NJ 1929, p. 604
Hoedanigheid van raadsman onvereenigbaar met die van gemachtigde, bedoeld in art. 398, 2° Sv.
HR 04-02-1929, ECLI:NL:HR:1929:368
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 februari 1929
- Magistraten
Mrs. Jhr. de Savornin Lohman, Savelberg, Jhr. Feith, Van Dijck, Kranenburg.
- Zaaknummer
[041929/NJ_1929,_p._604]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS151550:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1929:368, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑02‑1929
- Wetingang
(Sv art. 450.)
Essentie
Hoedanigheid van raadsman onvereenigbaar met die van gemachtigde, bedoeld in art. 398, 2° Sv.
Samenvatting
De hoedanigheid van raadsman is onvereenigbaar met die van gemachtigde van een ter zitting van het Kantongerecht afwezigen verdachte.
Den advocaat, die als zoodanig gemachtigde is opgetreden, komt dus niet de bevoegdheid toe in art. 450 Sv. aan den raadsman toegekend. (Derhalve niet-ontvankelijkheid v. h. appèl.) Daaraan staat niet in den weg, dat art. 38 Sv. d en verdachte toestaat in elken stand van het geding een raadsman te kiezen, vermits art. 450 bepaaldelijk op het oog heeft den raadsman, die voor den ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.