Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 21-09-1969
- Bronpublicatie:
17-11-1967, Trb. 1967, 197 (uitgifte: 15-12-1967, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-09-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-08-1969, Trb. 1969, 131 (uitgifte: 01-01-1969, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
Verdrag van 17 november 1967
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en
Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en van Haar andere Rijken en Gebieden, Hoofd van de Commonwealth (hierna te noemen: ‘Hare Britse Majesteit’);
De wens koesterende om op grondslag van wederkerigheid een regeling te treffen voor de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken,
Hebben besloten te dien einde een Verdrag te sluiten en hebben tot hun gevolmachtigden benoemd:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
Zijne Excellentie de Heer H. J. de Koster, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;
Hare Britse Majesteit:
Voor het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland:
Zijne Excellentie Sir Isham Peter Garran, K. C. M. G., Harer Britse Majesteits Buitengewoon en Gevolmachtigd Ambassadeur te 's-Gravenhage en
De Right Honourable Lord Gardiner, Lord High Chancellor van Groot-Brittannië;
Die, na hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten te hebben uitgewisseld, zijn overeengekomen als volgt:
Verdragpartijgroep