Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 17 Voorwaarden voor de uitwisseling van inlichtingen
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
De aangezochte autoriteit verstrekt een verzoekende autoriteit de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde inlichtingen of verricht de in artikel 12 bedoelde administratieve notificatie op voorwaarde dat:
- a)
het aantal en de aard van de door de verzoekende autoriteit ingediende verzoeken om inlichtingen de aangezochte autoriteit administratief niet onevenredig zwaar belasten;
- b)
de verzoekende autoriteit voor het verkrijgen van de inlichtingen eerst een beroep heeft gedaan op alle gebruikelijke bronnen die zij in de gegeven omstandigheden had kunnen benutten zonder het verkrijgen van het beoogde resultaat in gevaar te brengen.
2.
Deze overeenkomst legt niet de verplichting op onderzoeken in te stellen naar of inlichtingen te verstrekken over een specifiek geval wanneer de wetgeving of de administratieve praktijk van de staat die de inlichtingen moet verstrekken, die staat niet toestaat dergelijke onderzoeken in te stellen of zodanige inlichtingen in te winnen of te gebruiken voor de eigen doeleinden.
3.
Een aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken indien de verzoekende autoriteit, op wettelijke gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken. De aangezochte autoriteit stelt het Gemengd Comité in kennis van de redenen voor de weigering.
4.
Het verstrekken van inlichtingen kan worden geweigerd indien dit zou leiden tot onthulling van een commercieel, industrieel of beroepsgeheim of van een handelswerkwijze of van gegevens waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde.
5.
In geen geval worden de leden 2, 3 en 4 zo uitgelegd dat de aangezochte autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend omdat deze inlichtingen berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die bij wijze van vertegenwoordiging of uit hoofde van een fiduciaire verplichting optreedt, of omdat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een rechtspersoon.
6.
De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit in kennis van de redenen voor de afwijzing van een verzoek om bijstand.