Hof Amsterdam, 06-03-2010, nr. 200.024.303/01
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9228
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
06-03-2010
- Zaaknummer
200.024.303/01
- LJN
BM9228
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BM9228, Uitspraak, Hof Amsterdam, 06‑03‑2010; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 202 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [KEI-Rv]
- Vindplaatsen
JBPr 2011/8 met annotatie van mw. mr. E.F. Groot
Uitspraak 06‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Voorlopig deskundigenbericht. Eerder onderzoek door gezamenlijk aangewezen deskundige.
Partij(en)
GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Appellant],
wonend te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. B.F. Nuijens, te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLOTERVAART ZIEKENHUIS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER IN HOGER BEROEP,
advocaat: mr. E.J. Wervelman, te Utrecht.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna [appellant] en het Slotervaart Ziekenhuis genoemd.
[Appellant] is bij beroepschrift met producties, dat op 5 februari 2008 ter griffie van het hof is ingekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de rechtbank te Amsterdam onder zaaknummer/rekestnummer 401107/HA RK 08-364 op 6 november 2009 heeft gegeven. Het beroepschrift bevat 14 grieven en strekt ertoe dat het hof genoemde beschikking zal vernietigen en alsnog het verzochte voorlopig deskundigenbericht zal bevelen.
Op 26 maart 2009 is ter griffie van het hof een verweer- schrift in hoger beroep met producties van het Slotervaart Ziekenhuis ingekomen. Daarin verzoekt het Ziekenhuis het ingediende beroep van [appellant] af te wijzen, althans het oorspronkelijke verzoek, zonodig onder verbetering van de in de bestreden beschikking genoemde gronden af te wijzen, kosten rechtens.
Op 16 juni 2009 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft mr. B.F. Nuijens voornoemd namens [appellant], aan de hand van aan het hof overgelegde aantekeningen, het woord gevoerd en namens het Slotervaart Ziekenhuis mr. E.J. Wervelman voornoemd.
Vervolgens is de behandeling van de zaak aangehouden om partijen de gelegenheid te geven de mogelijkheden van mediation te onderzoeken.
Bij brief van 4 augustus 2009 heeft mr. Nuijens namens partijen het hof bericht dat een mediation-traject weinig zinvol is en hebben partijen het hof verzocht om uitspraak te doen.
2. Feiten
2.1
De rechtbank heeft in de beschikking waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.8 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Hierover bestaat geen geschil zodat ook het hof van deze feiten zal uitgaan.
2.2
Naar aanleiding van klachten over een snel groeiende zwelling in de linkerhals is [appellant] sinds 24 juni 1999 onder behandeling geweest van de in het Slotervaart Ziekenhuis werkzame chirurg dr. [chirurg Slotervaart Ziekenhuis].
2.3
[Chirurg Slotervaart Ziekenhuis] heeft op 1 juli 1999 een hemistrumectomie links inclusief ishtmus bij [appellant] verricht, waarna uit onderzoek door de patholoog-anatoom is gebleken dat sprake was van een folliculair carcinoom.
2.4
Op 16 juli 1999 is door [chirurg Slotervaart Ziekenhuis] een tweede operatie uitgevoerd, te weten een totale restthyreoïdectomie rechts. Daarbij is één bijschildklier verwijderd. Ook werd een cyste aangetroffen die is verwijderd.
2.5
[Appellant] heeft het Slotervaart Ziekenhuis aansprakelijk gesteld wegens het onzorgvuldig handelen met betrekking tot de bijschildklieren. Partijen zijn, na afwijzing van de aansprakelijkheid door de aansprakelijkheidsverzekeraar Medirisk, in overleg getreden over het gezamenlijk aanvragen van een medische expertise.
2.6
Het voorstel van [appellant] om een expertise te laten verrichten door prof. dr. Van Vroonhoven (hierna: Van Vroonhoven) is door Medirisk afgewezen. [Appellant] heeft vervolgens Van Vroonhoven zelf opdracht gegeven voor het uitvoeren van een expertise, hetgeen heeft geresulteerd in een rapport van 22 november 2002.
2.7
Na dit onderzoek zijn partijen wederom in overleg getreden over een gezamenlijke expertise. Medirisk heeft ingestemd met het namens [appellant] gedane voorstel om prof. dr. J. Kievit (hierna: Kievit) te benoemen. Partijen hebben overleg gevoerd over de aanbiedingsbrief en de vraagstelling.
2.8
Kievit heeft op 14 augustus 2006 zijn conceptrapport gezonden aan de heer Blanken, medisch adviseur aan de zijde van [appellant], die op zijn beurt het concept heeft gezonden aan Medirisk. Vervolgens hebben [appellant], [chirurg Slotervaart Ziekenhuis], Blanken en dr. Cremers van Medirisk commentaar gegeven op het rapport. Deze opmerkingen zijn door Kievit in zijn definitieve rapport van 8 februari 2007 opgenomen en voorzien van een reactie.
2.9
De advocaat van [appellant] heeft het expertiserapport voorgelegd aan Van Vroonhoven en diens reactie van 15 juli 2007 bij brief van 3 augustus 2007 toegezonden aan Medirisk met het verzoek aansprakelijkheid te erkennen. Medirisk heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen met verwijzing naar het rapport van Kievit.
3. De beoordeling
3.1
[Appellant] verzoekt een voorlopig deskundigenbericht te bevelen ter beantwoording van nader aangeduide vragen over de uitvoering van de operaties in juli 1999 en de informatievoorziening, verslaglegging en postoperatieve zorg in dat kader. Na verweer van het Slotervaart Ziekenhuis heeft de rechtbank dit verzoek bij de bestreden beschikking afgewezen. De rechtbank heeft – kort gezegd - aan haar beslissing ten grondslag gelegd dat het expertiserapport van Kievit op dezelfde wijze tot stand is gekomen als een voorlopig deskundigenbericht dat op basis van de wet wordt gelast, dat [appellant] tegen het aldus tot stand gekomen rapport geen zwaarwegende en steekhoudende argumenten heeft ingebracht en dat het rapport voor [appellant] voldoende aanknopingspunten biedt om zijn procespositie te kunnen bepalen. Van deze beslissing is [appellant] in hoger beroep gekomen.
3.2
De grieven houden kort gezegd in dat het door de rechtbank gehanteerde uitgangspunt dat er in een geval als het onderhavige slechts plaats is voor toewijzing van het verzoek als blijkt van serieuze bezwaren tegen de in gezamenlijk overleg tot stand gekomen expertise, onjuist is, dat het rapport van Kievit niet op de juiste wijze tot stand is gekomen, onduidelijk is en onvoldoende aanknopingspunten biedt om de procespositie van [appellant] te kunnen bepalen en dat de rechtbank de door hem aangedragen bezwaren tegen het rapport van Kievit ten onrechte als onvoldoende steekhoudend en zwaarwegend heeft aangemerkt. Het hof zal de grieven gezamenlijk behandelen.
3.3
Voorop staat dat een verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel dient te worden toegewezen (mits dat verzoek terzake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden), tenzij het verzoek in strijd is met een goede procesorde, misbruik wordt gemaakt van deze bevoegdheid of als het verzoek op een ander zwaarwegend geoordeeld bezwaar afstuit.
3.4
De overeenkomst tussen partijen om gezamenlijk opdracht te geven tot een medische expertise omvatte overeenstemming over de persoon van de deskundige en de vraagstelling. Die overeenkomst heeft er bovendien toe geleid dat door de gezamenlijk aangewezen deskundige onderzoek is gedaan en is gerapporteerd op dezelfde wijze als het geval zou zijn geweest indien de rechter op verzoek van een van beide partijen een voorlopig deskundigenbericht had gelast. Daarbij komt dat beide partijen bij de totstandkoming van bedoelde afspraken en het daarop volgende onderzoek werden bijgestaan door deskundige raadslieden. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat de overeenstemming die ten grondslag ligt aan de totstandkoming van het rapport van Kievit mede de inhoud van de tussen partijen geldende procesorde bepaalt in die zin dat een zodanig rapport op één lijn kan worden gesteld met een door de rechter opgedragen deskundigenbericht. In een zodanig geval geldt dat wanneer geen zwaarwegende bezwaren bestaan tegen de wijze van totstandkoming of de inhoud van het rapport, het in strijd is met de goede procesorde om een nieuw onderzoek, op de voet van een voorlopig deskundigenbericht, te verlangen. Een andere opvatting zou afbreuk doen aan de wenselijke praktijk dat de betrokken partijen bij gevallen van letselschade zo mogelijk buiten de rechter overeenstemming bereiken over een gezamenlijk op te dragen expertise ten dienste van de (voortvarende) afwikkeling van de schade, althans de inschatting van de proceskansen.
3.5
Het hof treedt niet in de vraag of de bevindingen van Kievit juist zijn. Met de rechtbank is het hof echter wel van oordeel dat het rapport van Kievit voldoet aan de eisen die worden gesteld aan een voorlopig deskundigenonderzoek op basis van de wet. Het rapport van Kievit is voldoende concreet en de relevante feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van het hof in voldoende mate betrokken in het onderzoek. Bovendien hebben [appellant] en het Slotervaart Ziekenhuis uitgebreid gelegenheid gehad hun zienswijze op het conceptrapport kenbaar te maken en heeft de deskundige op dit commentaar gereageerd in het definitieve rapport. Het rapport is derhalve deugdelijk tot stand gekomen. Dat de reactie van Van Vroonhoven, die vijf maanden na afronding van het onderzoek is nagekomen, geen rol heeft gespeeld in het eindoordeel van Kievit doet daar niet aan af.
3.6
Voorts heeft [appellant] aangevoerd dat Kievit, bij zijn beoordeling van de vraag of [chirurg Slotervaart Ziekenhuis] heeft gehandeld als een zorgvuldig en bekwaam arts, is uitgegaan van een verkeerd criterium. Dit betoog gaat niet op. Kievit heeft op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet waarom [chirurg Slotervaart Ziekenhuis] naar zijn oordeel heeft gehandeld als een zorgvuldig en bekwaam arts. De omstandigheid dat hij in zijn beantwoording op de vraag, of de dienstdoende chirurg ten tijde van de operatie als een zorgvuldig bekwaam arts handelde, de zinsnede “geen aperte onjuistheid” heeft gebruikt, getuigt er naar het oordeel van het hof niet van dat Kievit de vraagstelling verkeerd heeft begrepen of een onjuist criterium heeft toegepast. Dat Kievit van het juiste criterium is uitgegaan blijkt uit diens reactie op het commentaar van dr. Blanken op het conceptrapport, waarbij Kievit schrijft dat het aankomt op de vraag wat van een redelijk bekwaam geneesheer in 1999 mocht worden verwacht. Het hof ziet geen grond om met [appellant] aan te nemen dat Kievit zich pas toen heeft gerealiseerd wat het juiste criterium is en toen zijn eerder getrokken conclusie niet meer wilde bijstellen.
3.7
Al met al moet worden aangenomen dat het rapport van Kievit aan [appellant] voldoende aanknopingspunten biedt om zijn proceskansen te kunnen inschatten. Dat de conclusies van dit rapport niet overeenkomen met de uitkomst van een eerder door [appellant] eenzijdig opgedragen deskundigenonderzoek en dat hij met vragen blijft zitten die in het rapport van Kievit niet worden beantwoord doet hier niet aan af.
3.8
[Appellant] heeft nog aangevoerd dat partijen met het aangaan van een gezamenlijke expertise geen bindend advies zijn overeengekomen dan wel dat [appellant] geen afstand heeft gedaan van zijn recht de rechter om een deskundigenbericht te verzoeken. De juistheid van deze stellingen doet er niet aan af dat bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van het onderhavige verzoek het rapport van Kievit en de wijze waarop dit tot stand is gekomen een rol speelt zoals hierboven onder 3.4 overwogen.
3.9
Het vorenstaande wordt niet anders doordat, zoals [appellant] aanvoert, de rechter in de hoofdzaak mogelijk een nader deskundigenonderzoek zal gelasten; die beslissing berust op een waardering van het rapport van Kievit als bewijsmiddel en is als zodanig voorbehouden aan de rechter in een eventueel in te stellen hoofdzaak.
3.10
Gelet op het voorgaande heeft [appellant] onvoldoende zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen het rapport van Kievit naar voren gebracht. Het verzoek van [appellant] stuit daarom af op de goede procesorde.
3.11
De conclusie moet zijn dat de grieven tevergeefs zijn voorgedragen en niet kunnen leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen. [Appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
4
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, op 6 november 2008 door de rechtbank te Amsterdam gegeven onder zaaknummer/rekestnummer 401107/HA RK 08-364;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Slotervaart Ziekenhuis gevallen en tot op heden begroot op € 1.788,- aan salaris en € 313,- aan verschotten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C. Makkink, G.J. Visser en A. Rutten-Roos en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2010.
Beschikking van de Derde Burgerlijke Kamer
Witteveen/ Slotervaart Ziekenhuis
4
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, op 6 november 2008 door de rechtbank te Amsterdam gegeven onder zaaknummer/rekestnummer 401107/HA RK 08-364;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van Slotervaart Ziekenhuis gevallen en tot op heden begroot op € 1.788,- aan salaris en € 313,- aan verschotten.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.C. Makkink, G.J. Visser en A. Rutten-Roos en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2010.