Rapport alimentatienormen 2010
Kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2010
- Bronpublicatie:
01-07-2010, Internet 2010, www.nvvr.org (uitgifte: 01-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-07-2010, Internet 2010, www.nvvr.org (uitgifte: 01-07-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Alimentatie
(rapport van de werkgroep alimentatienormen NVvR i.s.m. het NIBUD)
Inleiding
De werkgroep Alimentatienormen van de NVvR heeft zich tot dusverre bij het ontwikkelen en verbeteren van de in het tijdschrift Trema gepubliceerde Alimentatienormen vooral beziggehouden met normen voor het bepalen van de draagkracht van de alimentatieplichtige en van de behoefte van de alimentatiegerechtigde gewezen echtgeno(o)t(e).
Voor de bepaling van de ‘behoefte’ van minderjarige kinderen of de z.g. jongmeerderjarigen bevatten de Alimentatienormen tot op heden geen eenduidige richtlijn. Volgens de wettelijke maatstaven moet echter bij de vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen evenmin alleen rekening gehouden worden met de draagkracht van de onderhoudsplichtige ouder maar ook met de behoefte van het kind (art. 1:397 B.W); hetzelfde geldt voor de vaststelling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van jongmeerderjarigen.
Zolang er minder dan ƒ 250,- per kind per maand aan kinderalimentatie wordt gevraagd rijst in de praktijk zelden de vraag of er wel behoefte bestaat aan een dergelijke bijdrage. Indien hogere bedragen aan kinderalimentatie worden gevraagd ontstaat over de behoefte daaraan in veel gevallen wel discussie. Het bedrag van ƒ 250.- dat in de praktijk aldus als een soort (feitelijk) maximum functioneert, heeft die status uitsluitend verkregen door de aan betaling van dat bedrag veelal verbonden fiscale gevolgen.
Het lijkt echter minder juist de alimentatie alleen te relateren aan de (soms vermeende) fiscale gevolgen. In de eerste plaats kunnen die gevolgen (buitengewone lastenaftrek) ook al ontstaan wanneer — naast betaling van een lagere alimentatie dan ƒ 250.- per maand — door de niet verzorgende ouder anderszins kosten voor het kind worden besteed (bijvoorbeeld in het kader van de omgangsregeling). Bovendien was tot op heden niet duidelijk of dit bedrag in enig redelijk verband staat met datgene wat kinderen hun ouders kosten.
Voor de bestudering en beantwoording van de vraag ‘Wat kost een kind’ is een subwerkgroep2. gevormd die het thans gepubliceerde rapport heeft voorbereid en geformuleerd. De in dit rapport neergelegde maatstaven en voorstellen zijn in de werkgroep alimentatienormen besproken en aanvaard. De onderhavige publicatie bevat dan ook een verantwoording van de aanbeveling welke de werkgroep alimentatienormen in de nieuw te publiceren versie van de Alimentatienormen zal doen om bij de bepaling van kinderalimentatie de gevonden draagkracht te kunnen toetsen aan de werkelijke behoefte.
De werkgroep heeft nog geen goede maatstaf gevonden voor de bepaling van de ‘kosten’ van jongmeerderjarigen die veelal een WSF-uitkering ontvangen. De in dit rapport ontwikkelde maatstaven kunnen bij alimentatieverzoeken met betrekking tot deze categorie dan ook niet worden gehanteerd.
Wat kosten kinderen hun ouders?
Bij nadere bestudering van de vraag wat onder kosten van kinderen te verstaan is, bleek dat de werkgroep in wezen niet te weten wilde komen: ‘wat kosten kinderen’ maar: ‘wat kosten kinderen hun ouders’; met andere woorden welk aandeel van de totale kosten plegen de ouders uit hun inkomen te bestrijden. Immers, voor ieder kind tot 18 jaar wordt kinderbijslag ontvangen zodat automatisch een deel van de kosten die in totaal voor een kind worden gemaakt, wordt bestreden door de voor dat kind ontvangen kinderbijslag, welke, naar bekend mag worden verondersteld, varieert naar leeftijd en aantal van de kinderen.
Het voorgaande brengt mee dat de werkgroep in het hiernavolgende van de volgende terminologie zal uitgaan:
- —
Kosten van een kind: het totaal per maand aan het kind bestede bedrag.
- —
Eigen aandeel ouders in de kosten van het kind: dat deel van de voormelde kosten dat door de ouders per maand uit hun inkomsten (zonder bijtelling van kinderbijslag) wordt bestreden.
In de ideale situatie zouden de kosten van een kind in elk geval van alimentatievaststelling individueel berekend moeten worden. Omdat dit een moeilijke en tijdrovende zaak is, wordt tot dusver voor een schatting van de kosten van kinderen in de praktijk één van de volgende drie maatstaven gehanteerd:
- 1.
de kosten van kinderen volgens het NIBUD/CBS
- 2.
pleeggeldvergoeding, en
- 3.
de uitkering voor wezen krachtens de AWW.
Tabel 1 geeft voor een aantal situaties een overzicht van de verschillende bedragen. Voor de NIBUD/CBS cijfers zijn de berekeningen gemaakt voor het minimum en het maximum van de kostenrange van de hoogste inkomensgroep.3. Bij vergelijking blijkt dat voor één kind het berekende eigen aandeel minder uiteen loopt dan bij meerdere kinderen. Bij meerdere kinderen zijn de NIBUD/CBS cijfers (veel) lager dan de andere twee maatstaven. Uit ons onderzoek bleek dat dit onder andere wordt veroorzaakt door het feit dat de Nibud/CBS bedragen per twee of drie kinderen gegeven zijn en rekening houden met schaalvoordelen, terwijl de andere twee maatstaven bedragen per kind zijn.
Maatstaf kosten | 1 kind | 2 kinderen | 3 kinderen |
---|---|---|---|
15 jaar | beiden 15 jaar | beiden 15 jaar | |
Kinderbijslag | 181 | 423 | 513 |
KOSTEN | |||
697 | 1395 | 2093 | |
Pleeggeld | 615 | 1230 | 1600 |
Nibud/CBS min | 660 | 960 | 1180 |
Nibus/CBS max | 840 | 1160 | 1420 |
EIGEN AANDEEL | |||
516 | 972 | 1580 | |
Pleeggeld | 434 | 807 | 1087 |
Nibud/CBS min | 479 | 537 | 667 |
Nibus/CBS max | 659 | 737 | 907 |
Bovenstaande voorbeelden laten duidelijk zien dat het uit een oogpunt van rechtsgelijkheid wenselijk is te trachten één uitgangspunt te kiezen voor de bepaling van de behoefte aan kinderalimentatie. In deze notitie wordt die keus gemaakt en verantwoord.
De kosten van kinderen: een keuze
Alvorens de keuze van de werkgroep uit de drie hierboven beschreven maatstaven te verantwoorden, dient opgemerkt te worden dat waar het gaat om één kind, de drie maatstaven niet tegenstrijdig zijn. Zie tabel 1. Er ontstaan problemen wanneer het gaat om meerdere kinderen en wanneer de kosten afhankelijk van het inkomen moeten worden bepaald. De werkgroep heeft een diepgaande studie gemaakt van de hiervoor genoemde maatstaven en de daaraan ten grondslag liggende cijfers.
Uit alle onderzoeken blijkt dat de in de praktijk werkelijk gemaakte kosten van kinderen afhangen van twee belangrijke factoren: het aantal kinderen en het inkomen. Als bij de vaststelling van de behoefte aan kinderalimentatie met deze twee factoren rekening moet worden gehouden, dan is er geen andere keuze mogelijk dan de CBS/NIBUD-cijfers. Uit vergelijking van de diverse maatstaven bleek namelijk dat de beide andere maatstaven (pleeggeldvergoeding en AWW) geen rekening houden met het inkomen van de ouders of het aantal kinderen. Voor het maken van een tabel ‘eigen aandeel in de kosten van kinderen’ is daarom gekozen voor de CBS-cijfers.
De kosten van kinderen volgens het NIBUD/CBS
De tabel ‘kosten van kinderen’ van het NIBUD is gebaseerd op resultaten van onderzoek van het CBS.4. Het CBS heeft voor een aantal inkomensklassen en voor één, twee of drie kinderen gemiddelde kosten van kinderen berekend met behulp van de data van de Doorlopende Budgetonderzoeken. Deze criteria zijn gekozen, omdat blijkt dat deze als hiervoor vermeld de belangrijkste verklarende variabelen zijn voor de kosten van kinderen. Daar komt bij dat ze voor het gebruik eenvoudig toepasbaar zijn. Hierna zal kort uiteengezet worden hoe de berekeningen door het CBS zijn gemaakt.
Het CBS organiseert jaarlijks een Budgetonderzoek onder ongeveer 2000 huishoudens. Deze huishoudens houden een jaar lang al hun inkomsten en uitgaven bij met behulp van een soort kasboek. Om de kosten van kinderen te berekenen worden van een aantal jaren alle huishoudens (met kinderen) genomen en samengevoegd tot één bestand met daarin de inkomsten en uitgaven per huishouden. Vervolgens moeten de uitgaven worden toebedeeld aan de ouder(s) of aan de kinderen. Bij meerdere kinderen worden de aan de kinderen toe te rekenen uitgaven aan de kinderen gezamenlijk toegerekend en niet aan elk kind afzonderlijk. Deze methode wordt de ‘budgetverdelingsmethode’ genoemd.
Voor de verdeling van de uitgaven tussen ouders en kinderen worden zogenoemde ‘verdeelsleutels’ gehanteerd. Er worden vier hoofdgroepen onderscheiden (zie noot 4):
- 1.
Uitgaven die individueel toe te rekenen zijn aan de afzonderlijke leden van het huishouden, bijvoorbeeld voeding. De totale kosten aan voeding van het huishouden worden volgens een bepaalde verhouding over de verschillende leden van het huishouden verdeeld.
- 2.
Uitgaven die uitsluitend ten behoeve van de kinderen worden gedaan. Denk hierbij aan kinderkleding en speelgoed.
- 3.
Uitgaven die volledig los staan van de aanwezigheid van kinderen. Voorbeelden hiervan zijn groot onderhoud van de woning, de gemeentelijke heffingen en sommige verzekeringen.
- 4.
Uitgaven die ten behoeve van de gezamenlijke leden van het huishouden worden gedaan. Hieronder vallen bijvoorbeeld uitgaven aan wonen, inventaris en persoonlijke verzorging. Voor deze uitgaven is moeilijk aan te geven aan wie deze specifiek moeten worden toegeschreven. Er moet dus een verdeelsleutel worden gevonden.
Verdeelsleutels in deze groep zijn:
- 4a.
Het ruimtebeslag van de woning. Deze sleutel wordt bijvoorbeeld gebruikt om de woonlasten te verdelen.
- 4b.
De penetratiegraad van artikelen in huishoudens met kinderen ten opzichte van huishoudens zonder kinderen. De aanschaf van duurzame consumptiegoederen die vaker aanwezig zijn in huishoudens met kinderen dan in huishoudens zonder kinderen, wordt dan (deels) aan de kinderen toegeschreven. Voorbeelden hiervan zijn muziekinstrumenten en huishoudelijke apparatuur. 4c. Een verband van de uitgaven met de kinderen. Uit onderzoek blijkt dat de energie-uitgaven afhankelijk zijn van de grootte van het huishouden. De meerkosten van huishoudens met kinderen ten opzichte van huishoudens zonder kinderen worden dan aan de kinderen toegerekend.
Voor de recreatieve uitgaven wordt een mengvorm gebruikt, afhankelijk van de soort kosten (reiskosten, voeding).
Resumerend, de CBS-studies naar de kosten van kinderen zijn de meest uitgebreide die in Nederland worden gehouden. Alle aan de kinderen toe te schrijven kosten worden direct of indirect aan de kinderen toegeschreven. De kosten worden berekend voor alle kinderen tezamen in het huishouden, niet voor elk kind apart. Tabel 2 geeft een overzicht van enkele resultaten van het onderzoek van 1981.
Uitgavenpost | 1 kind | 2 kinderen | 3 kinderen | |||
---|---|---|---|---|---|---|
12–17 jaar | 12–17 jaar | 12–17 jaar | ||||
Gemiddeld inkomen5. | 2244 | 45236. | 2275 | 459723 | 2258 | 448923 |
Totale kosten kinderen | 490 | 737 | 757 | 1110 | 869 | 1303 |
Voeding | 192 | 221 | 308 | 356 | 377 | 429 |
Woning | 67 | 88 | 138 | 190 | 172 | 227 |
Kleding | 58 | 85 | 110 | 132 | 108 | 144 |
Persoonl/gen.verzorging | 39 | 11645 | 175 | 43 | 208 | |
Ontwikkeling, Ontspanning en verkeer | 116 | 211 | 143 | 239 | 165 | 284 |
Overige uitgaven | 17 | 15 | 18 | 18 | 12 | 16 |
Bron: drs. A.A.W. van Gessel-Dabekaussen en drs. H.M.N. Diederen. Kosten van Kinderen, 1981.
In: CBS Supplement sociaal economische maandstatistiek, oktober 1985
Eigen bijdrage in de kosten van kinderen: de tabel
Om een tabel te maken met bedragen voor het eigen aandeel in de kosten van kinderen gaan we als volgt te werk. Hierboven is uitgelegd dat wordt uitgegaan van de data van het CBS. De kosten van kinderen worden door het CBS berekend als een percentage van het inkomen. Aangezien het CBS de kosten heeft berekend voor maximaal 3 kinderen, is er ook voor maximaal 3 kinderen een tabel te maken. De percentages van het totaal besteedbaar inkomen als kosten van kinderen zijn berekend voor een, twee en drie kinderen, ieder weer onderverdeeld in drie klassen:
- —
uitsluitend kinderen van 0 tot en met 5 jaar.
- —
oudste kind 6 tot en met 11 jaar, en
- —
oudste kind 12 tot en met 17 jaar.
Uit onderzoeken van het CBS blijkt dat de percentages tamelijk stabiel zijn in de loop van de jaren en weinig variatie vertonen met de hoogte van het inkomen.
Tot de kosten worden alle uitgaven gerekend die ouders ten behoeve van de kinderen doen, met uitzondering van de premie voor de ziektekostenverzekering.
Inkomen
Onder inkomen wordt in de studie van het CBS verstaan het arbeidsinkomen (loon, vakantiegeld e.d.), sociale uitkeringen, winsten, renten, alimentaties, kinderbijslag, woonsubsidies, studietoelagen en andere inkomsten van leden van het huishouden na aftrek van belastingen en sociale premies. Belastingvoordelen zijn eveneens tot het netto inkomen gerekend.
Er zijn inkomensklassen gemaakt, met als minimum inkomen het inkomen waarbij kinderalimentatie wordt opgelegd: het bijstandsinkomen voor een alleenstaande (ƒ 1265) vermeerderd met de vrijlating voor bijverdiensten (ƒ 180), samen ƒ 1445 (afgerond is dat ƒ 1500).
Kinderbijslag
Gezien de klassen voor de leeftijden van de kinderen en de leeftijdsindeling van de kinderbijslagtabel, moet voor de kinderbijslag een gemiddelde worden genomen. De volgende bedragen zijn hiervoor gekozen:
categorie | kinderbijslag voor: |
---|---|
1 kind 0–5: | één kind 4 jaar |
1 kind 6–11: | één kind 8 jaar |
1 kind 12–17 jaar: | één kind 15 jaar |
2 kinderen, oudste kind 0–5 jaar: | twee kinderen 4 jaar |
2 kinderen, oudste kind 6–11 jaar: | kind 4 jaar en kind 8 jaar |
2 kinderen, oudste kind 12–17 jaar: | kind 8 jaar en kind 15 jaar |
3 kinderen, oudste kind 0–5 jaar: | drie kinderen 4 jaar |
3 kinderen, oudste kind 6–11 jaar: | één kind 4 jaar en twee kinderen 8 jaar |
3 kinderen, oudste kind 12–17 jaar: | één kind 8 jaar en twee kinderen 15 jaar |
De bedragen zijn inclusief de toeslagen.
Berekening eigen bijdrage kosten voor kinderen
Uit de meest recente studie van het CBS blijkt dat de kosten van één, twee en drie kinderen respectievelijk gemiddeld 17, 25 en 32 procent van het totale huishoudensinkomen zijn.7.
Een cel in de tabel wordt als volgt berekend. Het inkomen plus de kinderbijslag is het totaal besteedbaar inkomen. Door dit te vermenigvuldigen met een percentage om de kosten te berekenen en hiervan vervolgens de kinderbijslag weer af te trekken, krijgen we het gezochte bedrag. In formules:
eigen bijdrage = kosten − kinderbijslag.
kosten = (inkomen + kinderbijslag) = percentage.
dus eigen bijdrage = (inkomen + kinderbijslag)8.
percentage — kinderbijslag
De tabel
De berekeningen geven aan: naarmate er meer kinderen in het huishouden zijn of ouder zijn, stijgen de totale kosten van de kinderen, maar dalen de gemiddelde kosten per kind. De systematiek van de kinderbijslag is echter in strijd met dit gegeven: de kinderbijslag per kind stijgt naarmate er meer kinderen zijn. Het resultaat daarvan is dat de gevonden eigen bijdrage in de kosten van kinderen lager wordt wanneer er bij hetzelfde inkomen meer kinderen zijn.
De kolommen worden berekend als hierboven uitgelegd. De tabel voor drie kinderen is ook te gebruiken indien er meer dan drie kinderen in het gezin zijn. In verband met het hiervoor omschreven fenomeen dat de eigen bijdrage voor drie kinderen lager kan uitvallen dan voor twee, blijkt de tabel voor drie kinderen dus lagere cijfers te kunnen opleveren dan die voor twee kinderen. Ook worden de bedragen lager naarmate de kinderen ouder zijn.
Wat betreft de indeling van de inkomensklassen heeft de werkgroep gekozen voor een vrij globale
indeling zoals gepresenteerd in tabel 3.
Tabel 3 geeft de resultaten. In de tabel zijn de bedragen afgerond op ƒ 10.
Ten slotte, de tabel is op simpele wijze aan te passen aan de nieuwste kinderbijslagbedragen. Wanneer het CBS (eens in de tien jaar) nieuwe studies publiceert over de kosten van kinderen, zijn ook de percentages aan te passen.
In de jaarlijkse bijstelling van de Alimentatienormen zal ook deze tabel telkens zonodig worden aangepast.
Tabel eigen bijdrage kosten van kinderen: het gebruik (het gebruik van de tabel9.)
Het inkomen
Met ‘inkomen’ in de tabel is bedoeld het netto-besteedbaar inkomen van het gezin tijdens het huwelijk dan wel het netto-besteedbaar inkomen van de alimentatieplichtige ouder voor zover dat voormeld gezinsinkomen te boven gaat. Dit netto-besteedbaar inkomen dient volgens de thans geldende tremanormen te worden bepaald: afhankelijk van het soort inkomen volgens de bruto of netto methode. Voor zover het gezinsinkomen door beide ouders werd verdiend, moeten beide netto inkomens worden opgeteld.
Tabel 3 Eigen aandeel kosten van kinderen per maand' (tabel voor 1994) aantal en leeftijd kinderen
netto gezinsinkomen | 1 – 5 jaar | 6 – 11 jaar | 12 – 17 jaar |
---|---|---|---|
1500 – 2000 | 170 – 260 | 140 – 220 | 100 – 190 |
2000 – 2500 | 260 – 340 | 220 – 310 | 190 – 270 |
2500 – 3000 | 340 – 430 | 310 – 390 | 270 – 360 |
3000 – 4000 | 430 – 600 | 390 – 560 | 360 – 530 |
4000 – 5000 | 600 – 770 | 560 – 730 | 530 – 700 |
5000 en hoger | Vanaf 770 | Vanaf 730 | Vanaf 700 |
netto gezinsinkomen | 1 – 5 jaar | 6 – 11 jaar | 12 – 17 jaar |
---|---|---|---|
1500 – 2000 | 200 – 320 | 160 – 290 | 90 – 220 |
2000 – 2500 | 320 – 450 | 290 – 430 | 220 – 340 |
2500 – 3000 | 450 – 570 | 410 – 540 | 340 – 470 |
3000 – 4000 | 570 – 820 | 540 – 790 | 470 – 720 |
4000 – 5000 | 820 – 1070 | 790 – 1040 | 720 – 970 |
5000 en hoger | Vanaf 1070 | Vanaf 1040 | Vanaf 970 |
netto gezinsinkomen | 1 – 5 jaar | 6 – 11 jaar | 12 – 17 jaar |
---|---|---|---|
1500 – 2000 | 230 – 390 | 160 – 320 | 60 – 220 |
2000 – 2500 | 390 – 550 | 320 – 480 | 220 – 380 |
2500 – 3000 | 550 – 710 | 480 – 640 | 380 – 540 |
3000 – 4000 | 710 – 1030 | 640 – 960 | 540 – 860 |
4000 – 5000 | 1030 – 1350 | 960 – 1280 | 860 – 1180 |
5000 en hoger | Vanaf 1350 | Vanaf 1280 | Vanaf 1180 |
Toelichting
De tabel is ontworpen om bij de vaststelling van kinderalimentaties eenduidige richtlijnen te hebben voor de vaststelling van de behoefte van de kinderen aan een bijdrage in hun levensonderhoud door de niet verzorgende ouder. Zolang ouders niet gescheiden zijn is het gezinsinkomen bepalend voor de uitgaven die ten behoeve van het kind worden gedaan. Dit gezinsinkomen moet dan ook de maatstaf zijn bij het hanteren van de tabel, ook na de echtscheiding. Dit impliceert een duidelijke keus: de kinderen moeten in beginsel nier slechter af zijn na en door de echtscheiding van hun ouders.
Bij het hanteren van de tabel moet niet uit het oog worden verloren dat deze slechts bedoeld is om als toetssteen te dienen voor hetgeen de kinderen kosten. Pas bij de berekening van de draagkracht zal blijken of de gevonden draagkracht oplegging van het gevonden ‘eigen aandeel’ als alimentatie toelaat.
Indien beide ouders vóór de echtscheiding een inkomen verwierven en die situatie duurt voort na de echtscheiding, dan is het voor de hand liggend dat aan de niet verzorgende ouder dat deel van de eigen bijdrage aan alimentatie wordt opgelegd (als diens draagkracht dat toelaat) dat naar rato van het inkomen van beide ouders, en rekening houdend met eventueel andere factoren, voor diens rekening behoort te komen.
In beide gevallen (één of beide ouder(s) hebben een eigen inkomen) kunnen nadien wijzigingen optreden, zowel ten aanzien van het verwerven van het inkomen als van de hoogte daarvan. Verlaging of wegvallen van een inkomen na de echtscheiding behoort op grond van het hiervoor gekozen uitgangspunt dat het welvaartsniveau ten tijde van echtscheiding in beginsel bepalend is voor de bepaling van de kosten van kinderen geen invloed te hebben op de bepaling van de kosten van de kinderen. Wel kunnen die wijzigingen meebrengen dat de op de gewone wijze berekende draagkracht van de alimentatieplichtige ouder betaling van het aldus gevonden bedrag niet (meer) toelaat.
Verhoging van de draagkracht van de niet verzorgende ouder behoort wel invloed uit te oefenen op de vaststelling van de behoefte: indien het huwelijk zou hebben voortgeduurd zou die verhoging immers ook een positieve invloed hebben uitgeoefend op het bedrag dat ten behoeve van de kinderen zou zijn uitgegeven. Voor het geval het inkomen van de alimentatieplichtige ouder het voormalige gezinsinkomen overschrijdt is daarom vanaf dat moment dat hogere inkomen de maatstaf voor de bepaling van de kosten van de kinderen.
De tabel voor twee en drie of meer kinderen geldt, in verband met de samenhang met de kinderbijslagbedragen en het feit dat besparing door meer kinderen alleen optreedt als de kinderen in één gezin verblijven, alleen voor kinderen die in hetzelfde gezin worden verzorgd en opgevoed.
De percentages die de kosten van kinderen bepalen, zijn onafhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Aangezien kinderbijslag hoger wordt naarmate de kinderen ouder zijn, daalt het eigen aandeel als de kinderen ouder zijn.
Zoals hiervoor als aangegeven zijn er nog geen maatstaven te ontwikkelen voor de ‘kosten’ van z.g. WSF-kinderen. Daarom kan de tabel voor deze categorie geen houvast bieden. Als er in het gezin van de verzorgende ouder twee kinderen wonen en een derde elders (hetzij bij de andere ouder, hetzij uithuiswonend met een WSF-toelage) dan geldt voor de behoefte bepaling van de twee thuiswonende kinderen de tabel voor twee kinderen.
Correcties
Aangezien voor de bepaling van de tabel eigen aandeel in de kosten van kinderen uitgegaan is van de door het CBS vastgestelde standaardbedragen, moet worden aangegeven welke kosten wel, en welke kosten niet of onvoldoende in de vaste bedragen zijn begrepen.
Niet in de standaardbedragen is begrepen de premie voor een particuliere ziektekostenverzekering. Indien de kinderen na de echtscheiding particulier verzekerd blijven, dient de ruimte hiervoor opgeteld te worden bij het in de tabel gevonden bedrag. Verder zijn in de standaardbedragen alle normale kosten, zoals die voor voeding en kleding, begrepen. Echter, de extra kosten voor kinderen met een (zware) handicap, of hoge kosten voor kinderen die topsport bedrijven, zijn zo uitzonderlijk dat ze niet begrepen kunnen zijn in de standaardbedragen voor de kosten van kinderen.
Er moet dus worden aangegeven in welke situaties de standaardbedragen voor de kosten van kinderen (naar boven toe) bijgesteld moeten worden. Het aangeven wanneer, en hoe een bijstelling moet plaatsvinden kan alleen gebeuren in globale termen. In de eerste plaats omdat allerlei kosten/activiteiten tegen elkaar uitwisselbaar zijn. Bijvoorbeeld, wanneer in de kosten van kinderen een bepaald bedrag begrepen is voor ‘ontspanning’, dan kan dat bedrag op verschillende manieren worden ingevuld: van paardrijden of vioolles tot het bouwen van een modelspoorwegbaan of het sparen van postzegels. In de tweede plaats, omdat hoge uitgaven aan de ene uitgavenpost samen moeten gaan met lage uitgaven aan een andere post. Met andere woorden, meer dan gemiddelde uitgaven aan kleding behoeft niet te betekenen dat er voor de post kleding een correctie moet plaatsvinden, omdat die gecompenseerd worden door minder uitgaven aan een andere post.
Correctie posten moeten dus kosten zijn die niet of onvoldoende in de gehanteerde kosten van kinderen zitten en bovendien niet te compenseren zijn met andere uitgavenposten. Voorbeelden van kosten die naast de premie voor de particuliere ziektekostenverzekering volgens de werkgroep in aanmerking komen voor correctie zijn de kosten van een gehandicapt kind, kosten topsport, privélessen, (hoge) schoolgelden en hoge oppaskosten i.v.m. de verwerving van inkomen.
Ten slotte
De tabel is ontworpen om gebruikt te worden als maatstaf voor de bepaling van het eigen aandeel van de ouders in de kosten van (minderjarige) kinderen. Voor de vraag of het gevonden bedrag als alimentatie moet worden opgelegd blijft de draagkracht bepalend. De werkgroep beveelt het gebruik van de tabel van harte aan omdat daarmee wordt aangesloten bij hetgeen kinderen in de praktijk feitelijk blijken te kosten. Maatgevend worden daarmee die bedragen die reëel voor kinderen worden uitgegeven in de diverse inkomensgroepen. Discussies met betrekking tot de kosten van kinderen zullen alleen nog over de hiervoor genoemde uitzonderlijke kosten gevoerd behoeven te worden. Benadrukt wordt ten slotte dar het gaat om een maatstaf voor de bepaling van de feitelijke (d.i. redelijkerwijs in de desbetreffende inkomensklasse) te maken kosten voor de kinderen.
Alimentatieplichtige ouders die hogere bedragen willen betalen kunnen dit dus (blijven) aanbieden en doen.
Voetnoten
de samenstelling van de werkgroep was als volgt:mr. E.J.M. Boogaard-Derix, rechtbank Roermond, mr. F.J. Fernhout, rechtbank Maastricht, mr. C.H.M.Kampert-Touwen, rechtbank Haarlem, mr. H. Nouwen-Kronenberg (tot juli 1993), rechtbank Dordrecht, mr. M.Pel, gerechtshof Arnhem (voorzitter), mr. A.C. Quik-Schuit, rechtbank Utrecht en drs. A. Luten, namens het Nibud.In dit rapport is gebruik gemaakt van het op 23 februari 1993 aan het ministerie van justitie uitgebrachte advies met betrekking tot forfaitaire kinderalimentatie. De werkgroep die dat advies formuleerde was samengesteld uit vertegenwoordigers van Divosa, de Raden door de Kinderbescherming (VVS), de NVvR en het Nibud en wel als volgt:Divosa: mr. T. Willemsen, mr. W. Vonk en mr. N. BabbekoVVS: J. Bergsma, mr. J. Kruis en mr. E.K.L.M. HoffmansNibud: drs. A. LutenNVvR: mr. M. Pel (voorzitter), mr. N.H. Nouwen-Kronenberg en mr. M.B. Werkhoven
Nibud. Kosten van kinderen. Den Haag 1993, pagina 34/35
drs. A.A.W.M. van Gessel-Dabekaussen en drs. H.M.N. Diederen. Kosten van Kinderen, 1981. In: CBS Supplement sociaal economische maandstatistiek oktober 1985.
Exclusief kinderbijslag
particulier verzekerd voor ziektekosten
J.M.P. Schiepers, A.A.M.W. van Gessel-Dabekaussen en A.J. Elkink.Equivalentiefactoren volgens de budgetverdelingsmethode. Den Haag 1993
Indien het kind/de kinderen particulier tegen ziektekosten is/zijn verzekerd moet het (totale) bedrag van de premie voor het kind/de kinderen bij het bedrag van de tabel worden opgeteld.
Zie voor uitgebreide voorbeelden: mr. M. Pel, kinderalimentatie, kosten van kinderen, FJR-1994, 3 blz 18 e.v.
voor twee en drie kinderen geeft de tabel het totale eigen aandeel van de ouders in de kosten van die twee of drie kinderen aan.