ABRvS, 22-03-2017, nr. 201606208/1/R1
ECLI:NL:RVS:2017:777
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
22-03-2017
- Zaaknummer
201606208/1/R1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:777, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 22‑03‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
Algemene wet bestuursrecht; Wet ruimtelijke ordening; Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
- Vindplaatsen
JOM 2017/329
Uitspraak 22‑03‑2017
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 30 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Primulastraat 2016" vastgesteld.
201606208/1/R1.
Datum uitspraak: 22 maart 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging "Lawn Tennis Club Anonymus" (hierna: LTC Anonymus), gevestigd te Purmerend,
appellante,
en
1. de raad van de gemeente Purmerend,
2. het college van burgemeester en wethouders van Purmerend,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Primulastraat 2016" vastgesteld.
Bij besluit van 5 juli 2016 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van 20 woningen binnen het plangebied.
Deze besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3:30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro).
Tegen deze besluiten heeft LTC Anonymus beroep ingesteld.
Het college heeft mede namens de raad een verweerschrift ingediend.
Green Fields TAD B.V./Green Primula B.V. (hierna: Green Fields) heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
LTC Anonymus, de raad en Green Fields hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 februari 2017, waar LTC Anonymus, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. V.L.M.J. Boitelle, advocaat te Hilversum, en de raad en het college, vertegenwoordigd door M. Deinum en O. Rohde, zijn verschenen. Voorts is ter zitting als partij gehoord Green Fields, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
Overwegingen
Inleiding
1. Het plan voorziet in de bouw van 20 woningen aan de Primulastraat te Purmerend. Het plan is gecoördineerd voorbereid met het besluit van 5 juli 2016 tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het oprichten van 20 woningen in het plangebied.
2. Het tenniscomplex van LTC Anonymus is gelegen aan de Goudenregenstraat 1 te Purmerend, op een afstand van ongeveer 10 m van het plangebied. De kortste afstand tussen de gevels van de woningen in het plan en de tennisbanen van LTC Anonymus bedraagt ongeveer 20 m. Volgens LTC Anonymus zijn de te bouwen woningen op een te korte afstand van de gronden van het tenniscomplex gesitueerd. Zij vreest dat de toekomstige bewoners van de woningen daardoor hinder zullen ondervinden van de activiteiten die bij de tennisvereniging plaatsvinden en dat het voortbestaan van het tenniscomplex daardoor in het gedrang zal komen. De raad heeft volgens LTC Anonymus onvoldoende onderzocht in hoeverre ter plaatse van de te realiseren woningen licht- en geluidhinder als gevolg van de tennisvereniging zal optreden.
Toetsingskader
3. Nu tegen de omgevingsvergunning door LTC Anonymus geen specifieke beroepsgronden zijn gericht, zullen de aangevoerde gronden worden besproken in het kader van het bestemmingsplan.
3.1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
Het beroep
Geluidonderzoek
Goede ruimtelijke ordening
4. LTC Anonymus betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Zij voert hiertoe aan dat de raad zich bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekenschap heeft gegeven van de geluidgevolgen voor de woningen in het plan vanwege het tenniscomplex. LTC Anonymus wijst erop dat het tenniscomplex is gelegen op een afstand van ongeveer 10 m van het plangebied. Deze afstand is volgens haar te klein om een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plan te waarborgen. LTC Anonymus betoogt dat in verband met de vaststelling van het plan weliswaar een geluidonderzoek is uitgevoerd, maar stelt zich op het standpunt dat op grond van dat onderzoek niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daartoe voert zij aan dat het plangebied in het geluidonderzoek ten onrechte wordt aangemerkt als gemengd gebied in de zin van brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure). Ook is in het geluidonderzoek volgens LTC Anonymus ten onrechte uitgegaan van een grenswaarde van 50 dB(A) in plaats van 45 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. Nu de in het onderzoek berekende geluidniveaus hoger zijn dan de richtwaarden waarvan moet worden uitgegaan, is volgens LTC Anonymus van een goede ruimtelijke ordening geen sprake en zal ter plaatse van de te realiseren woningen geluidhinder vanwege de tennisvereniging optreden.
4.1. De raad stelt dat hij in het kader van een goede ruimtelijke ordening en ten aanzien van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plan, met betrekking tot het geluid is aangesloten bij VNG-brochure. De richtlijnen in de VNG-brochure wat betreft het aspect geluid staan volgens de raad niet in de weg aan de vaststelling van het plan. Ter plaatse van de woningen in het plan is volgens de raad dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect geluid. De raad wijst er tevens op dat aan de Goudenregenstraat woningen zijn gelegen op eenzelfde afstand van de tennisvereniging als de woningen waarin het plan voorziet en dat bij hem geen klachten van bewoners over geluidoverlast vanwege de tennisvereniging bekend zijn.
4.2. De raad heeft volgens de plantoelichting bij de vaststelling van het plan aansluiting gezocht bij de VNG-brochure om te beoordelen of ter plaatse van de woningen in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden voorzien in verband met het geluid dat wordt veroorzaakt door het tenniscomplex. Hierbij is aangesloten bij de omschrijving "tennisbanen (met verlichting)", waarvan de activiteiten volgens de VNG-brochure in milieucategorie 3.1 vallen. In de VNG-brochure wordt hiervoor wat betreft het aspect geluid een richtafstand van 50 m tot aan de gevel van een geluidgevoelige bestemming aanbevolen.
Volgens de raad zijn het plangebied en het tenniscomplex gelegen in gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure. Indien een gebied is aan te merken als een omgevingstype gemengd gebied als bedoeld in de VNG-brochure, kan de hiervoor genoemde richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd. In dat geval wordt niet langer een richtafstand van 50 m, maar van 30 m aanbevolen. Als deze richtafstand niet wordt gehaald, dient volgens de VNG-brochure aan de hand van een geluidonderzoek te worden bezien in hoeverre ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen - zoals woningen - kan worden voorzien in een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De VNG-brochure vermeldt als maximale geluidbelasting op geluidgevoelige bestemmingen in gebiedstype gemengd gebied, richtwaarden van 50 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 70 dB(A) voor het maximale beoordelingsniveau (piekgeluiden).
4.3. Ten aanzien van de vraag of (de omgeving van) het plangebied kan worden aangemerkt als gemengd gebied in de zin van de VNG-brochure, overweegt de Afdeling als volgt. In de VNG-brochure wordt onder gemengd gebied verstaan een gebied met een matige tot sterke functiemenging, waarin naast woningen ook andere functies voorkomen. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
In de nabije omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig. Zo bevindt zich op een afstand van 80 m van het plangebied een basisschool. Op een afstand van ongeveer 75 m van het plangebied is een groot kantoor aanwezig. Het NS-station Purmerend ligt op een afstand van ongeveer 125 m van het plangebied en de spoorlijn op ongeveer 75 m. Gelet op deze diverse functies en de ligging dicht bij de hoofdinfrastructuur, heeft de raad (de omgeving van) het plangebied naar het oordeel van de Afdeling terecht aangemerkt als gemengd gebied.
Het betoog faalt in zoverre.
4.4. De Afdeling stelt voorts vast dat de kortste afstand tussen de gevels van de woningen in het plan en de tennisbanen van LTC Anonymus, ongeveer 20 m bedraagt. Aan de richtafstand van 30 m die in de VNG-brochure wordt aanbevolen tussen tennisbanen (met verlichting) en geluidgevoelige bestemmingen zoals woningen in gemengd gebied, wordt derhalve niet voldaan.
Ten behoeve van de beoordeling van het woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen in het plan is daarom door Het GeluidBuro een geluidonderzoek uitgevoerd, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het document "Akoestisch Onderzoek V1.0 naar de geluidniveaus vanwege tennisbanen op bouwplan Primulastraat" (hierna: het rapport van Het GeluidBuro) van 19 juni 2015. In het geluidonderzoek is bezien in hoeverre ter plaatse van de woningen waarin het plan voorziet, geluidhinder vanwege het nabijgelegen tenniscomplex zal optreden. De VNG-brochure is hiervoor als toetsingskader gebruikt. In het rapport van Het GeluidBuro wordt geconcludeerd dat sprake is van een redelijke tot goede ruimtelijke ordening.
4.5. Zoals hiervoor, onder 4.2, al is vermeld, gelden voor de geluidbelasting op woningen in een gemengd gebied richtwaarden van maximaal 50 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 70 dB(A) voor het maximale geluidniveau. Uit het geluidrapport blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau gedurende de dag, avond en nacht ter plaatse van de gevels van de te bouwen woningen, maximaal 48 dB(A) bedraagt. De hiervoor in de VNG-brochure gestelde grenswaarde van 50 dB(A) wordt derhalve niet overschreden. Uit het geluidrapport blijkt tevens dat het maximale geluidniveau gedurende de dag, avond en nacht ter plaatse van de gevels van de te bouwen woningen, maximaal 59 dB(A) bedraagt. De grenswaarde van 70 dB(A) die in dit verband in de VNG-brochure wordt gesteld, wordt derhalve evenmin overschreden.
Het betoog van LTC Anonymus dat de berekende geluidniveaus ter plaatse van de te realiseren woningen hoger zijn dan de richtwaarden waarvan in verband met een goede ruimtelijke ordening moet worden uitgegaan, faalt derhalve.
Continuïteit van de bedrijfsvoering
5. LTC Anonymus betoogt voorts dat het plan mogelijk zal leiden tot een belemmering van haar bedrijfsvoering. Zij vreest dat eventuele klachten van toekomstige bewoners van de woningen in het plan hiertoe aanleiding kunnen geven, nu de geluidniveaus die door Het GeluidBuro zijn berekend, hoger zijn dan de richtwaarden waarvan in dit verband volgens haar moet worden uitgegaan.
5.1. Door Het GeluidBuro is tevens onderzocht of LTC Anonymus door de realisering van de woningen in haar bedrijfsvoering zal worden belemmerd. Hiertoe zijn de berekende geluidniveaus op de te realiseren woningen getoetst aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit Milieuhinder (hierna: het Activiteitenbesluit), dat het wettelijk kader voor de te produceren hoeveelheid geluid vormt waaraan LTC Anonymus bij de uitoefening van haar bedrijfsactiviteiten moet voldoen. De langtijdgemiddelde geluidnormen die in artikel 2.17, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit zijn gesteld ten aanzien van gevels van geluidgevoelige gebouwen, bedragen 50 dB(A) voor de dag, 45 dB(A) voor de avond en 40 dB(A) voor de nacht.
In het geluidrapport wordt geconstateerd dat de berekende geluidniveaus de geluidnorm die daarvoor in het Activiteitenbesluit is opgenomen, in de avond met maximaal 3 dB(A) overschrijden. In het geluidrapport wordt echter tevens gesteld dat stemgeluid bij het bepalen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ingevolge artikel 2.18, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit, niet behoeft te worden betrokken. Daarom is het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau vervolgens berekend zonder dat daarbij het stemgeluid is meegenomen. Uit de berekening blijkt dat de geluidnorm van 45 dB(A) die in het Activiteitenbesluit is gesteld, wel wordt gehaald als het stemgeluid niet in de berekening wordt betrokken. In het rapport van Het GeluidBuro wordt geconcludeerd dat de realisering van de nieuwe woningen aan de Primulastraat niet aan de activiteiten van de tennisvereniging in de weg zal staan, omdat de berekende geluidniveaus in overeenstemming zijn met de normen die in het Activiteitenbesluit zijn gesteld.
Voor zover LTC Anonymus heeft betoogd dat de berekende geluidniveaus ter plaatse van de te realiseren woningen hoger zijn dan de normen waarvan in verband met de bedrijfsvoering van de tennisvereniging moet worden uitgegaan, faalt dit betoog derhalve eveneens.
Uitgangspunten in het onderzoek
6. LCT Anonymus betoogt voorts dat het geluidonderzoek gebreken vertoont. Zij voert hiertoe aan dat in het geluidrapport ten onrechte niet is uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie en dat de geluidbelasting die de nabij het plangebied gelegen spoorlijn veroorzaakt, in het onderzoek ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Volgens LTC Anonymus is daarom onduidelijk in hoeverre cumulatie van geluid dat afkomstig is van verschillende bronnen ter plaatse van de te bouwen woningen tot hinder zal leiden. In het kader van deze beroepsgrond wordt tevens gewezen op de e-mail van Jansen Raadgevend Ingenieursbureau (hierna: JRI) van 8 september 2016, die een reactie bevat op het rapport van Het GeluidBuro dat door LTC Anonymus ter beoordeling is voorgelegd. In deze e-mail staat dat JRI vermoedt dat Het GeluidBuro in zijn berekeningen van een te groot geluidabsorberend vermogen van de tennisbanen is uitgegaan. Daardoor zullen de werkelijke geluidniveaus hoger liggen dan de berekende, zo vermeldt de e-mail. Verder wijst JRI erop dat onderhoudsactiviteiten - zoals bladblazen - in het onderzoek door Het GeluidBuro ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten.
6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het geluidonderzoek door Het GeluidBuro deugdelijk is uitgevoerd, onder meer aan de hand van informatie die LTC Anonymus aan Het GeluidBuro heeft verschaft. De raad heeft de reactie van JRI op het geluidrapport van 19 juni 2015 aan Het GeluidBuro voorgelegd en per brief van 28 september 2016 heeft Het GeluidBuro op de vermeende onjuistheden in zijn onderzoek gereageerd en deze volgens de raad grotendeels weerlegd. De raad ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het onderzoek en de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd.
6.2. Ten aanzien van het betoog dat in het geluidrapport niet is uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie, overweegt de Afdeling als volgt. In het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan de berekende geluidniveaus die zijn vermeld in het geluidrapport, is ervan uitgegaan dat op alle tennisbanen van LTC Anonymus van 9.30 uur tot 23.30 uur non-stop wordt getennist. Voorts is ervan uitgegaan dat 20 bezoekers langs de baan aanwezig zijn en 20 personen op het terras. Piekbronnen - als gevolg van impulsachtige geluiden zoals een luide opslag en luide stemmen langs de banen - zijn in de berekeningen verdisconteerd. In het rapport van Het GeluidBuro staat dat de gegevens waarvan in het geluidonderzoek is uitgegaan, mede zijn gebaseerd op een gesprek met de voorzitter van de tennisvereniging over de omvang van de activiteiten.
Ter zitting is door LTC Anonymus gesteld dat het rapport in zoverre inderdaad is gebaseerd op een representatieve bedrijfsvoering, maar dat bepaalde onderhoudsactiviteiten - die eveneens deel uitmaken van de gebruikelijke gang van zaken bij de tennisvereniging - niet in de geluidberekeningen zijn meegenomen. De vereniging heeft daarbij gewezen op de bladblazer, waarvan ook JRI in zijn e-mail van 8 september 2016 stelt dat deze ten onrechte niet in het geluidonderzoek is meegenomen. Ter zitting is door LTC Anonymus toegelicht dat de bladblazer in de lente en de herfst regelmatig wordt gebruikt om vruchtjes en bladeren van de omringende bomen van de tennisbanen te verwijderen.
Naar aanleiding van de constatering van LTC Anonymus dat in het geluidonderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de bladblazer, is door Het GeluidBuro een nieuwe berekening gemaakt waarin deze alsnog is betrokken. Daarbij is ervan uitgegaan dat de bladblazer in de dagperiode elke dag effectief een uur wordt gebruikt. Volgens Het GeluidBuro leidt dit ertoe dat het geluidniveau in de dagperiode enkele dB’s hoger ligt, maar dat nog steeds ruimschoots wordt voldaan aan de richtwaarden die in de VNG-brochure in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden genoemd en ook aan de grenswaarden in het Activiteitenbesluit ten aanzien van de bedrijfsvoering van de tennisvereniging.
Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat in het geluidonderzoek niet is uitgegaan van een representatieve bedrijfssituatie.
Het betoog faalt in zoverre.
6.3. In het geluidrapport van Het GeluidBuro is er voorts van uitgegaan dat de tennisbanen van LTC Anonymus zijn bedekt met kunstgravel. Ter zitting heeft de raad hieromtrent toegelicht dat voor kunstgravelbanen met een betonnen ondergrond doorgaans een absorptiefactor van 0,4 wordt gehanteerd. Bij kunstgravelbanen met een rubberen ondergrond - zoals bij LTC Anonymus - is een absorptiefactor van 0,8 volgens de raad reëel.
Naar aanleiding van de door LTC Anonymus overgelegde reactie van JRI op het rapport van Het GeluidBuro, is zekerheidshalve een nieuwe berekening gemaakt waarin is uitgegaan van een absorptiefactor van 0,4 voor kunstgravelbanen. Uit deze berekening blijkt dat het verschil in geluidbelasting op de gevels bij een absorptiefactor van 0,4 in plaats van 0,8 verwaarloosbaar is. Ook als wordt uitgegaan van een absorptiefactor van 0,4 voor kunstgravelbanen, worden volgens Het GeluidBuro de geluidnormen in de VNG-brochure en het Activiteitenbesluit ter plaatse van de gevels van de woningen waarin het plan voorziet niet overschreden. Gelet hierop ziet de Afdeling in de enkele stelling van LTC Anonymus dat niet met een realistische absorptiefactor voor kunstgravelbanen is gerekend, geen aanleiding voor het oordeel dat het geluidrapport niet aan de besluitvorming over het plan ten grondslag kon worden gelegd.
Het betoog faalt.
6.4. In verband met hetgeen is aangevoerd over het effect van cumulatie van het geluid dat wordt veroorzaakt door de tennisvereniging met het geluid vanwege autoverkeer en voorbijrijdende treinen, heeft de raad ter zitting toegelicht dat zowel het auto- als het treinverkeer in het geluidonderzoek zijn betrokken. De geluidbelasting als gevolg van het verkeer op de Primulastraat en de Goudenregenlaan bedraagt maximaal 50 dB. De geluidbelasting als gevolg van de spoorlijn bedraagt maximaal 51 dB. Volgens de raad brengt dit met zich dat het geluid dat wordt veroorzaakt door de tennisvereniging, grotendeels zal worden gemaskeerd door het omgevingsgeluid als gevolg van de wegen en de spoorlijn. De raad stelt daarom dat de akoestische relevantie van de tennisvereniging ten opzichte van het omgevingsgeluid, beperkt is ter plaatse van de te realiseren woningen. Dit volgt tevens uit de brief van Het GeluidBuro van 28 september 2016. In hetgeen LTC Anonymus - mede onder verwijzing naar de reactie van JRI op het rapport van Het GeluidBuro - naar voren heeft gebracht, ziet de Afdeling geen reden om hieraan te twijfelen. De Afdeling ziet daarom geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij de vaststelling van het plan voldoende rekening is gehouden met cumulatie van geluid ter plaatse van de te realiseren woningen als gevolg van verschillende geluidbronnen.
Het betoog faalt.
Voorwaardelijke verplichting
7. LTC Anonymus betoogt voorts dat in het plan ten onrechte geen voorwaardelijke verplichting is opgenomen om te garanderen dat zich ter plaatse van de woningen in het plan geen geluidhinder vanwege de aanwezigheid van het tenniscomplex zal voordoen.
7.1. De Afdeling stelt vast dat zowel uit de aanvankelijke berekeningen van de geluidniveaus als uit de berekeningen die naar aanleiding van hetgeen LTC Anonymus heeft aangevoerd door Het GeluidBuro zijn gemaakt, blijkt dat de geluidnormen in de VNG-brochure en het Activiteitenbesluit ter plaatse van de gevels van de woningen waarin het plan voorziet, niet worden overschreden. Voorts overweegt zij dat hetgeen LTC Anonymus heeft aangevoerd geen grondslag biedt voor het oordeel dat het geluidonderzoek van Het GeluidBuro is uitgevoerd op basis van onjuiste uitgangspunten. Zij ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het rapport van Het GeluidBuro niet bij de vaststelling van het plan heeft mogen betrekken.
Onder deze omstandigheden heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid kunnen afzien van het opnemen van een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot geluidmaatregelen in het plan.
Het betoog faalt.
Lichtonderzoek
8. LTC Anonymus betoogt dat het lichtonderzoek gebreken vertoont. Hiertoe voert zij aan dat zij Lichtconsult.nl heeft gevraagd het rapport van Oostendorp te beoordelen. Bij brief van 23 augustus 2016 heeft Lichtconsult.nl haar reactie op het rapport van Oostendorp aan de tennisvereniging kenbaar gemaakt. Volgens LTC Anonymus blijkt uit de reactie van Lichtconsult.nl dat het rapport van Oostendorp niet voldoende zorgvuldig is opgesteld, zodat de raad bij de vaststelling van het plan niet van de conclusies in het rapport van Oostendorp kon uitgaan.
LTC Anonymus betoogt dat er in het rapport van Oostendorp van wordt uitgegaan dat de gronden van de tennisvereniging zijn gelegen in omgevingszone E3 (stedelijk gebied) zonder dat dit uitgangspunt nader wordt gemotiveerd. Volgens LTC Anonymus liggen de gronden van de tennisvereniging te midden van het groen in een rustig deel van Purmerend, zodat volgens haar eerder sprake is van omgevingszone E2 (landelijk gebied). Verder stelt LTC Anonymus dat het lichtonderzoek door Oostendorp is uitgevoerd op een moment waarop het nog niet volledig donker was, zodat de resultaten van de lichtmeting volgens haar niet betrouwbaar zijn. Volgens LTC Anonymus zijn voorts de meetposities ten onrechte niet in het rapport van Oostendorp vermeld en is bij het onderzoek geen rekening gehouden met (tijdelijke) obstructie door bladgroen. Verder stelt LTC Anonymus dat in de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse gemeenten van 2009 (hierna: de VNG-brochure) een richtafstand van 50 m wordt genoemd tussen een tennisbaan met verlichting en de gevel van een woning. De afstand die in het onderzoek tussen de gevels van de te ontwikkelen woningen en de armaturen op de gronden van de tennisvereniging is aangehouden, bedraagt volgens het rapport van Oostendorp 26 m, zo stelt LTC Anonymus, en voor dit verschil wordt volgens haar ten onrechte geen verklaring gegeven.
8.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het lichtonderzoek door Oostendorp deugdelijk is uitgevoerd. De raad heeft de reactie van Lichtconsult.nl op het rapport van Oostendorp van 9 mei 2016 aan Oostendorp voorgelegd. Per brief van 5 oktober 2016 heeft Oostendorp op de vermeende onjuistheden in haar onderzoek gereageerd en deze volgens de raad grotendeels weerlegd. De raad ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het onderzoek en de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd.
8.2. In verband met de vaststelling van het plan is door Oostendorp onderzocht in hoeverre ter plaatse van de woningen waarin het plan voorziet, lichthinder vanwege de nabijgelegen tennisvereniging zal optreden. In het rapport van Oostendorp staat dat een verlichtingssterkte van 1,8 lux ter plaatse van de gevels van deze woningen is gemeten als gevolg van de armaturen op de gronden van de tennisvereniging. De lichtsterkte van de armaturen in de richting van de woningen bedraagt volgens het rapport van Oostendorp maximaal 1.153 in candela (cd).
De Afdeling stelt vast dat de grenswaarde die in de Richtlijn Lichthinder van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde wordt gesteld voor de verlichtingssterkte op de gevel in stedelijke gebieden voor de dag en avond, 10 lux bedraagt. De grenswaarde voor de lichtsterkte in candela van de afzonderlijke armaturen is in de Richtlijn Lichthinder in stedelijke gebieden voor de dag en avond op 10.000 cd gesteld.
In het rapport van Oostendorp wordt - onder verwijzing naar de genoemde grenswaarden in de Richtlijn Lichthinder - geconcludeerd dat ter plaatse van de woningen waarin het plan voorziet, geen onaanvaardbare lichthinder zal optreden.
8.3. De Afdeling stelt vast dat in de Richtlijn Lichthinder verschillende grenswaarden voor verlichtings- en lichtsterkte aanvaardbaar worden geacht. De hoogte van de aanvaardbare grenswaarde is afhankelijk van de omringende, oorspronkelijk reeds aanwezige mate van verlichting in de omgeving van de plaats waar de metingen worden verricht. Daartoe is in de Richtlijn Lichthinder een zone-indeling opgenomen. In het rapport van Oostendorp is uitgegaan van zone E3, die geldt voor stedelijke gebieden.
De Afdeling ziet in hetgeen LTC Anonymus heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onjuiste uitgangspunten heeft gehanteerd vanwege de keuze voor deze zonering van het plangebied. Daartoe wordt overwogen dat het plangebied in een woongebied midden in Purmerend is gelegen, op een afstand van ongeveer 600 m van een winkelcentrum en ongeveer 125 m van het treinstation Purmerend, zodat sprake is van een stedelijk woongebied in de zin van de Richtlijn Lichthinder. De Afdeling neemt hierbij tevens in aanmerking dat het plangebied volgens zowel Oostendorp als Lichtconsult.nl is gelegen in zone E3 in de zin van de Richtlijn Lichthinder.
Het betoog faalt in zoverre.
8.4. Uit het rapport van Oostendorp blijkt dat het onderzoek heeft plaatsgevonden op 28 april 2016 vanaf 21.00 u. Naar het oordeel van de Afdeling kan in het midden blijven of alle metingen door Oostendorp zijn verricht terwijl het volledig donker was, nu zowel Oostendorp als Lichtconsult.nl zich op het standpunt hebben gesteld dat de eventuele invloed van zonlicht niets afdoet aan de onderzoeksresultaten. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat hetgeen LTC Anonymus over het tijdstip van uitvoering van het onderzoek door Oostendorp heeft aangevoerd, niet kan leiden tot het oordeel dat de raad zich bij de vaststelling van het plan niet op het rapport van Oostendorp heeft kunnen baseren.
Het betoog faalt in zoverre.
8.5. Ten aanzien van het betoog van LTC Anonymus dat in het rapport van Oostendorp over de meetpunten en de mogelijke invloed van bladgroen op de meetresultaten ten onrechte niets staat vermeld, overweegt de Afdeling dat in het rapport van Oostendorp de meetpunten weliswaar niet zijn aangegeven, maar dat zowel voor de raad als LTC Anonymus duidelijk is op welke locaties ten behoeve van het onderzoek van Oostendorp metingen hebben plaatsgevonden. Nu deze meetpunten zich bevinden op de locaties die voor het bepalen van eventuele lichthinder bij de woningen waarin het plan voorziet relevant zijn - namelijk ter plaatse van de gevels van deze woningen - ziet de Afdeling in hetgeen LTC Anonymus heeft aangevoerd over de meetpunten geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan niet kon uitgaan van de conclusies in het rapport van Oostendorp. In hetgeen LTC Anonymus heeft aangevoerd over de mogelijke obstructie door bladgroen bij het uitvoeren van de metingen, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor een dergelijk oordeel. Daartoe wordt overwogen dat de gemeten verlichtings- en lichtsterkte 1,8 lux en maximaal 1.153 cd bedragen, zodat naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk is dat de grenswaarden van 10 lux en 10.000 cd in de Richtlijn Lichthinder zouden zijn overschreden als ten tijde van de metingen in het geheel geen bladgroen aanwezig zou zijn geweest.
Het betoog faalt in zoverre.
8.6. De Afdeling overweegt voorts dat Oostendorp bij de uitvoering van het onderzoek de feitelijke afstand tussen de gevels van de te realiseren woningen en de armaturen die op de gronden van de tennisvereniging aanwezig zijn, heeft aangehouden. Het was immers de bedoeling om de invloed van het licht van de armaturen op de gevels te onderzoeken. Dat in de VNG-brochure een richtafstand van 50 m wordt aanbevolen tussen een tennisbaan met verlichting en de gevel van een woning - met het oog op het voorkomen van geluidhinder - staat hier los van.
Het betoog faalt.
Onafhankelijkheid van het licht- en geluidonderzoek
9. LTC Anonymus betoogt verder dat de licht- en geluidonderzoeken die in verband met de vaststelling van het plan zijn uitgevoerd, niet onafhankelijk tot stand zijn gekomen. Zij voert hiertoe aan dat de opdracht tot het verrichten van deze onderzoeken door initiatiefnemer Green Fields is gegeven.
9.1. De raad dient bij het vaststellen van een bestemmingsplan ingevolge artikel 3:2 van de Awb de relevante feiten vast te stellen en de nodige kennis te vergaren over de af te wegen belangen. Daartoe hoeft hij echter niet zelf het benodigde onderzoek te doen, maar kan hij gebruik maken van onderzoek door derden, mits hij zich ervan vergewist dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Dat de verschillende onderzoeken in opdracht van de initiatiefnemer Green Fields zijn uitgevoerd, betekent op zich zelf niet dat de onderzoeken daarom niet zorgvuldig of onafhankelijk tot stand zijn gekomen. LTC Anonymus heeft niet aannemelijk gemaakt dat de onderzoeken zodanige gebreken of leemten in kennis bevatten of zo onzorgvuldig tot stand zijn gekomen dat de raad de onderzoeken niet bij zijn afweging had mogen betrekken en in plaats daarvan zelf de onderzoeken had moeten doen.
Het betoog faalt.
Archeologie
10. LTC Anonymus wijst erop dat op de gronden in het plangebied tevens de dubbelbestemming "Waarde - archeologie" rust. Zij betoogt dat de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte niet heeft gemotiveerd hoe het archeologisch niveau van de gronden in het plangebied wordt beschermd tegen de voorgenomen bouwwerkzaamheden.
LTC Anonymus beroept zich in dit verband op de normen die waren neergelegd in de Monumentenwet 1988 (die per 1 juli 2016 is ingetrokken), dan wel die zijn neergelegd in de Erfgoedwet (die per 1 juli 2016 in werking is getreden). In dat verband overweegt de Afdeling dat de toepassing van het relativiteitsvereiste als vervat in artikel 8:69a van de Awb met zich brengt dat ten aanzien van de aangevoerde beroepsgronden wordt bezien of de ingeroepen norm strekt tot bescherming van de belangen van degene zie zich daarop beroept. De normen uit de Monumentenwet 1988 en de Erfgoedwet, strekten en strekken tot het behoud van monumenten van archeologie.
Voor LTC Anonymus gaat het in deze procedure om het belang gevrijwaard te blijven van de realisatie van 20 nieuwe woningen in de nabijheid van de tennisvereniging, waardoor ter plaatse van die woningen mogelijk hinder vanwege de tennisverenging zal ontstaan. De normen uit de
Monumentenwet 1988 en de Erfgoedwet, strekten en strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van LTC Anonymus. Gelet hierop staat artikel 8:69a van de Awb eraan in de weg dat de beroepsgrond van LTC Anonymus over het ontbreken van een motivering ten aanzien van het archeologisch niveau van de gronden in het plangebied, kan leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. De Afdeling ziet daarom af van een inhoudelijke bespreking van deze grond.
Zienswijzen
11. Voor het overige heeft LTC Anonymus zich in haar beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van haar zienswijze. In de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. LTC Anonymus heeft in haar beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.
Conclusie
12. Zoals hiervoor, onder rechtsoverweging 3 al is overwogen, heeft LTC Anonymus geen specifieke beroepsgronden tegen de omgevingsvergunning aangevoerd.
13. Gelet op het voorgaande is het beroep tegen de besluiten ongegrond.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. F.D. van Heijningen, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Groen, griffier.
w.g. Van Sloten w.g. Groen
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017
831.