HR, 18-11-2014, nr. 13/04606
ECLI:NL:HR:2014:3305
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-11-2014
- Zaaknummer
13/04606
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:3305, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑11‑2014; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:2081, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:2081, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑10‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:3305, Gevolgd
- Vindplaatsen
Uitspraak 18‑11‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Partij(en)
18 november 2014
Strafkamer
nr. 13/04606
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 augustus 2013, nummer 20/004349-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft schriftelijk het standpunt ingenomen dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3.Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2014.
Conclusie 28‑10‑2014
Inhoudsindicatie
HR: art. 80a RO.
Nr. 13/04606
Mr. Aben
Zitting 28 oktober 2014
Standpunt c.q. conclusie inzake:
[verdachte]
Bestreden arrest:
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch d.d. 29 augustus 2013
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaarde poging doodslag.
Anders dan het middel aanvoert vermag ik niet in te zien dat ’s hofs oordeel dat de verdachte vanaf een zeer geringe afstand met kracht een stekende beweging in de richting van de buik van het slachtoffer heeft gemaakt niet te rijmen zou zijn met de verklaring van het slachtoffer dat hij en de verdachte bij de eerste stekende beweging op een meter afstand van elkaar hebben gestaan.
Het hof heeft voorts geoordeeld dat door met kracht in de richting van de buik met een mes te steken, naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk is dat een persoon levensbedreigend gewond raakt en komt te overlijden nu zich in de buik zeer kwetsbare en vitale delen van het lichaam bevinden. Dat oordeel geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is geenszins onbegrijpelijk. Daaraan doet niet af dat de verdachte heeft verklaard dat het mes als een klein mes is te beschouwen. Opmerking verdient dat het lemmet van het door de verdachte gebruikte knipmes, blijkens een van de als bewijsmiddel 15 tot het bewijs gebezigde foto’s, ruim 6 cm bedroeg.
De klachten kunnen worden afgedaan op de voet van artikel 80a RO.
De procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
n.d.