RAR 2020/86
Uitsluiting-OR leden. Is voor een uitsluitingsverzoek van een OR-lid ex art. 13 WOR een laatste waarschuwing vereist?
HR 27-03-2020, ECLI:NL:HR:2020:532
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 maart 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/00358
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS202429:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Medezeggenschapsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:532, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑03‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1116, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑01‑2019
- Wetingang
Art. 13 WOR
Essentie
Medezeggenschapsrecht. Uitsluiting-OR leden. Ondernemingsraadslid.
Is voor een verzoek tot uitsluiting OR-lid ex art. 13 WOR wegens wangedrag vereist dat OR-lid herhaaldelijk is gewaarschuwd of ondubbelzinnige laatste waarschuwing is gegeven?
Samenvatting
Werknemer is sinds augustus 1979 in dienst van werkgever, AB Vakwerk. Hij is OR-lid en tevens actief kaderlid bij FNV. Hij is door de voorzitter van de OR meermaals aangesproken op diverse ongenuanceerde uitlatingen tijdens verschillende OR-vergaderingen. Werknemer heeft tevens financiële gegevens, die hem waren verstrekt als lid van de financiële commissie, met andere OR-leden gedeeld. Verder heeft hij zich tijdens een OR-vergadering discriminerend uitgelaten jegens ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.