Rb. 's-Gravenhage, 31-01-2008, nr. 303699 / KG 08-122
ECLI:NL:RBSGR:2008:BC3400
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
31-01-2008
- Zaaknummer
303699 / KG 08-122
- LJN
BC3400
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2008:BC3400, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 31‑01‑2008; (Kort geding)
Uitspraak 31‑01‑2008
Inhoudsindicatie
Eiser wordt verdacht van moord dan wel doodslag op zijn partner. Hij is op deze verdenking in verzekering gesteld. Eiser vordert gedaagde te bevelen om het lichaam van het slachtoffer onmiddellijk, doch vóór de crematie, in beslag te nemen en tot op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum in beslag te houden. Nadere sectie op het lichaam is in het belang van de verdediging en de waarheidsvinding. In geschil is of het openbaar ministerie, als orgaan van gedaagde, opnieuw tot inbeslagneming van het lichaam moet overgaan om de mogelijkheid te behouden dat eiser een nader onderzoek of een tegenonderzoek laat verrichten op het lichaam. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een voldoende antwoord gegeven op de vragen van de kant van eiser. De bevindingen van de patholoog zijn en worden ruim gedocumenteerd, er zijn geen aanwijzingen voor de veronderstelling dat het toepasselijke protocol niet is nageleefd en er kan ook na de crematie nog nader weefselonderzoek plaatsvinden. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor serieuze twijfel aangaande de doodsoorzaak. Gelet op dit een ander valt de hier vereiste afweging van belangen in het nadeel van eiser uit. Inbeslagneming van het lichaam is niet nodig. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.
Partij(en)
RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 31 januari 2008,
gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer 303699 / KG 08-122 van:
[eiser],
thans verblijvende in PI [[...]] te [plaats],
eiser,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
advocaat mr. C. Wendenburg te Dordrecht,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie),
zetelende te Den Haag,
gedaagde,
procureur mr. C.M. Bitter.
1. Het procesverloop
Eiser heeft gedaagde op 31 januari 2008 te 8.35 uur doen dagvaarden om op 31 januari 2008 om 10.00 uur te verschijnen ter zitting van de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De zaak is op die datum behandeld en er is spoedshalve op die zitting mondeling uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 31 januari 2008 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Op of kort vóór 25 januari 2008 is te [plaats] overleden mevrouw [A] (hierna: [A]), oud 57 jaar. [A] was de partner van eiser. Eiser wordt verdacht van moord dan wel doodslag op [A]. Hij is op 25 januari 2008 op deze verdenking in verzekering gesteld. Eiser heeft bekend het slachtoffer letsel te hebben toegebracht.
2.2.
Op het lichaam van [A] is sectie verricht door de arts-patholoog F.R.W. van de Goot, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut (NFI). In het daarvan opgemaakte voorlopige sectierapport (hierna: het rapport) van 24 januari 2008 heeft deze patholoog de volgende samenvatting van zijn bevindingen gegeven:
'(...)
- A.
Uitwendig:
(...)
2- Er waren met name links/centraal aan de hals meerdere diepe huidklievingen met klieving van onderliggende weke delen.(...)
4- Er was rechts, hoog aan de borst een scherprandige huidperforatie met onderliggend steekkanaal.
(...)
- B.
Inwendig:
1-Onder letsel Sub A2 was klieving van de weke delen van de hals, van linker halsader, van het strottenhoofd en de slokdarm. Het strottenhoofd was net onder het strottenklepje geheel doorkliefd en aan de voorzijde ook nog herhaaldelijk aangesneden. Er was vrijwel geen bloed in het wondvlak en er was weinig bloed in de luchtpijp.
(...)
3- Er was onder Sub A4 een steekkanaal dat gemeten aan het lichaam in horizontale en gestrekte positie een lengte had van circa 13 cm. het steekkanaal verliep van voor naar achter, naar links en naar onderen. In het steekkanaal lagen oa de aorta (2 x doorstoken), de luchtpijp (1 x doorstoken) de wand van de linker boezem (4 x doorstoken).
4- Er was veel bloed in de weke delen van het middenschot.
5- Er was circa 200 ml bloed in het hartzakje.
- C.
Algemeen:
1- Er waren geen aanwijzingen voor ziekelijke afwijkingen die een rol hebben gespeeld (...) bij het intreden van de dood.
- D.
Verder onderzoek:
1- Microscopie, letseldatering, toxicologisch onderzoek en materiaal voor eventueel Kras-, Indruk- en Vormsporen onderzoek. Teven werd materiaal voor eventueel vergelijkend DNA onderzoek veilig gesteld.
(...)
Bij sectie werden vele letsels gezien. Er was sprake meervoudig klievend geweld aan de hals met doorsnijden van de luchtpijp, de slokdarm en de linker halsader. Dit was het gevolg van het herhaaldelijke inwerking van uitwendig snijdend mechanisch geweld zoals bijvoorbeeld kan optreden bij het herhaaldelijk snijden met één of meerdere messen. In het wondbed was vrijwel geen bloed en er was weinig bloed in de luchtpijp. Het is derhalve mogelijk dat ten tijde van het doorklieven van de hals geen, of vrijwel geen bloedcirculatie meer aanwezig was.
Er was sprake van een huidperforatie rechts aan de borst (Sub A4). (...) Gezien de grote hoeveelheid bloed in de weke delen van de borst en in het hartzakje was dit bij leven opgelopen en het kan het intreden van de dood reeds zondermeer verklaren op basis van bloedverlies. Van de overige letsels aan het lichaam toonden sommige onderliggende bloeduitstorting en wondreacties, andere toonden dit niet. Het is derhalve waarschijnlijk dat een deel van de letsels tijdens of na het stoppen van de bloedcirculatie zijn toegebracht.
(...)
Voorlopige conclusie:
Bij (...) [A] (...) was bloedverlies tgv herhaaldelijk stekend en snijdend geweld de oorzaak van het intreden van de dood. Het is waarschijnlijk dat letsel Sub A4/B3 hierbij de hoofdrol heeft gespeeld.'.
2.3.
De in strafzaken bevoegde rechter-commissaris heeft op 28 januari 2008 de inbewaringstelling van eiser bevolen voor de duur van veertien dagen.
2.4.
Op 28 januari 2008 heeft de officier van justitie het lichaam van [A] vrijgegeven aan haar nabestaanden. De crematie van [A] staat gepland voor 31 januari 2008 te 13.00 uur.
2.5.
Met een brief van 30 januari 2008 heeft de advocaat van eiser aan de zaaksofficier van justitie te [plaats] gevraagd om nadere onderzoekshandelingen te (doen) verrichten, zoals luminolonderzoek en een tweede sectie op het lichaam van [A]. De officier van justitie heeft het verzoek om een tweede sectie op het lichaam afgewezen.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
3.1.
Eiser vordert - zakelijk weergegeven - gedaagde te bevelen om het lichaam van [A] onmiddellijk, doch vóór de crematie, in beslag te nemen en tot op een door de voorzieningenrechter te bepalen datum in beslag te houden.
3.2.
Daartoe voert eiser het volgende aan.
Gedaagde handelt onrechtmatig jegens hem door een tegenonderzoek op het lichaam van [A] te frustreren. Nadere sectie op het lichaam is in het belang van de verdediging en de waarheidsvinding. Het huidige voorlopige sectierapport geeft onvoldoende duidelijkheid over de exacte doodsoorzaak van [A], de handeling die tot haar overlijden heeft geleid en de volgorde van handelen van eiser. Daarnaast is het protocol voor gerechtelijke sectie niet nageleefd, nu enige daarin voorgeschreven onderzoekshandelingen niet zijn verricht. Zo is nagelaten om uit te sluiten dat er sprake is geweest van aangeboren of ziekelijk orgaanletsel dat van betekenis kan zijn geweest voor het overlijden. Bovendien is niet duidelijk welke onderzoeksmethode is toegepast en welke andere onderzoekers van het NFI zijn ingeschakeld. Dit alles is van belang om de strafbaarstelling van de gedraging en de strafbaarheid van eiser te kunnen beoordelen. Deze onderzoeken kunnen na de crematie niet meer plaatsvinden.
3.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat voor zover nodig hierna zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1.
Eiser legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat gedaagde jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vorderingen gegeven. Eiser is in zijn vordering ook ontvankelijk. Voor hetgeen hij wil bereiken staan hem immers geen andere mogelijkheden, in het bijzonder ook geen strafrechtelijke beroepsmogelijkheden, ten dienste.
4.2.
In geschil is of het openbaar ministerie, als orgaan van gedaagde, opnieuw tot inbeslagneming van het lichaam van [A] moet overgaan om de mogelijkheid te behouden dat eiser een nader onderzoek of een tegenonderzoek laat verrichten op het lichaam van [A].
4.3.
Voorop staat dat aan een verdachte in beginsel het recht op een tegenonderzoek niet kan worden ontzegd. Aan de orde is de vraag of eiser in dit geval dit belangrijke, in beginsel aan hem toekomende, recht kan uitoefenen, met de onvermijdelijke consequentie dat de crematie vandaag niet kan doorgaan. Beantwoording van deze vraag maakt een afweging van belangen nodig. Aan de ene kant staat het belang van eiser bij nader onderzoek aan het lichaam, om vastgesteld te krijgen wat de exacte doodsoorzaak is, mede tegen de achtergrond van het aan hem gemaakte zware strafrechtelijke verwijt. Aan de andere kant staan de redenen die het openbaar ministerie heeft aangevoerd om niet opnieuw tot strafrechtelijke inbeslagneming over te gaan en de belangen van de nabestaanden op uitvoering van de crematie (die overigens los kan worden gezien van de crematieplechtigheid).
4.4.
In het kader van deze belangenafweging dient aandacht te worden gegeven aan de gronden die eiser heeft doen aanvoeren voor zijn wens tot nader onderzoek aan het lichaam van [A]. Bij deze afweging is ook van belang welk nader onderzoek - in de vorm van het vragen van een second opinion of anderszins - nog mogelijk is na de crematie van het lichaam.
4.5.
Kort gezegd heeft eiser de volgende gronden aangevoerd. De precieze doordsoorzaak is niet duidelijk. Er zijn weliswaar diepe steekwonden aangetroffen, maar het staat niet vast in welke volgorde de steken zijn toegebracht. In het bijzonder is niet volkomen duidelijk of [A] misschien al was overleden voordat zij werd gestoken. Het voorlopige sectierapport sluit mogelijke andere doodsoorzaken niet volledig uit. Daarnaast is niet gebleken dat het toepasselijke protocol voor secties als deze in alle opzichten is nageleefd.
4.6.
Ter zitting is de arts-patholoog die de sectie heeft verricht gehoord. Hij heeft, mede aan de hand van foto's van het lichaam, een toelichting gegeven op zijn werkwijze, zijn bevindingen en zijn rapportage. De advocaat van eiser heeft gebruikgemaakt van de gelegenheid om de patholoog vragen te stellen.
4.7.
De patholoog heeft verklaard dat het hoogst waarschijnlijk is [A] is overleden door bloedverlies, dat is veroorzaakt door de messteek in de borst, zoals omschreven onder A4 en B3 van het rapport. Uit de omstandigheid dat bij deze borstwond in de inwendige weke delen en het hartzakje veel bloed is geconstateerd, heeft de patholoog de conclusie getrokken dat [A] op dat moment nog in leven was. Haar bloed circuleerde toen immers kennelijk nog. Hij heeft geconcludeerd dat de messteek in de borst eerder is toegebracht dan het letsel aan de hals, genoemd onder A2 en B1 van het rapport. Deze tijdsvolgorde volgt zijns inziens uit het feit dat in het wondbed aan de hals en in de luchtpijp geen of nauwelijks bloed aanwezig was. Ten tijde van het toebrengen van dat letsel was er dus geen of nauwelijks bloedcirculatie meer. Over de verdere volgorde van het handelen van eiser zijn volgens de patholoog bij de huidige stand van de wetenschap geen conclusies te trekken op basis van sectie op het lichaam. De handelingen zijn vrijwel direct achter elkaar verricht, zodat er geen waarneembaar verschil is in eiwitsamenstelling van de diverse wonden. Wel valt te beoordelen of een verwonding vóór of na het overlijden is toegebracht, zoals blijkt uit het verschil tussen de borstwond en de halswond. De patholoog heeft verklaard en toegelicht dat het protocol voor gerechtelijke sectie in alle opzichten is gevolgd. Van elk relevant orgaan is weefsel afgenomen en onderzocht, en in voldoende mate bewaard voor eventueel tegenonderzoek. In het rapport wordt vermeld dat er geen ziekelijke afwijkingen zijn geconstateerd die een rol hebben gespeeld bij het overlijden. Het is volgens de patholoog gebruikelijk dat enkel de organen worden genoemd waarbij wel afwijkingen zijn geconstateerd. In onderdeel D ('Verder onderzoek') van het rapport is vermeld welke andere afdelingen van het NFI zijn ingeschakeld. De toegepaste methode van de sectie is volgens de patholoog wereldwijd de enige die daarvoor in gebruik is.
4.8.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee een voldoende antwoord gegeven op de vragen van de kant van eiser. De bevindingen van de patholoog zijn en worden ruim gedocumenteerd, er zijn geen aanwijzingen voor de veronderstelling dat het toepasselijke protocol niet is nageleefd en er kan ook na de crematie nog nader weefselonderzoek plaatsvinden. Er zijn onvoldoende aanknopingspunten voor serieuze twijfel aangaande de doodsoorzaak. Gelet op dit een ander valt de hier vereiste afweging van belangen in het nadeel van eiser uit. Inbeslagneming van het lichaam is niet nodig. De vorderingen van eiser slagen niet.
4.9.
Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.067,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 251,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 31 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
nve