Einde inhoudsopgave
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 21-10-2017
- Bronpublicatie:
03-10-2017, Stcrt. 2017, 57381 (uitgifte: 16-10-2017, regelingnummer: IENM/BSK-2017/226373)
- Inwerkingtreding
21-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2017, Stb. 2017, 387 (uitgifte: 20-10-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met art. I, onderdelen A, H en I, van het KB van 16-03-2016, Stb. 120.
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Een terrein als bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdelen b en c, is niet gelegen:
- a.
in een gebied waar het uitoefenen van het burgerluchtverkeer tijdelijk of blijvend is verboden op grond van artikel 5.10, eerste lid, van de Wet luchtvaart;
- b.
binnen een op grond van artikel 19, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit luchtverkeer 2014 aangewezen openbaar oefengebied voor nood- of voorzorgslandingen van burgerluchtvaartuigen;
- c.
binnen een laagvlieggebied of onder of binnen een afstand van 3 zeemijlen van een laagvliegroute als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters, tenzij het gebruik zich beperkt tot vrijdagen na 17.00 uur plaatselijke tijd, zaterdagen, zondagen of nationale feestdagen.