NJ 2020/244
Geen poging tot invoer cocaïne.
HR 02-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:975
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/00762
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS204950:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:975, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:338, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑10‑2019
- Wetingang
Essentie
Geen begin van uitvoering van het binnen Nederland brengen van cocaïne.
Samenvatting
Het oordeel van het hof dat de cocaïne ‘al onderweg was naar Nederland’, is niet zonder meer begrijpelijk nu uit de bewijsvoering niet meer kan worden afgeleid dan dat de partij cocaïne op zee lag voor de kust van het land van herkomst. Uit de bewijsvoering volgt verder dat de kredietwaardigheid van de afnemers nog moest worden aangetoond, voordat de invoer van de cocaïne in Nederland daadwerkelijk (verder) in gang zou worden gezet. In het licht daarvan kon het hof niet oordelen dat sprake is van een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.