk beïnvloed worden door (subjectieve) percepties van aardbevingsrisico's en dat deze percepties niet alleen worden bepaald door feitelijke objectieve risico's, maar ook door bijvoorbeeld informatievoorziening en door opgetreden aardbevingen. Verder is in dat laatste rapport vermeld dat gemeten prijseffecten van de aardbevingen in Noord-Nederland ca. 2 procent zijn.
4.12.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder het in de WAG-zaak gegeven oordeel dat het samenstel van in die zaak overgelegde rapportages, taxaties en verklaringen, aanwijzingen biedt dat de aardbevingen een negatief effect hebben op de woningmarkt in het getroffen gebied, hoewel de resultaten met de nodige voorzichtigheid dienen te worden beschouwd.
4.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat toegewezen kan worden een verklaring voor recht dat NAM jegens mevrouw A aansprakelijk is voor de schade die mevrouw A lijdt bestaande uit de waardedaling van de woning voor zover die het gevolg is van (het risico op) aardbeving door gaswinning, nader op te maken bij staat.
4.14.
Voor zover in de door mevrouw A gevorderde verklaring voor recht besloten ligt dat de (mogelijke) waardedaling van de woning uitsluitend is veroorzaakt door (het risico op) aardbevingen als gevolg van gaswinning is de vordering niet toewijsbaar. Ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv ligt het op de weg van mevrouw A om feiten te stellen en onderbouwen en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen waaruit dat blijkt. Mevrouw A heeft die feiten naar het oordeel van de rechtbank (nog) niet weten te stellen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.15.
Net als in de in de WAG-zaak overgelegde rapporten wordt in de in de onderhavige zaak overgelegde onderzoeksrapporten een gemiddelde waardedaling als gevolg van (het risico op) aardbevingen geconstateerd van enkele procenten, hooguit 4,5% (het rapport van Spring Associates). Mede onder verwijzing naar de bevindingen van dr. W.P. Krijnen voert mevrouw A wel allerlei bezwaren aan tegen de door NAM overgelegde rapporten, maar mevrouw A heeft zelf geen rapporten overgelegd waaruit blijkt dat - in het aardbevingsgebied en/of in Slochteren - de (gemiddelde) waardedaling geheel kan worden toegeschreven aan (het risico op) aardbevingen. Veel eerder volgt het tegendeel uit het door mevrouw A overgelegde rapport Woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek van OTB van TU Delft. In dat rapport wordt naast de aardbevingsproblematiek ook de krimp een aspect genoemd dat de woningmarkt in het aardbevingsgebied (waaronder Slochteren) negatief beïnvloedt. Dat in Slochteren - zoals mevrouw A benadrukt - geen sprake is van krimp, betekent nog niet zonder meer dat krimp in (buurtgemeenten in) de provincie geen negatieve invloed heeft op de prijzen van koopwoningen in Slochteren. In het rapport Woningmarkt- en leefbaarheidsonderzoek van OTB van TU Delft is uitdrukkelijk opgenomen dat de factor 'bevolkingskrimp' net als de factor 'aardbevingen' van invloed is op de leefbaarheid en de woningmarkt in de negen in het rapport gedefinieerde aardbevingsgemeenten (zijnde gemeenten met krimp en gemeenten zonder krimp, zoals hiervoor onder 2.12 is weergegeven) en daarmee ook in de gemeenten zonder krimp als Slochteren. De in het rapport van ABF Research gesignaleerde omstandigheid dat vanaf 2014 de markt voor koopwoningen vanaf € 250.000,00 in het aardbevingsgebied achter is gebleven ten opzichte van die voor koopwoningen onder € 250.00,00 maakt (nog) niet dat dit alleen komt door (het risico op) aardbevingen. Uit het rapport van ABF Research blijkt niet dat dit is onderzocht en die conclusie wordt in het rapport van ABF Research niet getrokken.
4.16.
In deze procedure is dan ook niet komen vast te staan dat de (mogelijke) waardedaling van de woning (alleen) door (het risico op) aardbevingen als gevolg van gaswinning wordt veroorzaakt. De rechtbank zal dat dan ook niet voor recht verklaren. De overige verweren van NAM behoeven dan ook geen verdere bespreking.
4.17.
De stelling van mevrouw A dat de schade, de waardedaling van de woning die NAM moet vergoeden, het verschil is tussen de op 11 juli 2012 getaxeerde marktwaarde van de woning van € 550.000,00 en de huidige taxatiewaarde, kan verder onbesproken blijven. Mevrouw A heeft geen vordering ingesteld waarvoor die stelling van belang is.
4.18.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de rechtbank voor recht zal verklaren als in het dictum te melden. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
4.19.
NAM zal als de ten opzichte van mevrouw A grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van mevrouw A worden tot op heden vastgesteld op € 1.293,58 (zijnde € 101,58 aan kosten dagvaarding, € 288,00 aan griffierecht en € 904,00 aan tegemoetkoming in het salaris van de advocaat, 2 punten x tarief € 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1.
wijst de vordering van de heer A af;
5.2.
veroordeelt de heer A ten opzichte van NAM in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van NAM ten aanzien van de heer A vastgesteld op nihil;
5.3.
verklaart voor recht dat NAM jegens mevrouw A aansprakelijk is voor de schade die zij lijdt bestaande uit de waardedaling van de woning voor zover de waardedaling van de woning het gevolg is van (het risico op) aardbevingen door gaswinning, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5.4.
veroordeelt NAM ten opzichte van mevrouw A in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van mevrouw A vastgesteld op € 1.293,58;
5.5.
verklaart de onderdelen 5.3 en 5.4. uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken, mr. E.W. van Weringh en
mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken door mr. B.R. Tromp op 8 november 2017.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 08‑11‑2017