Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
Afdeling 11.2 Milieueffectrapportage voor projecten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Artikel 11.6, in samenhang met bijlage V (aanwijzen mer-(beoordelings)plichtige projecten) [artikel 16.43, eerste lid, van de Omgevingswet]
Bijlage V bij dit besluit bevat de tabel waarin de mer-(beoordelings)plichtige projecten en de daaraan gekoppelde besluiten zijn aangewezen. Dit is geregeld in artikel 11.6. Uit deze bepaling volgt ook hoe de tabel moet worden gelezen. In kolom 1 staan de projecten vermeld. Vervolgens is in kolom 2 aangegeven in welke gevallen een mer-plicht geldt voor dat project. De mer-beoordelingsplichtige gevallen staan vermeld in kolom 3. In kolom 4 staan de besluiten waarvoor bij de voorbereiding daarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt en waarbij de mer-beoordeling plaatsvindt. Dat dit ook het projectbesluit kan zijn volgt uit het derde lid. Hiermee wordt bedoeld dat het projectbesluit of het gemeentelijk project van publiek belang, indien dat aan de orde is, altijd het relevante besluit is voor de mer-plicht of mer-beoordelingsplicht. Op deze wijze wordt gewaarborgd dat de verplichtingen uit de mer-richtlijn worden uitgevoerd bij het projectbesluit of het gemeentelijk project van publiek belang waarvoor de voorbereiding van besluiten ter uitvoering van het project worden gecoördineerd, waaronder het aangewezen besluit dat is opgenomen in bijlage V, kolom 4, bij dit besluit.
Het projectbesluit dat wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur van het waterschap is hierbij uitgezonderd (onder a). In plaats daarvan is bij de relevante projecten in bijlage V bij dit besluit de goedkeuring van gedeputeerde staten van een door het dagelijks bestuur van het waterschap genomen projectbesluit, bedoeld in artikel 16.72 van de Omgevingswet, opgenomen. Dat is een voortzetting van de situatie waar voorheen de goedkeuring van gedeputeerde staten werd aangewezen. De keuze om het goedkeuringsbesluit bij bepaalde mer-plichtige projecten aan te wijzen komt voort uit het Bestuursakkoord Water.1.
Slechts in enkele gevallen is het projectbesluit overigens verplicht, namelijk de gevallen die zijn aangewezen in de Omgevingswet in artikel 5.46. In alle andere gevallen is het projectbesluit een keuze voor het bevoegd gezag. Om niet bij elk project in bijlage V bij dit besluit het projectbesluit te noemen, is dit in dit artikel opgenomen.
Als er in kolom 4 van bijlage V bij dit besluit meerdere besluiten staan opgesomd, is de volgorde van deze opsomming niet bepalend voor de vraag aan welke van deze besluiten het MER moet worden gekoppeld.
Om redenen van toegankelijkheid en leesbaarheid is ervoor gekozen om de uitgebreide toelichting op bijlage V op te nemen na de toelichting op de artikelen.
Artikel 11.7 (bijzonderheden bij aanwijzen mer-(beoordelings)plichtige projecten) [artikel 16.43, eerste lid, en 16.88, eerste lid, aanhef en onder e, van de Omgevingswet]
Eerste lid
Het eerste lid ziet op het geval dat een project zowel onder de mer-beoordelingsplichtige als de mer-plichtige categorie valt. In dat geval is er sprake van een mer-plicht.
Tweede lid
Het tweede lid bevat de eis dat bij de vaststelling of een project aanzienlijke milieueffecten kan hebben, het project in zijn geheel moet worden bezien. Dit betekent dat als een project ook grensoverschrijdende onderdelen bevat, deze onderdelen mee moeten worden genomen. Dit volgt uit een uitspraak van het Hof van Justitie.2. Dit was voorheen geregeld in artikel 2, zesde lid, van het Besluit milieueffectrapportage.
Derde lid
Het derde lid implementeert bijlage II, onderdeel 13b, van de mer-richtlijn. Hierin is bepaald dat mer-plichtige projecten die dienen tot innovatie, namelijk het ontwikkelen en beproeven van nieuwe methoden of producten, aangemerkt worden als mer-beoordelingsplichtige projecten. Wel geldt de voorwaarde dat dit ontwikkelen en beproeven niet langer duurt dan twee jaar. Dit moet van tevoren duidelijk uit het besluit blijken. Dit was voorheen geregeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van het Besluit milieueffectrapportage.
Vierde lid
Het vierde lid implementeert bijlage II, onderdeel 13a, van de mer-richtlijn. Hierin is bepaald dat wijziging of uitbreiding van mer-plichtige projecten, waarvoor al een vergunning is verleend, en die aanzienlijke effecten op het milieu kunnen hebben, mer-beoordelingsplichtig zijn. De begrippen ‘wijziging of uitbreiding’ moeten ruim worden geïnterpreteerd. Het gaat ook om situaties waarbij een nieuw besluit nodig is van het bevoegd gezag om het werk of de installatie weer te kunnen gebruiken. Onder wijziging of uitbreiding wordt niet verstaan de vervanging van bijvoorbeeld een koeler, of een capaciteitsuitbreiding zonder aanpassingen van de al bestaande installatie(s).
Artikel 11.8 (bijzonderheden bij de besluiten bij mer-(beoordelings)plichtige projecten) [artikel 16.43, eerste lid, en artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder a en onder e, van de Omgevingswet]
Eerste lid
Als bij een milieubelastende activiteit in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving alleen een wijziging van de lozingsactiviteit plaatsvindt, waarvoor een omgevingsvergunning voor een lozingsactiviteit nodig is, dan geldt voor dit besluit een mer-beoordeling of mer-plicht.
Dit kan overal gelden waar in de bijlage de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit genoemd wordt. Uit oogpunt van overzichtelijkheid van de bijlage is ervoor gekozen om deze toevoegingen niet in elke relevante kolom op te nemen, maar in artikel 11.8, eerste lid, van dit besluit te verduidelijken.
Tweede lid
Het tweede lid ziet op de bijzondere situatie waar een in bijlage V aangewezen besluit niet van toepassing is, maar er wel een ander besluit voorhanden is. Uit de mer-richtlijn volgt echter dat er voor elk project sprake moet zijn van een zekere toestemming of vergunning waarvoor bij de voorbereiding daarvan een MER kan worden gemaakt. Artikel 11.8, tweede lid, van dit besluit vangt deze mogelijke lacune op. Deze bepaling maakt het mogelijk om bij het ontbreken van een besluit, genoemd in bijlage V een ander besluit aan te wijzen waarvoor bij de voorbereiding daarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Met dit artikellid wordt ook invulling gegeven aan artikel 16.43, vierde lid, onder b, van de wet, dat de mogelijkheid geeft om een omgevingsvisie, programma of onderdeel van een omgevingsplan als besluit voor een project aan te merken. Het omgevingsplan is waar nodig opgenomen in kolom 4 van bijlage V bij dit besluit. Omgevingsvisies en programma's worden op voorhand niet aangewezen, maar kunnen zo nodig via dit artikellid als besluit voor een project worden aangemerkt. Deze bepaling is bedoeld voor uitzonderingsgevallen en is alleen van toepassing als de bijlage geen uitkomst biedt.
Derde lid
Het derde lid ziet op het geval dat het omgevingsplan is aangewezen als besluit waarvoor bij de voorbereiding daarvan een milieueffectrapport gemaakt moet worden bij een mer-(beoordelings)plichtig project. Uit de opbouw van de bijlage volgt al dat het omgevingsplan alleen in beeld komt als er geen sprake is van een vergunningplichtige activiteit. Op grond van artikel 11.8, derde lid, moet ook eerst worden bezien of sprake is van een omgevingsvergunning voor een afwijkactiviteit. Als die er wel is, moet het milieueffectrapport aan deze omgevingsvergunning worden gekoppeld. Het omgevingsplan kan dan beschouwd worden als kaderstellend plan waarvoor een plan-mer gemaakt moet worden. Als er geen sprake is van een afwijkactiviteit dient het omgevingsplan als besluit waarvoor bij de voorbereiding een project-MER gemaakt moet worden. Het omgevingsplan zal daar dan ook concreet genoeg voor moeten zijn.
Artikelen 11.9 tot en met 11.21
Beoogd is deze artikelen in te vullen via het Invoeringsbesluit Omgevingswet.
Voetnoten
Zie onderaan blz. 23: ‘De provincies behouden de goedkeuringsbevoegdheid voor de versterkingsplannen met de focus op ruimtelijke consequenties en LNC-waarden (Landschappelijke, Natuur- en Culturele waarden). De bevoegdheden met betrekking tot de m.e.r.-procedure voor versterkingsplannen en ruimtelijke plannen blijven ongewijzigd.’
Hof van Justitie 10 december 2009, zaak C-205/08.