Rb. Groningen, 21-12-2009, nr. parketnummer: 18/630367-09
ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7230, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
21-12-2009
- Zaaknummer
parketnummer: 18/630367-09
- LJN
BK7230
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2009:BK7230, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 21‑12‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:2011:BP6617, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 21‑12‑2009
Inhoudsindicatie
Medeplegen van moord. 15 jaar gevangenisstraf. Promisvonnis.
Partij(en)
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630367-09 (promis)
datum uitspraak: 21 december 2009
op tegenspraak
raadsman: mr. M.M. Rietveldt
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] in 1956,
wonende te `[woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Noord te Leeuwarden
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
- 28.
september 2009 en 7 december 2009.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 19 juni 2009 op 20 juni 2009, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachte rade een man, genaamd [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- -
meermalen, althans eenmaal, met een of meer messen en/of schroevendraaiers en/of andere scherpe en/of puntige voorwerpen in de borst en/of de romp en/of de/een be(e)n(en) en/of het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt en/of gesneden, althans geraakt, en/of
- -
meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of tegen het lichaam geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
- -
en/of die [slachtoffer] een of meer kopstoten tegen diens hoofd en/of elders tegen diens lichaam gegeven,
tengevolge van welk een en/of ander voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht subsidiair art, 287 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij in of omstreeks de nacht van 19 juni 2009 op 20 juni 2009, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, (te weten
- -
tien scherprandige huidperforaties met onderhuidse bloeduitstortingen aan de rug, romp links en het linkerbeen, en/of
- -
een of meer streepvormige scherprandige sneden in de huid tot net in de weke delen zonder perforaties in/aan de rechter knieholte, het linker onderbeen en/of het behaarde hoofd, en/of
- -
huidverkleuringen door bloeduitstortingen over vrijwel het gehele lichaam, en/of
- -
klieving van de top over een deel van de linker kamer (achterwand) van het hart over een lengte van 6 centimeter en over de gehele breedte van de hartspier, en/of
- -
perforatie van de linkerlong onderkwab, en/of
- -
volledige overdwarse klieving van de zevende rib links zijwaarts in het benig deel)
heeft toegebracht, door deze tezamen en in vereniging met een of meer van verdachtes mededaders, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- -
meermalen, althans eenmaal, met een of meer messen en/of schroevendraaiers en/of andere scherpe en/of puntige voorwerpen in de borst en/of de romp en/of de/een be(e)n(en) en/of het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te prikken en/of te snijden, althans te raken, en/of
- -
meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen en/of te stompen en/of te slaan, en/of
- -
die Jan [slachtoffer] een of meer kopstoten tegen diens hoofd en/of elders tegen diens lichaam te geven,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 303 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 303 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht subsidiair artikel 302 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 302 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij in of omstreeks de nacht van 19 juni 2009 op 20 juni 2009, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- -
meermalen, althans eenmaal, met een of meer messen en/of schroevendraaiers en/of andere scherpe en/of puntige voorwerpen in de borst en/of de romp en/of de/een be(e)n(en) en/of het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, althans geraakt, en/of
- -
meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer] tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, en/of
- -
die [slachtoffer] een of meer kopstoten tegen diens hoofd en/of elders tegen diens lichaam heeft gegeven,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
(artikel 301 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 301 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht subsidiair artikel 300 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 300 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht)
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd, zoals omschreven in zijn schriftelijk vastgelegde requisitoir, dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van moord op [slachtoffer] op 20 juni 2009, door met een mes het slachtoffer zodanig te verwonden dat deze daaraan vrijwel onmiddellijk is overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen technisch bewijs is dat verdachte op de plaats van het delict is geweest, terwijl over zijn mogelijke aanwezigheid door getuigen zeer verschillend en vaag is verklaard. Verder is veel CIE-informatie afkomstig van het roddelcircuit in de Oosterparkwijk en daarom niet betrouwbaar. De laatste verklaring van [getuige 3] is te vaag om voor het bewijs te kunnen worden gebruikt. Datzelfde geldt voor de verklaringen van [getuige 1] die eerst vage verklaringen heeft afgelegd en het later opeens zeker weet. De eerst afgelegde verklaringen van alle betrokken getuigen en medeverdachten moeten als het meest betrouwbaar worden beschouwd en niet de later afgelegde verklaringen, die gekleurd zijn door verhalen die rondom het gebeurde de ronde doen. Er is derhalve geen sprake van wettig en overtuigend bewijs, zodat verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Beoordeling
De rechtbank leidt uit het strafdossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende af.
In de nacht van 19 op 20 juni 2009 heeft [slachtoffer] zich per taxi naar café [plaats delict] aan de [straat] te Groningen begeven, waar hij omstreeks 23.20 uur aankwam.
Nadat [slachtoffer] in café [plaats delict] was gearriveerd, kwamen ook de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] ter plaatse. Volgens [medeverdachte 3] zal dat “zeker een half uur tot drie kwartier voor die steekpartij” zijn geweest. Verder heeft [medeverdachte 3] verklaard net voor hij [plaats delict] in ging met zijn vrouw te hebben gebeld en uit de in het dossier op genomen telefoongegevens blijkt dat dat om 00.11 uur was. Getuige [getuige 4] schat dat het rond 00.00 uur was. [getuige 4] heeft verder verklaard dat alles heel normaal verliep, totdat de jongens ontdekten dat in het dartgedeelte van het café een andere jongen aanwezig was. Toen “sloegen de stoppen om”. Hij zag de jongens naar achteren rennen en hoorde vervolgens geschreeuw boven de muziek uit. Getuige [getuige 2] verklaart hierover dat er volk binnenkwam en achterin de dartruimte van de kroeg ruzie maakte. Eén van hen kent hij als [medeverdachte 3] en hij verklaart dat die hem heeft verteld dat hij of iemand anders flipte van een andere gast in de kroeg.
[Getuige 1], heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat nadat [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] waren binnengekomen er eerst nog niets aan de hand was. Dat werd anders toen ze [slachtoffer] zagen zitten. Toen kwam het tot een woordenwisseling en een handgemeen. [Getuige 1] verklaart verder dat hij heeft geprobeerd de boel rustig te krijgen en dat hij [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] eruit heeft gestuurd.
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat er een minuut of vijf na hun binnenkomst een vechtpartij ontstond waarbij [medeverdachte 1] en [slachtoffer] in gevecht waren. Nadat hij [medeverdachte 1] uit die vechtpartij had getrokken, hoorde hij van [medeverdachte 1] dat die vocht met [slachtoffer], waarna hij naar [slachtoffer] is gegaan. Naar eigen zeggen raakte hij in gevecht. Er werd over en weer werd geslagen en opeens kreeg hij een klap met een barkruk. Eerder had [medeverdachte 3] al verklaard na die klap wild om zich heen te zijn gaan slaan en schoppen. Vervolgens is hij door [getuige 1] naar buiten gestuurd en is hij daadwerkelijk naar buiten gegaan. Naar eigen zeggen is hij na een minuut of tien weer naar binnen gegaan en heeft daar met [slachtoffer] gesproken. Dat gesprek emotioneerde [medeverdachte 3] zodanig dat hij naar buiten is gegaan en graspollen uit de grond is gaan trekken. Voorbijgangers hebben later aan de politie verklaard omstreeks 00.45 uur een verwarde jongen te hebben gezien die graspollen uit de grond rukte.
[medeverdachte 2] heeft ontkend iets met de vechtpartij te maken te hebben gehad, maar heeft het café naar eigen zeggen wel verlaten toen ze er door [getuige 1] uit werden gestuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de hand van het voorgaande vast te stellen dat er op 20 juni 2009 na 00.00 uur, maar ruim voor 00.45 uur een openlijke geweldpleging heeft plaatsgevonden in café [plaats delict], waarbij in elk geval [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] in gevecht zijn geweest met [slachtoffer].
Na deze geweldpleging zijn verdachten naar buiten gegaan. Volgens getuige [getuige 5] was [medeverdachte 1] opgefokt en zat hij te schelden van die klootzak dit en die klootzak dat. Verder is gebleken dat [medeverdachte 1] om 00.31 uur zijn vader, [verdachte], heeft gebeld en dat laatstgenoemde om 00.43 uur terug belde. Volgens [medeverdachte 2] was [medeverdachte 1] toen al gewond aan zijn hoofd en aan zijn hand en hij hoorde [medeverdachte 1] met een andere bezoeker van café [plaats delict], genaamd [betrokkene], over een mes praten. Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij de dag erop [betrokkene] tegenkwam en dat die vertelde zijn mes te zoeken omdat hij dit in de put had gegooid. Op 21 juni 2009 had de politie, naar aanleiding van een op diezelfde dag afgeluisterd telefoongesprek, een mes gevonden in een put nabij café [plaats delict]. Bij onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat op dit mes celmateriaal aanwezig was dat hoogstwaarschijnlijk afkomstig is van [slachtoffer].
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat toen hij buiten stond, hij [verdachte] café [plaats delict] zag binnengaan. Dit was voordat hij zijn vrouw aan de telefoon had. Blijkens de in het dossier opgenomen printgegevens was hij vanaf 00.48 uur ruim vier minuten met haar in gesprek.
Getuige [getuige 7] bevond zich op dat moment in café [plaats delict]. Hij heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] en [verdachte] zag binnenstormen. Hij verklaart te hebben gezien dat [medeverdachte 1] stekende bewegingen maakte naar [slachtoffer] en dat hij vergeefs heeft geprobeerd de arm van [medeverdachte 1] vast te houden. Over [verdachte] zegt hij dat hij hem gewelddadig bezig zag met [slachtoffer]; hij zag hem slaan. [Getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [medeverdachte 1] en [verdachte] op [slachtoffer] afstormden. Ze raakten in gevecht en hij zag hen slaan en schoppen. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [verdachte] binnenkwam en [slachtoffer] beet pakte. Er ontstond een worsteling. [verdachte] hield [slachtoffer] met een armklem vast. [slachtoffer] kon geen kant op en uit het niets kwam vervolgens [medeverdachte 1]. Hij begon steekbewegingen te maken. [verdachte] hield [slachtoffer] nog steeds vast en [medeverdachte 1] bleef maar doorsteken. Ze schreeuwde dat [verdachte] en [medeverdachte 1] moesten ophouden. Daarna lag [slachtoffer] op de grond en gaf [verdachte] kopstoten aan [slachtoffer].
[Medeverdachte 3] heeft verklaard dat toen hij weer binnenkwam, hij [getuige 3] hoorde schreeuwen dat [verdachte] moest ophouden. Hij zag vervolgens dat [verdachte] met een knie op [slachtoffer] zat en [slachtoffer] in het gezicht sloeg.
[Medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij naar de wc wilde gaan en dat [verdachte] en [medeverdachte 1] achter hem aan liepen. [verdachte] deed net of hij zich aan [slachtoffer] wilde voorstellen, maar sloeg hem vervolgens gelijk in het gezicht. Er ontstond een knokpartij. [Medeverdachte 2] verklaart verder dat [verdachte] [slachtoffer] in een houdgreep had, dat [slachtoffer] een mes in zijn hand had, dat [verdachte] en [slachtoffer] op de grond terecht kwamen, dat [verdachte] kopstoten gaf aan [slachtoffer] en dat [medeverdachte 2] zelf heeft geprobeerd het mes weg te schoppen. [medeverdachte 2] denkt dat hij daarbij mogelijk twee keer het hoofd van [slachtoffer] heeft geraakt. Verder heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij getuige [getuige 7] heeft gezien. Hij zag hem toen hij [medeverdachte 1] van [slachtoffer] aftrok. Hij zag dat [getuige 7] probeerde [medeverdachte 1] tegen te houden, maar hij zag niet dat [medeverdachte 1] toen nog stak.
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 1] weliswaar anders over de toedracht heeft verklaard, maar ook dat hij heeft toegegeven op [slachtoffer] te hebben ingestoken.
[verdachte] ten slotte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft vastgepakt en omgedraaid en dat [slachtoffer] daarbij is komen te vallen. Op de jas van [slachtoffer] is bloed aangetroffen en onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat het zeer waarschijnlijk is dat een deel van dat bloed van [verdachte] afkomstig is.
Door de raadsman is betoogd dat verschillende getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn en dat moet worden uitgegaan van de eerst afgelegde verklaringen. De rechtbank volgt de raadsman hierin niet. Naar haar oordeel blijkt uit het voorgaande dat de verklaringen van de verschillende getuigen goed in elkaar passen, zowel aangaande belangrijke details van wat er is gebeurd als aangaande het tijdsverloop. Zij acht de gebruikte verklaringen dan ook betrouwbaar en voor het bewijs bruikbaar.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat na de eerdere confrontatie tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds, [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] in de richting van [slachtoffer] zijn gegaan en dat vervolgens een vechtpartij is ontstaan tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] enerzijds en [slachtoffer] anderzijds. De rechtbank sluit niet uit dat [slachtoffer] daarbij op zijn beurt gewelddadig is geweest en een mes heeft gehanteerd, maar voor de rechtbank staat vast dat het [slachtoffer] was die werd aangevallen door [verdachte] en [medeverdachte 1]. Toen die aanval in volle gang was, en [slachtoffer] blijkens de verschillende verklaringen zonder twijfel al moet zijn gestoken, is [medeverdachte 2] aan de vechtpartij gaan meedoen door te schoppen in de richting van [slachtoffer].
Na afloop van deze tweede vechtpartij is om 00.53 uur het alarmnummer gebeld waarbij werd meegedeeld dat er in café [plaats delict] een steekpartij had plaatsgevonden. Nadat politie en ambulance waren gearriveerd, is [slachtoffer] naar het UMCG vervoerd. Daar is omstreeks 01.45 uur de dood van [slachtoffer] geconstateerd door arts G. de Rooy. Op 21 juni 2009 is sectie verricht op het lichaam van [slachtoffer]. Uit het pathologisch rapport blijkt dat in het lichaam tien steekverwondingen zijn aangetroffen en daarnaast nog verschillende snijletsels en onderhuidse bloeduitstortingen. Eén van de steekwonden was in de borst links, had de 7e rib volledig gekliefd, de linker hartkamer over ca. 6 cm volledig door de wand ingesneden, eindigde op het binnenste hartvlies en had de linkerlong geperforeerd. De patholoog heeft geconcludeerd dat door dit letsel het intreden van de dood zonder meer wordt verklaard door hierdoor opgetreden orgaanfunctieverlies en weefselschade door bloedverlies. De overige over het lichaam verspreide bloeduitstortingen en scherprandige huidperforaties hebben tevens bloedverlies tot gevolg gehad en daarmee bijgedragen aan het overlijden.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat [slachtoffer] opzettelijk van het leven is beroofd. Voorafgaand aan de fatale confrontatie had al een confrontatie plaatsgevonden waarbij [medeverdachte 1] gewond was geraakt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 1] daarna in opgewonden toestand verkeerde en zijn vader [verdachte] heeft gebeld om 00.31 uur. Tussen beide mannen is om 00.43 nogmaals telefonisch contact geweest. Kort daarna zijn ze café [plaats delict] binnengestormd en is een vechtpartij ontstaan waarin [slachtoffer] is gedood. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee komen vast te staan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben gehandeld als gevolg van een tevoren genomen besluit en hebben zij tussen dat besluit en de uitvoering ervan gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank acht daarom het medeplegen van moord bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de nacht van 19 juni 2009 op 20 juni 2009, te Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade een man, genaamd [slachtoffer], van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- -
meermalen met een mes in de borst en de romp en de benen en het hoofd en elders in het lichaam van die [slachtoffer] gestoken of gesneden en
- -
meermalen die [slachtoffer] tegen het hoofd en tegen het lichaam gestompt of geslagen en
- -
die [slachtoffer] kopstoten tegen diens hoofd gegeven,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert de volgende strafbare feiten op:
primair:
Medeplegen van moord.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het 1 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf met aftrek voor voorlopige hechtenis.
Standpunt van de verdediging
Er zijn met betrekking tot de strafoplegging geen uitdrukkelijk onderbouwde standpunten ingenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals een en ander naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting.
Met betrekking tot de persoon van verdachte merkt de rechtbank op dat zij enkel kennis heeft genomen van het verdachte betreffende uittreksel uit het justitieel documentatieregister. Verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het totstandkomen van persoonlijkheidsrapportage. Ook ter terechtzitting heeft verdachte geen enkel inzicht in zijn persoon willen geven.
De rechtbank zal bij het bepalen van de straf dan ook vooral letten op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Verdachte heeft zich, nadat zijn zoon hem in opgewonden toestand had gebeld over een confrontatie die hij had gehad, ter plaatse begeven en vervolgens degene met wie zijn zoon die confrontatie had gehad samen met zijn zoon op zeer brute wijze vermoord. Moord is een schokkend strafbaar feit waarbij een ander het hoogste rechtsgoed, leven, wordt ontnomen. Verdachte heeft hierdoor groot en onherstelbaar leed toegebracht aan familie en vrienden van het slachtoffer. Verder schokken feiten als deze de rechtsorde in ernstige mate. Naar het oordeel van de rechtbank is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie.
De manier waarop de moord heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer is vastgehouden door de ene dader en werd neergestoken door de ander, acht de rechtbank schokkend. Dat dit gebeurde in café in aanwezigheid van anderen maakt een en ander nog erger.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben ten overstaan van de politie gewezen op de gewelddadige voorgeschiedenis van het slachtoffer. Wat hier verder ook van zij, dit doet naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele manier af aan het zeer verwerpelijke en schokkende karakter van het door verdachte gepleegde feit.
Alles overwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- -
verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
- -
verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
- -
verklaart het primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- -
veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van VIJFTIEN JAREN.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, P.H.M. Smeets en L.W. Janssen, in tegenwoordigheid van D. van der Ploeg, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2009.