Einde inhoudsopgave
Dienstenwet
Artikel 33 [Beperking in geldigheidsduur vergunning]
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2009
- Bronpublicatie:
12-11-2009, Stb. 2009, 503 (uitgifte: 04-12-2009, kamerstukken: 31579)
- Inwerkingtreding
28-12-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-11-2009, Stb. 2009, 505 (uitgifte: 04-12-2009, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Een bevoegde instantie beperkt een vergunning die zij al dan niet voor onbepaalde tijd kan verlenen niet in geldigheidsduur, tenzij:
- a.
die geldigheidsduur automatisch wordt verlengd,
- b.
het aantal beschikbare vergunningen beperkt is door een dwingende reden van algemeen belang, of
- c.
een beperkte duur gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang.
2.
Een vergunning waarvan de geldigheidsduur uitsluitend afhankelijk is van de voortdurende vervulling van de vergunningsvoorwaarden wordt aangemerkt als een vergunning voor onbepaalde tijd.
3.
Onder een vergunning met beperkte geldigheidsduur wordt niet verstaan een vergunning die op grond van wettelijke voorschriften of aan de vergunning verbonden voorwaarden zijn geldigheid verliest indien een dienstverrichter niet binnen de daartoe in de vergunning gestelde termijn zijn dienstverrichtingen aanvangt.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
vergunningen die naar hun aard beperkt zijn in de tijd;
- b.
vergunningen waarvan het aantal beperkt is door schaarste van de beschikbare natuurlijke hulpbronnen of de bruikbare technische mogelijkheden.
5.
Een bevoegde instantie verleent een vergunning als bedoeld in het vierde lid, onderdeel b, voor een passende beperkte duur.