Rb. Rotterdam, 10-01-2017, nr. 10/963079-11
ECLI:NL:RBROT:2017:339
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
10-01-2017
- Zaaknummer
10/963079-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2017:339, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 10‑01‑2017; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 10‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Mensenhandel en mensensmokkel van Filipijnse matrozen. (Oogmerk van) uitbuiting niet bewezen nu niet is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Verdachte heeft als werkgever arbeidscontracten valselijk opgemaakt en gebruikt om te kunnen frauderen met aanvraagprocedures voor tewerkstellingsvergunningen en in IND-procedures. Verdachte heeft zich hiermee met anderen schuldig gemaakt aan mensensmokkel en valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, en deelnemen aan een criminele organisatie.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 3
Parketnummer: 10/963079-11
Datum uitspraak: 10 januari 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verdachte W],
gevestigd te Werkendam aan de [adres],
ter terechtzitting vertegenwoordigd door haar algemeen directeur [naam verdachte X].
Raadslieden mr. A.J.M. de Swart, advocaat te Rotterdam en mr. L.M.A.M. Hoeks, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 november 2016, 1 december 2016, 2 december 2016, 5 december 2016 en 10 januari 2017.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officieren van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officieren van justitie
De officieren van justitie mr. W.J.B. Ten Kate en mr. Y. Oosterhof hebben gerekwireerd tot
bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 tenlastegelegde en vrijspraak van het onder 4 primair tenlastegelegde voor zover het betreft het voorzien van digitale handtekeningen van [slo. 2] en [slo. 4] (tweede en vijfde gedachtestreepje) alsmede tot veroordeling van de verdachte tot een geldboete van één miljoen euro.
4. De verdediging
De raadslieden hebben bewijsverweren gevoerd en algehele vrijspraak bepleit.
5. Waardering van het bewijs
5.1.
Algemeen
Alvorens de waardering van het bewijs ter zake van de individuele feiten te bespreken staat de rechtbank stil bij de economische activiteiten van de verdachten, de structuur van de onderneming en enige financiële en administratieve aspecten. Deze vormen de context waarbinnen de rechtbank de ten laste gelegde feiten zal beoordelen.
De rechtbank stelt vast dat de vennootschappen [verdachte W], statutair gevestigd te Werkendam en kantoor houdende te Delft aan de [adres], [rechtspersoon 1], opgericht naar het recht van de Filipijnen, en [rechtspersoon 2], opgericht naar het recht van Singapore, tezamen een uitzendbureau dreven in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012. De rechtbank zal dit samenwerkingsverband hierna aanduiden als ‘[swv Q]’.
Verdachte [verdachte X] was middellijk aandeelhouder van [verdachte W]; in genoemde periode was hij directeur van de vennootschap. [verdachte W] genereerde inkomsten door haar kosten te declareren bij [rechtspersoon 2] met een winstopslag van 5 tot 10%, een zogenaamde cost-plus regeling.
De rechtbank kan niet vaststellen wie de middellijke of onmiddellijke aandeelhouders waren in de vennootschappen [rechtspersoon 1] en [rechtspersoon 2] Verdachte [verdachte X] en verdachte [verdachte Y] vertegenwoordigden [swv Q] in contacten met de overheid, in het bijzonder in contacten met het UWV Werkbedrijf. Personeel van [swv Q] verklaarde dat beide verdachten de beslissingen namen binnen [swv Q]. Verdachte [verdachte Y] en verdachte [verdachte X] hebben het bedrijf [swv Q] tezamen opgezet. De intentie daarbij was dat beiden ieder voor 50% zouden participeren. De rechtbank houdt het ervoor dat beide verdachten middellijk of onmiddellijk voor de helft van de waarde van de aandelen participeren in [rechtspersoon 2], de vennootschap waar de winst van de onderneming van [swv Q] als geheel neersloeg. Dit laatste leidt de rechtbank af uit het gegeven dat de inlenende schippers betaalden aan Singapore en dat Delft en Manilla hun kosten met een winstopslag declareerden aan Singapore.
De inlenende schippers ontvingen een factuur voor de ingeleende arbeidskrachten van [rechtspersoon 2] en betaalden ook aan deze vennootschap. In de praktijk vertegenwoordigde verdachte [verdachte Y] [rechtspersoon 2] te Singapore. Verdachte [verdachte Y] bepaalde in overeenstemming met verdachte [verdachte X] het beleid binnen [rechtspersoon 1] te Manilla. Het is de rechtbank niet gebleken dat de formeel benoemde directie van [rechtspersoon 1] in de praktijk enige feitelijke zeggenschap had; de vennootschap was financieel volledig afhankelijk van [rechtspersoon 2] en verdachte [verdachte Y] bepaalde welke kandidaten uiteindelijk als uitzendkracht te werk werden gesteld.
[rechtspersoon 1] declareerde de lonen die zij uitbetaalde aan de uitzendkrachten, bij [rechtspersoon 2] De rechtbank heeft geen inzicht gekregen in de administratie van de activiteiten in Manilla. De rechtbank sluit niet uit dat de loonadministratie voor de Filipijnse uitzendkrachten daar werd gevoerd.
[swv Q] dreef een uitzendbureau in de periode waarop de tenlastelegging betrekking heeft. Artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt: De uitzendovereenkomst is de arbeidsovereenkomst waarbij de werknemer door de werkgever, in het kader van de uitoefening van het beroep of bedrijf van de werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van de derde. De inlener heeft met de werkgever van de uitzendkracht een overeenkomst van opdracht op grond waarvan de uitzendkracht, als werknemer van het uitzendbureau, voor hem arbeid verricht. De uitzendovereenkomst en de overeenkomst van opdracht zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Het uitzendbureau van [swv Q] had betrekking op een ‘niche-markt’: het werven van personeel voor Nederlandse binnenvaartschepen. Dit deed [swv Q] door met name Filipijnse matrozen uit te zenden. Op het hoogtepunt van de activiteiten zond [swv Q] tot ongeveer tweehonderd matrozen tegelijkertijd uit bij inleners op Nederlandse binnenvaartschepen.
Verdachte [verdachte X] hield zich in de praktijk bezig met het werven van opdrachten. Hij onderhield daartoe veel contacten met Nederlandse binnenvaartschippers en rederijen.
Zodra de overeenkomst van opdracht door de schipper en [swv Q] was getekend kon een uitzendkracht worden aangeworven. Het aanwerven van Filipijnse matrozen gebeurde in Manilla.
Zodra een geschikte kandidaat bekend was begon [swv Q] in de hoedanigheid van werkgever in Nederland als referent een adviesaanvraag bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ter verkrijging van een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) door de uit te zenden Filipijnse vreemdeling. Tegelijkertijd vroeg [swv Q] als werkgever een tewerkstellingsvergunning (TWV) aan ten behoeve van de Filipijnse uitzendkracht bij het UWV Werkbedrijf. Bij de aanvraag voor de TWV moest een kopie van de arbeidsovereenkomst, het ‘euro-contract’, worden gevoegd. Deze arbeidsovereenkomst mocht een aanvullende overeenkomst zijn; belangrijke voorwaarde was (en is) dat de arbeidsvoorwaarden in de overeenkomst of de samenhangende overeenkomsten voldeden aan de Nederlandse regelgeving, in het bijzonder aan de Wet op het minimumloon (WML).
Zodra de TWV was afgegeven en er een positief advies was voor de verlening van een MVV aan de uitzendkracht riep [swv Q] de uitzendkracht op om (opnieuw) naar het kantoor in Manilla te komen. Dan tekenden [swv Q] en de uitzendkracht het zogenaamde POEA-contract, het arbeidscontract voor de Philippine Overseas Employment Administration.
De uitzendkracht vroeg vervolgens bij de Nederlandse ambassade de MVV aan waarmee Nederland kon worden in gereisd. Na aankomst in Nederland ving [swv Q] de uitzendkracht op en was hem behulpzaam bij de verdere formaliteiten voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De uitzendkracht werd door [swv Q] naar het schip gebracht waar hij zou worden tewerkgesteld.
Het aanvragen van de TWV en het optreden als referent voor de adviesaanvraag voor de MVV waren noodzakelijke handelingen om daadwerkelijk tot de uitvoering van de uitzendovereenkomst en de overeenkomst van opdracht te komen. Deze handelingen verrichtte [swv Q] in het kantoor in Delft.
Dit werkproces was als volgt georganiseerd. De medewerker in het kantoor te Delft verzamelde de nodige gegevens voor de aanvraag van de TWV in de database en vulde deze aan waar nodig. Vervolgens werd de aanvraag van de TWV met de handtekening van verdachte [verdachte X] ingezonden aan het UWV Werkbedrijf. De rechtbank houdt het erop dat de handtekening van [verdachte X] (ook) digitaal op het aanvraagformulier kon worden geplaatst door de betrokken medewerker. Niet gebleken is dat verdachte [verdachte X] persoonlijk de formulieren ondertekende. De formulieren voor de adviesaanvraag ter verkrijging van de MVV door de uitzendkracht werden eveneens op basis van de gegevens in de database samengesteld en met de inmiddels afgegeven TWV ingezonden aan de IND.
Verdachte [verdachte Z] controleerde dit proces en zij stuurde de medewerkers op het kantoor te Delft aan. Zij had in het laatste jaar van de tenlastegelegde periode de titel van operations manager. De rechtbank begrijpt dat dit niet samenhing met een wijziging van haar functie maar met het feit dat de verdachte [verdachte X] in het laatste jaar veel afwezig was in verband met nieuwe activiteiten van [swv Q]. De verdachte [verdachte Z] was een contactpersoon voor overheidsinstanties en een aanspreekpunt voor de opdrachtgevers, de inlenende schippers.
[swv Q] beschikte over een database. Daarin werden alle documenten opgeslagen. Elke locatie, Singapore, Manilla en Delft, had een eigen server en dagelijks werden er updates naar de andere servers gestuurd. De rechtbank maakt hieruit op dat [swv Q] één administratie had waar het de documenten betreffende inleners en uitzendkrachten betrof.
De tenlastelegging vermeldt een vierde vennootschap als medepleger van de feiten en als lid van de criminele organisatie, te weten [rechtspersoon 3]. Hiermee bedoelde de opsteller van de tenlastelegging vermoedelijk [rechtspersoon 4] op de Maagdeneilanden. Deze vennootschap figureert als ‘principal’ in de POEA-contracten, de Filipijnse arbeidsovereenkomsten. Over deze vennootschap is verder niets bekend. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze vennootschap of personeel van deze vennootschap enige rol heeft vervuld in de onderneming van [swv Q].
De rechtbank definieert een onderneming als een organisatie van kapitaal en arbeid welke door duurzame deelname aan het economische en maatschappelijke verkeer winst wil behalen. Hierboven heeft de rechtbank uiteen gezet dat de noodzakelijke taken van de onderneming door de verdachten [verdachte Y] en [verdachte X] zijn verdeeld over drie verschillende vennootschappen. Omdat die taken onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn duidt de rechtbank de onderneming aan met de naam [swv Q]. De rechtbank heeft geen inzicht gekregen in het zakelijk belang wat met deze verspreiding van de taken over de drie vennootschappen zou zijn gemoeid. Resultaat van deze structuur is in ieder geval wel geweest dat de Nederlandse overheid een beperkt zicht heeft gekregen op de precieze activiteiten en de plaatsen waar deze werden uitgevoerd en op de – verspreide – administratie daarvan.
In strafrechtelijke zin betekent dit dat de rechtbank van oordeel is dat de gedragingen binnen de sfeer van het uitzendbureau van [swv Q] aan de drie vennootschappen tezamen kunnen worden toegerekend. Zij handelden daarbij als een eenheid, als één onderneming.
5.2
Vrijspraak feit 1: mensenhandel
Aan de verdachte is onder feit 1 mensenhandel ten laste gelegd. De verdachte ontkent zich hieraan schuldig te hebben gemaakt.
Wettelijk kader
Volgens de wettelijke bewijsregeling moet een bewezenverklaring van elk zelfstandig, separaat feit berusten op ten minste twee uiteenlopende bronnen. Het is vaste rechtspraak dat de bewijsminima gelden ten aanzien van de gehele tenlastelegging en niet ten aanzien van elk onderdeel afzonderlijk. Feit 1 betreft echter een zogenaamde cumulatieve of samengestelde tenlastelegging ofwel een verzamelfeit waarbij hetzelfde strafbare feit, gepleegd in eenzelfde periode, telkens is gepleegd tegen verschillende personen, hetgeen in één tenlastelegging is samengevoegd. Een overtreding ten aanzien van iedere persoon is dus telkens een zelfstandig, separaat feit, waarvoor telkens de wettelijke bewijsminima gelden.
Uit de toepasselijke totstandkomingsgeschiedenis van het onderhavige wetsartikel 273f (oud) van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.) en de toepasselijke jurisprudentie volgt dat mensenhandel is (gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het individu steeds voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid.
De in artikel 273f (oud) Sr. verboden gedragingen beïnvloeden de wil, waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat zij leiden tot het ontbreken van vrijwilligheid, waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken. Dit gebrek aan een vrije keuze komt nader tot uitdrukking in de verschillende bestanddelen die van artikel 273f Sr. deel uitmaken.
De vraag of - en zo ja, wanneer - sprake is van 'uitbuiting' in de zin van de onderhavige bepaling, is niet in algemene termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Bij de beantwoording van die vraag komt in een geval als het onderhavige onder meer betekenis toe aan (I) de aard en duur van de tewerkstelling, (II) de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt, en (III) het economisch voordeel dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd. De instemming van de betrokkene ten aanzien van de bestanddelen en feitelijkheden is daarbij niet van belang. Het enkele aanwenden van dwangmiddelen levert niet reeds uitbuiting op. Het oogmerk van uitbuiting houdt in dat sprake moet zijn van een ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid. Er moet sprake zijn geweest van exces, waarbij overigens ook sprake kan zijn geweest van een cumulatie van minder ernstige inbreuken.
Beoordeling
Uit het dossier maakt de rechtbank op dat [swv Q] misbruik maakte van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van de Filipijnse matrozen. Niet alleen uit de diverse getuigenverklaringen van matrozen maar ook uit de algemene voorwaarden behorend bij het POEA-contract volgt dat de matrozen naar Nederland werden gehaald onder de voorwaarde dat als zij voortijdig terug wilden keren naar de Filipijnen de kosten van de terugvlucht alsmede de (forse) kosten van de in hen plaats te werk te stellen matroos voor hun rekening kwamen. Ook werd er in dat geval geen leave pay uitbetaald. De matrozen moesten hun werkboekje inleveren bij [swv Q] als zij met verlof gingen. Deden zij dat niet, dan ontvingen zij geen leave pay en veelal ook niet hun laatste maandsalaris, zo volgt uit diverse getuigenverklaringen. Naar een andere werkgever overstappen werd ernstig bemoeilijkt, niet alleen door deze financiële sancties, maar ook omdat de matrozen hun werkboekje nodig hadden om te laten zien wat hun werkervaring was hetgeen relevant was voor de hoogte van hun salariëring. De uren die de onderhavige matrozen moesten werken lagen veelal fors boven de 40-urige werkweek als bepaald in het euro-contract. Diverse matrozen hebben bij [swv Q], met name bij [medewerkster rechtspersoon 1], maar ook bij de verdachte [verdachte X] en de verdachte [verdachte Z] geklaagd over lange werkdagen, soms ook over het gebrek aan voldoende eten aan boord en in enkele gevallen over het moeten doorwerken bij ziekte.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wel worden vastgesteld dat [swv Q] (mede) verantwoordelijk is voor de maatschappelijk ongewenst geachte arbeidssituatie van de door haar uitgezonden Filipijnse matrozen maar er is onvoldoende bewijs voorhanden dat er in de concrete zes gevallen als genoemd in de tenlastelegging sprake is geweest van een uitbuitingsituatie, zoals bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.
Elk van de zes Filipijnse matrozen als genoemd in de tenlastelegging heeft uitsluitend verklaard over zijn eigen concrete omstandigheden. Uit de verklaringen van [slo. 2] en [slo. 5] kan niet worden opgemaakt dat sprake is geweest van een uitbuitingssituatie. De matrozen [slo. 1], [slo. 3], [slo. 4] en [slo. 6] verklaren wel over omstandigheden die zodanig ernstig zijn dat deze als uitbuiting zijn aan te merken. Echter, ten aanzien van deze feiten is geen bewijs uit een andere bron beschikbaar. Noch de schippers van de betreffende schepen noch de andere aanwezige matrozen die over de omstandigheden van voornoemde matrozen in de bedoelde periode hadden kunnen verklaren zijn hierover gehoord en ook andere bewijsstukken ten aanzien van uitbuiting zijn niet voorhanden. Nu de arbeidsomstandigheden per matroos en per schip verschillen, betekent dit dat niet is voldaan aan het bewijsminimum en dat de verdachte voor deze feiten dient te worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.3
Nadere bewijsoverwegingen
5.3.1
Feiten 3 en 4
5.3.1.1 Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie achten alle tenlastegelegde bestanddelen en feitelijkheden - behoudens het onder 4 primair en subsidiair tenlastegelegde met betrekking tot het voorzien van digitale handtekeningen van [slo. 2] en [slo. 4] (tweede en vijfde gedachtestreepje) - wettig en overtuigend bewezen.
5.3.1.2 Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachten voor deze feiten dienen te worden vrijgesproken omdat van valsheid in geschrifte geen sprake is geweest. Verkort weergegeven voert de verdediging daartoe aan dat [swv Q] betaald heeft conform het minimumloon, dat het aan het UWV bekend was dat er zowel een Nederlands als een Filipijns contract was en dat het UWV er bovendien van op de hoogte was dat bepaalde kosten in mindering werden gebracht op het salaris dat aan de matrozen werd uitbetaald en kennelijk geen bezwaar vond omdat er telkens een tewerkstellingsvergunning werd verleend. Er is derhalve geen sprake geweest van oogmerk tot misleiding in de zin van artikel 225 Sr.
5.3.1.3. Overwegingen rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Op het kantoor van [rechtspersoon 1] te Manilla op de Filipijnen tekenden de matrozen een arbeidsovereenkomst met vermelding van een salaris in Amerikaanse dollars. Op deze contracten staat vermeld dat deze werden gecontroleerd en goedgekeurd door the Philippine Overseas Employment Administration, kortweg POEA. Deze contracten, verder: POEA-contracten, vermelden een basis salaris (‘basic monthly salary’) alsmede de duur van de werkweek (variërend van 40 tot 44 uur), een vast bedrag voor overwerk (‘overtime’), waarbij in sommige gevallen staat vermeld dat het om een vergoeding van overwerk gaat tot en met 85 uur per maand en welk bedrag daarboven per uur dient te worden vergoed, als ook de vermelding van een bedrag aan verlofgeld (‘leave pay’).
Daarnaast zijn er ten aanzien van alle matrozen die in dienst waren bij [swv Q] arbeidsovereenkomsten opgesteld met daarin vermeld een salaris in euro’s voor een 40-urige werkweek. Deze contracten vermelden lonen die overeenkomen met de salarissen volgens de Wet minimum loon (WML). Deze contracten, verder: euro-contracten, vermelden tevens dat daarboven (zoals ook wettelijk verplicht) 8% vakantiegeld wordt vergoed.
De aanvragen van de tewerkstellingsvergunning (TWV) voor de matrozen werden bij het UWV ingediend door [verdachte W] te Delft en hierop werd de handtekening van de verdachte [verdachte X] geplaatst. Op deze aanvragen werden de salaris- (en ook overige) gegevens vermeld conform hetgeen vermeld stond op het euro-contract van de desbetreffende matroos.
5.3.1.4 Beoordeling
Een vereiste voor het verkrijgen van een TWV is dat de werkgever loon betaalt dat overeenstemt met de vereisten van de WML. Dat is wat het UWV controleert alvorens het een TWV verleent. Zij doet dit op basis van de door de werkgever verstrekte gegevens op het bijgevoegde contract en op het aanvraagformulier.
[swv Q] overlegde bij elke aanvraag van een TWV een euro-contract met de betreffende matroos als bijlage en nam daarbij onder meer de (loon-)gegevens als vermeld in het betreffende euro-contract over op het aanvraagformulier van de TWV. Het euro-contract en de aanvraag TWV strekten daarmee tot het bewijs dat [swv Q] met de betreffende matroos was overeenkomen conform de WML te zullen betalen. Indien derhalve komt vast te staan dat deze euro-contracten en de aanvraagformulieren door [swv Q] valselijk zijn opgemaakt - te weten niet de gegevens vermelden overeenkomstig hetgeen met de betreffende matrozen was overeengekomen - teneinde een TWV te verkrijgen die anders niet zou zijn verkregen, is daarmee sprake van valsheid in geschrift.
Het gevoerde verweer dat er bij de aanvraag van de TWV concept euro-contracten als bijlage werden meegezonden is niet ter zake doende. Het gaat er immers om of in het als bijlage bij de TWV-aanvraag gezonden euro-contract (al dan niet in een conceptvorm) bewust onjuiste gegevens zijn vermeld die relevant, zelfs doorslaggevend, waren voor het verkrijgen van een TWV. Voor de beantwoording van de vraag of het euro-contract en de TWV-aanvraag al dan niet de gegevens vermelden overeenkomstig hetgeen met de betreffende matrozen was overeengekomen is evenmin relevant dat uit het euro-contract kenbaar is dat er ook een POEA-contract was en dat de medewerkers van het UWV van het bestaan van dit andere contract op de hoogte waren. Het ter zake gevoerde verweer faalt derhalve.
Hoogte van de betaalde salarissen
De rechtbank stelt op basis van het navolgende vast dat de betreffende zes matrozen niet conform de WML betaald kregen:
Verklaringen matrozen
De onderhavige zes matrozen hebben verklaard dat zij niet betaald kregen zoals is weergegeven in de betreffende euro-contracten:
- -
[slo. 6] - die overigens aangeeft niet op de Jeanine te hebben gewerkt, maar pas per 1 juli 2009 in dienst te zijn getreden en toen werkte op het schip de Christiaan - verklaart dat [medewerkster rechtspersoon 1] en [verdachte Y] hem hebben toegezegd dat hij 1.000 dollar per maand zou gaan verdienen. Hij kreeg in 2009 686 dollar per maand, waarvan 200 dollar op de rekening van zijn vrouw werd gestort, daarnaast ontving hij bonussen bovenop het POEA-contract, deze werden niet elke maand uitgekeerd en waren ontoereikend als aanvulling op de tekortkoming van zijn salaris, zo verklaart hij. De strekking van zijn verklaring is derhalve dat het salaris als genoemd in het POEA-contract werd aangevuld met een bonus en een leave pay. Dat hij zich tijdens het verhoor met de SIOD het exacte bedrag uit het POEA-contract niet meer kon herinneren en daarom de gegevens uit het POEA-contract heeft geraadpleegd, doet derhalve geen afbreuk aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring.
- -
Ook [slo. 2] verklaart dat [medewerkster rechtspersoon 1] hem had gezegd dat hij 1.000 dollar per maand zou gaan verdienen voor 40 uur per week en dat het loon naar verloop van tijd zou stijgen. Later verklaart hij dat hij op dat moment (in 2011, de contractsperiode als bedoeld in de tenlastelegging) 58.000 pesos ontvangt voor basissalaris met overuren. Dit bedrag ligt ruim 200 euro lager per maand dan het op dat moment geldende (netto) salaris conform de WML en is bovendien een salaris inclusief overwerk terwijl de WML uitgaat van een 40-urige werkweek, te vermeerderen met 8% vakantiegeld.
- -
Uit de verklaring van matroos [slo. 1] is eveneens op te maken dat hij niet conform het loon als neergelegd in de betreffende euro-contracten werd betaald. Hij heeft verklaard dat hij in 2009 655 dollar en in 2010 910 dollar netto per maand verdiende voor een werkweek van 44 uur en 85 uur overwerk per maand. Soms kreeg hij een bonus van 250 dollar per maand en zakgeld van de schipper. [slo. 1] geeft in het verhoor bij de RC aan dat hij tijdens het verhoor bij de SIOD wellicht in het POEA-contract heeft gekeken wat zijn exacte maandsalaris bedroeg. Anders dan de verdediging betoogt doet dit niet af aan de betrouwbaarheid van voornoemde verklaring van [slo. 1]. Ook bij de RC geeft hij immers aan dat hij conform het POEA-contract werd betaald en dat hij daarnaast, maar niet iedere maand, een bonus kreeg uitbetaald.
- -
Matroos [slo. 3] heeft verklaard dat hij in 2009 1123 dollar verdiende en dat zijn werkdagen ruim meer dan 10 uur per dag waren. In zijn POEA-contract is bepaald dat het salaris van 1123 dollar ziet op een 44-urige werkweek inclusief 85 uur overwerk. Ook dit salaris is derhalve aanzienlijk lager dan het bedrag vermeld in het euro-contract. [slo. 3] heeft, zoals de verdediging aanhaalt, bij de RC verklaard dat hij bij het verhoor door de SIOD er de POEA-contracten op heeft nageslagen om te zien wat hij indertijd verdiende. Dit maakt zijn verklaring echter niet onbetrouwbaar. Hij herhaalt bij de RC dat het salaris wat hij bij de SIOD noemde klopt. Dat de uitbetaling in pesos en niet in dollars is geweest doet hier evenmin aan af. Het betrof immers een contract in dollars en de koers van de pesos fluctueerde, zodat bepaald niet onbegrijpelijk is dat de matroos het met hem overeengekomen bedrag in dollars noemde toen hem werd gevraagd naar het salaris dat hij verdiende.
- -
Matroos [slo. 4] heeft verklaard conform het POEA-contract te zijn uitbetaald, te weten een basissalaris van in 2010 600 dollar per maand als basissalaris en 300 dollar voor overwerk en in 2011 619 dollar per maand, en een bedrag van 346 per maand voor overwerk.
De verdediging heeft een overzicht overgelegd bij het RC verhoor van [slo. 4], afkomstig van de Bank of the Philippine Islands, waarop betalingen in pesos vermeld staan op bankrekeningen van [slo. 4]. Opvalt dat er in de maanden juli en oktober 2011 geen betalingen zijn gedaan, terwijl het contract van [slo. 4] per 1 juli 2011 aanving. De bedragen die wel vermeld staan betreffen bedragen van gemiddeld - omgerekend naar euro’s conform de koers in 2011 - circa € 1.400 netto per maand. Voor een salaris inclusief overwerk is dit bedrag weliswaar hoger dan het POEA-contract maar aanzienlijk lager dan het euro-contract voor een 40-urige werkweek te vermeerderen met 8% vakantiegeld, nog daargelaten de ontbrekende betalingen over de maanden juli en oktober 2011 en de betwisting door [slo. 4] deze andere bedragen te hebben ontvangen.
- Matroos [slo. 5] heeft verklaard dat hij in 2009 1400 dollar per maand en in 2010 1600 dollar per maand verdiende. [slo. 5] geeft aan dat hij voor dit salaris werkte van 8.00 uur ’s morgens tot 20.00 uur ’s avonds, zes dagen per week ‘en op zondag alleen bunkeren’. Dit salaris ligt is derhalve niet overeenkomstig het WML, dat uitgaat van een 40-urige werkweek (te vermeerderen met 8% vakantiegeld).
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen reden om aan de betrouwbaarheid van voornoemde verklaringen te twijfelen. De verklaringen staan niet op zichzelf en vinden ook steun in verklaringen van andere matrozen in het dossier en in na te noemen stukken.
Request for allotment
Uit het dossier is op te maken dat de matrozen een zogenaamde ‘request for allotment’, een verzoek om toewijzing, tekenden waarin werd vastgelegd op welke rekeningen zij hun salaris gestort wilden krijgen. Het kwam vaak voor, zoals de verdediging ook uitvoerig heeft uiteengezet, dat een matroos een deel van zijn salaris liet overmaken aan zijn echtgenote of aan een of meerdere familieleden. Deze requests for allotment van de onderhavige zes matrozen vermelden telkens een salaris dat gelijk is aan het salaris dat staat vermeld op het POEA-contract.
De verdediging heeft in dit verband aangevoerd dat een deel van het salaris aan boord werd betaald. Echter, uit loonstroken die in het dossier zitten, blijkt dat deze voorschotten werden afgetrokken van het per bank te storten salaris. Daarnaast werden er bonussen uitbetaald, zo heeft de verdediging aangevoerd. Uit de verklaringen van de matrozen blijkt dat dit inderdaad soms gebeurde. Echter, deze bonussen betroffen relatief kleine bedragen en bieden daarmee onvoldoende compensatie voor het verschil tussen het POEA-salaris en het salaris conform de WML.
Faxberichten van [swv Q]
In het dossier bevinden zich faxen afkomstig van [verdachte W] die werden gezonden aan de schippers waar de betreffende matrozen werkzaam waren. Deze faxen droegen de titel ‘regarding info crew joining vessel’ gevolgd door de naam van het schip. Door middel van deze faxberichten werd de schipper geïnformeerd over de betreffende matroos die op het schip aan het werk ging, zo heeft de verdachte [verdachte X] ter zitting verklaard. In deze faxberichten staan onder het kopje ‘wage info’ salarisgegevens van de betreffende matroos vermeld. Deze salarissen komen in alle gevallen overeen met de bedragen zoals die vermeld zijn in het POEA-contract. Dit zijn bedragen derhalve die aanzienlijk lager liggen dan de lonen als vermeld in de euro-contracten. Niet valt in te zien waarom, zoals de verdediging betoogt, hier in alle gevallen - zodat van een vergissing geen sprake meer kan zijn - het onjuiste salaris zou zijn ingevuld. Het lijkt veel meer voor de hand te liggen dat onder het kopje wage info aan de betreffende schipper wordt vermeld wat de betreffende matroos verdiende.
Affidavit of undertaking
Tevens bevinden zich in het dossier bij elk POEA-contract ook een Affidavit of undertaking, een beëdigde verklaring, getekend te Manilla door de betreffende matroos. Hierin staat vermeld wat de betreffende matroos aan salaris verdient. Dit salaris komt overeen met de bedragen zoals vermeld in de betreffende POEA-contract. De verdediging heeft betoogd dat aan deze beëdigde verklaringen geen betekenis toekomt omdat dit uitsluitend bedoeld was om aan de vereisten van de POEA te voldoen. Waarom in aanvulling op het POEA-contract ook een in dat geval valse beëdigde verklaring diende te worden opgesteld is door de verdediging niet onderbouwd.
Memo [verdachte X]
In het dossier bevindt zich een memo Minimum salaris cao’(D-014-01; dossierpagina’s 2435-2436) afkomstig uit de computerbestanden van de verdachte [verdachte X] en ondertekend met diens initialen ‘[initialen verdachte X]’. Ter zitting heeft de verdachte [verdachte X] aangegeven dat dit stuk mogelijk van hem afkomstig is. Onder de gegeven omstandigheden gaat de rechtbank er vanuit dat de verdachte [verdachte X] dit stuk heeft opgesteld. In deze memo maakt de verdachte [verdachte X] een berekening om een verantwoording te geven tussen het verschil van het daadwerkelijk betaalde (lagere) salaris en het bedrag van het geldende minimum loon. Hij voert daarbij kosten op, zoals tickets en pensioenkosten, die respectievelijk niet voor rekening van de matroos kwamen dan wel niet vergoed werden. Hij doet een voorstel waarbij de loonstroken niet veranderd hoeven te worden en het CWI, de voorganger van het UWV Werkbedrijf, daardoor geen onraad kan ruiken bij het verlenen van (verlengingen van) tewerkstellingsvergunningen. Naar het oordeel van de rechtbank bevestigt dit memo dat de matrozen niet betaald kregen conform het wettelijk minimum loon.
De verdediging geeft aan dat dit memo geen betekenis kan hebben omdat het vermoedelijk dateert van een periode voor de tenlastegelegde periode. Dit doet echter niet af aan de gedachtegang die hierin wordt weergegeven, namelijk op welke wijze kan worden verhuld dat niet het minimumloon werd betaald.
Overige verweren ten aanzien van hoogte betaald loon
De verdediging voert aan dat het onderzoek van SAFEX, dat in opdracht van [verdachte W] is verricht, aantoont dat de verdenking onjuist is. De bevindingen van SAFEX zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende concreet om er enig (ontlastend) bewijs aan te kunnen ontlenen. Niet is vast te stellen of en in welke gevallen matrozen wel conform de WML werden betaald. Het ter zake gevoerde verweer wordt derhalve verworpen.
De verdediging heeft voorts betoogd dat het bij het UWV bekend was dat diverse kosten in mindering strekten op het loon van de matrozen. Mevrouw [getuige 1] van het UWV heeft slechts verklaard dat het UWV wist dat er afdrachten van ziektekosten dienden plaats te vinden door de matroos en er kosten waren voor het verkrijgen van een visum. Het gaat daarbij echter om geringe bedragen, die geenszins het verschil in inkomsten van de onderhavige zes matrozen en de op basis van de euro-contracten verschuldigde bedragen kunnen verklaren. [getuige 1] benadrukt in haar verhoor dat het UWV wilde zien dat de vreemdeling minimaal de beschikking kreeg over het minimumloon. Voor het UWV is dan niet relevant dat de vreemdeling dat loon vervolgens uitgeeft aan opleiding, aldus [getuige 1]. Echter, vast staat dat de matrozen geen opleiding kregen en dat zij zelf ook geen geld hebben uitgegeven aan opleiding. Dit verweer faalt derhalve.
Handtekeningen
Op basis van het navolgend concludeert de rechtbank dat de handtekeningen op de betreffende euro-contracten als genoemd onder het ten laste gelegde feit 4 - met uitzondering van de handtekening van matroos [slo. 3], zie verder hierna - niet door de matrozen zelf op het contract zijn gezet. Het betreft hier ingescande handtekeningen uit de database van [swv Q].
Door het Digitaal Expertise Centrum-team is nader onderzoek ingesteld bij [swv Q] naar de data en de structuur en werking van de voorkomende programma- en databestanden. Dit onderzoek richtte zich met name op het database softwareprogramma "Lotus Approach" waarin de personeelsadministratie van [swv Q] van onder andere de Filippijnse bemanningsleden in de binnenvaart werd gevoerd en waar de euro-contracten in te bewerken waren. Geconstateerd wordt dat het mogelijk is om de euro-contracten automatisch te voorzien van een handtekening zonder dat hiervoor de wetenschap dan wel de fysieke aanwezigheid van het desbetreffende bemanningslid vereist is.
De onder feit 4 aangeduide matrozen - met uitzondering van [slo. 3] - en overigens ook diverse andere matrozen zoals bijvoorbeeld [slo. 7], [slo. 8], [slo. 9], [slo. 10], [slo. 11] en [slo. 12], hebben verklaard de betreffende euro-contracten niet te hebben getekend. De meeste van hen verklaren zich te herinneren dat zij een digitale handtekening hebben gezet.
Een van de voormalig administratieve medewerksters bij [verdachte W], mevrouw [getuige 2], heeft verklaard dat de verdachte [verdachte Y] deze database had ontworpen. De verdachte [verdachte Y] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij niet als architect van de database is te beschouwen, maar dat hij er wel aan heeft meegewerkt.
De verdachte [verdachte Y] heeft in zijn verhoor bij de SIOD op 13 mei 2011 verklaard dat het contract dat naar het UWV werd verstuurd elektronisch wordt ondertekend door de werknemer.
In het dossier is een document (D-012-01; dossierpagina’s 2352-2353) aanwezig getiteld Aanvraag VVR met MVV (verblijfsvergunning regulier en machtiging tot voorlopig verblijf) dat is opgesteld door [getuige 3], een toenmalig administratief medewerkster bij [verdachte W] In dit document wordt stap voor stap beschreven welke handelingen er verricht moeten worden voor een aanvraag VVR met MVV. Onder punt 4 staat het volgende vermeld: ‘Haal het contract van de man uit de D-schijf. Als deze nog niet getekend is, zoek je de man op in de binnenvaart database, onder tabblad BV3YRcontractPg1, YRcontract Pg2 zoek de man in het bestand zelf nogmaals op. Er zit hier een bug. Print vervolgens het getekende contract uit.’
[getuige 3] is verhoord op 22 mei 2012. Zij geeft aan dit document te hebben opgesteld, nadat het hele proces aan haar was uitgelegd en samen doorlopen met de verdachte [verdachte Z]. [verdachte Z] had haar gevraagd dit proces te beschrijven voor [getuige 3] zelf en voor collega’s om dit proces te kunnen doorlopen. Mevrouw [getuige 2], voornoemd, geeft aan dat ingescande handtekeningen werden gebruikt voor formulieren ten behoeve van de TWV en de IND. Zij geeft aan de procedure als vermeld in het door [getuige 3] opgestelde document te kennen en deze procedure ook een enkele keer zelf te hebben gebruikt.
In het geval van de matrozen [slo. 2] en [slo. 4] kan worden geconstateerd dat hun handtekening op de euro-contracten respectievelijk 1 juni 2011 en 1 juli 2011, genoemd op feit 4 van de tenlastelegging, ontbreken. Van valsheid in geschrifte is derhalve op dat punt geen sprake. De verdachte zal van dit onderdeel van het ten laste gelegde worden vrijgesproken. Dat er geen handtekening op de euro-contracten zijn geplaatst door deze 2 matrozen bevestigt echter wel de verklaring van de matrozen dat zij nimmer een euro-contract hebben getekend, hetgeen steun biedt aan hun verklaring dat zij ook niet conform dit contract werden betaald.
Een van de matrozen, [slo. 3], heeft verklaard het euro-contract wel te hebben getekend. Ook ten aanzien van dat onderdeel zal de verdachte worden vrijgesproken. Deze matroos verklaart echter tevens dat [medewerkster rechtspersoon 1] hem daarbij vertelde dat dit contract een formaliteit was voor de Nederlandse overheid en dat hij betaald zou worden naar het Filipijnse POEA-contract.
Bij gelegenheid van pleidooi is door de verdediging als bijlage 10 een stuk overgelegd dat de matrozen volgens de raadsman te lezen zouden hebben gekregen als zij in Manilla hun digitale handtekening zetten. Dit stuk vermeldt dat de digitale handtekening zou worden gebruikt voor de ondertekening van het euro-contract.
Opvallend is dat de verdachten, die ter zitting uitvoerig zijn gehoord over de vraag of de matrozen de euro-contracten zelf tekenden of dat daarvoor een ingescande handtekening werd gebruikt, geen melding hebben gemaakt van dit stuk. Integendeel, de verdachte [verdachte Z] ontkende bij die gelegenheid dat de handtekeningen op de euro-contracten werden ingescand. De andere verdachten gaven aan het niet precies te weten. Het bestaan van deze bijlage is daarbij door hen niet genoemd. Evenmin heeft de verdediging aanleiding gezien om dit stuk aan de orde te stellen bij de - talrijke - verhoren van de matrozen. In dit stadium van de procedure is ook niet meer te verifiëren of de matrozen deze bijlage te lezen kregen als zij een digitale handtekening zetten.
Om voornoemde redenen laat de rechtbank dit schriftelijk bescheid bij de bewijsbeoordeling buiten beschouwing.
Datering
De als bijlage bij de aanvragen gevoegde contracten vermelden in de onderhavige gevallen (met uitzondering van het contract van [slo. 5] d.d. 23 november 2010, ten aanzien van welk deelfeit de valse datum ook niet op de tenlastelegging staat) steeds als datum getekend te Manilla een datum die ligt na het moment waarop deze contracten als bijlage zijn meegezonden bij de aanvraag van de TWV. Deze dateringen zijn derhalve onjuist.
Dat deze dateringen niet juist waren biedt steun voor de verklaringen van de onderhavige matrozen dat zij hun handtekening niet op deze contracten hebben gezet. Zij hebben simpelweg niet - zoals wel op de euro-contracten staat vermeld - te Manilla op de aangegeven data deze contracten kunnen tekenen. Evenmin kunnen zij op dat moment tot overeenstemming zijn gekomen over hetgeen in het euro-contract is vastgelegd. Het betrof immers een datum in de toekomst.
Voorts biedt deze omstandigheid steun aan de omschreven werkwijze zoals genoemd door [getuige 4] dat er ingescande handtekeningen van de matrozen werden gebruikt om toe te voegen aan de euro-contracten die werden meegezonden bij de aanvraag van de TWV. Contracten waarvan de matrozen niet op de hoogte waren en waarvan de inhoud ook niet met hen is overeengekomen.
Overigens is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat de vermelding van een onjuiste datering in dit verband geen valsheid is die het oogmerk van misleiding in zich bergt. Deze data hebben immers geen relevantie voor de beoordeling door het UWV. Het betreft bovendien, het zij herhaald, data die bij de inzending van de aanvraag van de TWV in de toekomst waren gelegen. Van dit onderdeel van de onder 4 ten laste gelegde feiten zal de verdachte derhalve worden vrijgesproken.
5.3.1.5 Conclusie
Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift als omschreven onder de feiten 3 en 4 van de tenlastelegging.
5.3.2
Feit 2: mensensmokkel
5.3.2.1 Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie achten alle tenlastegelegde bestanddelen en feitelijkheden wettig en overtuigend bewezen.
5.3.2.2 Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvragen voor de TWV geen valse gegevens bevatten omdat de matrozen daadwerkelijk een loon ontvingen conform (tenminste) de Nederlandse regels omtrent het minimumloon en dat het salaris dat op de meegestuurde contracten (en loonstroken) is vermeld overeenkomt met het salaris dat de matrozen daadwerkelijk hebben ontvangen na correctie met inhoudingen van kosten, vooruitbetalingen en andere verrekeningen.
Subsidiair is betoogd dat verdachten geen opzet hebben gehad op de wederechtelijke toegang en verblijf. De aan het UWV en de IND overgelegde contracten zijn niet opgesteld met als doel deze instanties te misleiden.
5.3.2.3 Beoordeling
Uit het dossier is gebleken dat ten behoeve van alle door [swv Q] te werk gestelde Filipijnse matrozen door het UWV Werkbedrijf een TWV is afgegeven, door de Nederlandse ambassade in Manilla een MVV en dat vervolgens door de IND een Verblijfsvergunning Regulier (VVR). Allen beschikten dus over de vereiste documenten waaraan ze een titel tot rechtmatige toegang en verblijf ontleenden.
Bij het bestaan van een verblijfstitel kan echter toch een wederechtelijk verblijf worden aangenomen indien duidelijk blijkt dat die titel op grond van onjuiste informatie is verleend en niet zou zijn verleend zonder die onjuiste informatie.
In de onderhavige gevallen is duidelijk dat de vereiste tewerkstellingsvergunning niet zou zijn verleend indien [swv Q] de betrokken Filipijnse matroos een basissalaris zou betalen dat minder is dan het wettelijk minimumloon voor een werknemer van 23 jaar en ouder. Hieronder wordt in de ten laste gelegde periode verstaan een bruto basisloon, voor een 40-urige werkweek, van € 1.381,20 (2009) tot € 1.446,60 (2012), exclusief vakantiebijslag (8%) en eventuele vergoedingen voor overwerk en vergoedingen voor niet-opgenomen vakantiedagen.
De stellingen van de verdediging kunnen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten 3 en 4 niet als juist worden aanvaard.
Door opzettelijk in strijd met de feitelijke arbeidsvoorwaarden valse contracten en loongegevens ten grondslag te leggen aan de verschillende vergunningsaanvragen hebben de verdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de inreis en het verblijf van de Filipijnse matrozen zou geschieden op basis van vergunningen die waren afgegeven op onjuiste en valse gegevens waardoor die inreis en het verdere verblijf een wederrechtelijk karakter hadden. In ieder geval hadden de verdachten ernstige redenen te vermoeden dat die toegang en dat verblijf wederrechtelijk waren.
Naar algemene ervaringsregels moet immers worden aangenomen dat vergunningsaanvragen die, voor het bestuursorgaan kenbaar, niet aan de gestelde voorwaarden voldoen, worden afgewezen.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verdachte als feitelijk leidinggever, behulpzaam is geweest bij de wederrechtelijke toegang tot Nederland van de Filipijnse matrozen.
Aangezien een aanvraag om een vergunning tot verblijf in beginsel wordt getoetst aan dezelfde voorwaarden als een MVV-aanvraag en in dit geval een TWV-aanvraag, volgt uit het voorgaande eveneens dat sprake is van het behulpzaam zijn bij het verschaffen van wederrechtelijk verblijf.
Voor strafbare behulpzaamheid op grond van art. 197a, tweede lid, Sr. moet bewezen kunnen worden dat de verdachte uit winstbejag handelde. Van winstbejag is in dit opzicht reeds sprake als met de handeling wordt beoogd, rechtstreeks of onrechtstreeks, een financieel of ander materieel voordeel te verkrijgen. De term ‘winstbejag’ strekt er slechts toe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van art. 197a tweede lid, Sr. te houden.
Ten aanzien hiervan overweegt de rechtbank dat verdachte samen met de medeverdachten werkzaam was binnen de onderneming [swv Q]. Aangenomen mag worden dat die onderneming, en dus ook [verdachte W], streefde naar winst en dat de frauduleuze aanvragen waarmee verdachte behulpzaam is geweest bij het wederrechtelijke verblijf, hebben plaatsgevonden binnen de normale bedrijfsuitoefening en derhalve in de commerciële sfeer.
Gezien de betaalde bedragen bespaarde [swv Q] aanzienlijk op de loonkosten, hetgeen een substantieel commercieel voordeel biedt.
5.3.2.4 Conclusie
Het onder 2 primair ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.3.3
Feit 5
5.3.3.1 Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie achten deelname aan een criminele organisatie bewezen.
5.3.3.2 Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat vrijspraak moet volgen nu de verdachte en zijn medeverdachten zouden moeten worden vrijgesproken van de feiten waarop het samenwerkingsverband het oogmerk zou hebben.
5.3.3.3 Beoordeling
Zoals de rechtbank onder 5.1. heeft besproken vormen de drie vennootschappen een samenwerkingsverband dat de rechtbank heeft aangeduid onder de naam [swv Q]. Dit samenwerkingsverband vormde een onderneming en streefde door duurzame deelname aan het economische verkeer naar winst.
De rechtbank heeft onder 5.3.2.3, 5.3.1.3 en 5.3.1.4 beschreven langs welke weg zij komt tot bewezenverklaring van de feiten 2, 3 en 4. In de genoemde overwegingen liggen de duurzaamheid en het oogmerk van het samenwerkingsverband besloten. Het verdienmodel van [swv Q] was gebaseerd op het samenstellen van valse euro-contacten, het indienen van valse aanvragen voor een tewerkstellingsvergunning door daarin voor te spiegelen dat de uitzendkrachten, de aangeworven Filipijnse matrozen, in overeenstemming met de Wet op het minimumloon zouden worden uitbetaald en impliciet mensensmokkel.
5.3.3.4 Conclusie
Het onder 5 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2
zij op in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 5 oktober 2011 te Delft en Werkendam en in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen
tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1],
al dan niet in de uitoefening van zijn beroep personen, te weten een aantal Filippijnse onderdanen, waaronder
[slo. 1] en
[slo. 2] en
[slo. 3] en
[slo. 4] en
[slo. 5] en
[slo. 6] en anderen van Filippijnse nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen
heeft verschaft terwijl [verdachte W] en haar mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met die [rechtspersoon 2]
en [rechtspersoon 1], toen aldaar
- die Filippijnse onderdaan in de Filippijnen geworven en
vervolgens naar Nederland overgebracht en
- die Filippijnse onderdaan gehuisvest op een Nederlands
binnenvaartuig en
- de reisbescheiden voor die Filippijnse onderdaan verzorgd en
- die Filippijnse onderdaan één of meer contracten laten tekenen en
- een niet door de Filippijnse onderdaan getekend en vals
'euro'-contract gebruikt voor de aanvraag van een
tewerkstellingsvergunning en verblijfsvergunning van deze
Filippijnse onderdaan en
- valse of vals opgemaakte loonstroken en loongegevens gebruikt voor de
aanvraag van een tewerkstellingvergunning bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers
Verzekeringen (UWV) en verblijfsvergunningen bij de Immigratie- en
Naturalisatie Dienst (IND) en een visum
bij de Nederlandse Ambassade,
en aldus het verschaffen van toegang en verblijf van genoemde personen
in Nederland georganiseerd en gecoördineerd en gefaciliteerd en zij van
dit feit haar beroep heeft gemaakt;
3
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en Werkendam en
in de Republiek Singapore en in de Republiek der Filipijnen,
tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1],
telkens een aanvraag tewerkstellingsvergunning, - zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft [verdachte W] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] toen aldaar
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 6], gedateerd 10 februari
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 6] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen
en
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 2], gedateerd 25 mei
2011, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 2] 1.424,40 Euro bruto per maand zou verdienen
en
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 1], gedateerd 29 juli
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 1] 1.398,60 Euro bruto per maand zou verdienen
en
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 3], gedateerd 11 juni
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 3] 1.613,76 Euro bruto per maand zou verdienen
en
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 4], gedateerd 27 juli
2010, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 4] 1.625,85 Euro bruto per maand zou verdienen
en
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 5], gedateerd 17 maart
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 5] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4
zij op in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en Werkendam en in de Republiek Singapore en in de Republiek der Filipijnen,
tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1],
telkens meerdere contracten of employment, - zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft [verdachte W] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] telkens
- ( in) het contract of employment gedateerd 1 april 2009:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 6] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,381.20
en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 6] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval
voorzien van een niet door die [slo. 6] op dat contract of
employment geplaatste handtekening en
- in het contract of employment gedateerd 1 juni 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 2] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,424.40
en/of
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 1] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR
1,658.63 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 1] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk
geval voorzien van een niet door die [slo. 1] op dat contract of
employment geplaatste handtekening en
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2009:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 3] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR
1,613.76 en/of
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 4] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,642.63
en/of
- in het contract of employment gedateerd 23 november 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 5] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,673.89
en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 5] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval
voorzien van een niet door die M.C. [slo. 5] op dat contract of
employment geplaatste handtekening,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5
zij op tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en Werkendam en (elders) in Nederland en in de Republiek Singapore en in de Republiek der Filipijnen
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte W] en [rechtspersoon 2] en [rechtspersoon 1] en [verdachte X] en [verdachte Y] en [verdachte Z],
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het plegen van mensensmokkel, al dan niet als beroep of gewoonte , als bedoeld in artikel 197a Wetboek van Strafrecht en
- het opzettelijk valselijk opmaken van (een) aanvra(a)g(en)
tewerkstellingsvergunningen en (een) arbeidscontract(en) en gebruik
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
6. Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
2 in de uitoefening van haar beroep medeplegen van mensensmokkel, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3 medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
4 medeplegen van valsheid in geschrift, gepleegd door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
5 het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
7. Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
8. Motivering straf
8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de rechtspersoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich met de medeverdachten gedurende een periode van meer dan drie jaar schuldig gemaakt aan mensensmokkel, valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie. De ten laste gelegde gedragingen dienen immers aan deze rechtspersoon te worden toegerekend.
De verdachte was onderdeel van een uitzendorganisatie voor (buitenlandse) binnenvaartmatrozen en in naam van deze onderneming zijn in Nederland bedrijfsactiviteiten ontplooid gericht op de tewerkstelling van Filipijnse matrozen op Nederlandse binnenvaartschepen. Aldus is het bedrijf behulpzaam geweest bij het verkrijgen van toegang en verblijf van Filipijnse onderdanen. Bij de aanvraagprocedures voor de benodigde vergunningen is door in de onderneming werkzame personen bewust onjuiste informatie verstrekt aan Nederlandse instanties belast met het afgeven van de benodigde vergunningen voor de tewerkstelling, de toegang tot en het verblijf in Nederland.
In dit kader zijn euro-contracten – buiten medeweten van de door de verdachte op de Filipijnen geworven matrozen – voorzien van digitale handtekeningen en fictieve loonbedragen en deze zijn vervolgens als bewijs van overeengekomen arbeidsvoorwaarden als bijlage bij de vergunningsaanvragen overgelegd. Er zijn sterke aanwijzingen dat met deze constructie daadwerkelijk aanzienlijke besparingen zijn bereikt op loonkosten. Gelet op het feit dat deze handelwijze jarenlang onderdeel was van de normale bedrijfsactiviteiten van de uitzendorganisatie, kan het niet anders dan dat de onderneming hier ook op uit was. Het volgt ook uit verschillende getapte telefoongesprekken waaraan de medeverdachte [verdachte X] heeft deelgenomen.
Hiermee heeft de verdachte een actieve en significante bijdrage geleverd aan de tewerkstelling van Filipijnse matrozen in een naar Nederlandse maatstaven maatschappelijk onwenselijke arbeidssituatie. Zij maakten namelijk lange werkdagen zonder daarvoor een adequate beloning te ontvangen. De onderneming heeft de belangen van de Filipijnse matrozen daarmee ondergeschikt gemaakt aan haar eigen winststreven.
Daarnaast heeft de verdachte met zijn handelen het vreemdelingenbeleid van de Nederlandse overheid ondermijnd.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 maart 2016, waaruit blijkt dat de rechtspersoon niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
8.4.1.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke geldboete. Bij het bepalen van de hoogte daarvan heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de hoogte van geldboeten die plegen te worden opgelegd aan werkgevers die arbeid laten verrichten door (illegaal in Nederland verblijvende) werknemers zonder tewerkstellingsvergunning.
Alles overwegende wordt een geldboete van € 70.000,- passend en geboden geacht.
8.4.2.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen een termijn van twee jaar, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden, te weten: de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze van behandeling van de zaak door de bevoegde justitiële autoriteiten. Die termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat de doorzoekingen die op 5 oktober 2011 hebben plaatsgevonden in de twee bedrijfspanden van de verdachte in Nederland waarbij onder meer de (digitale) administratie in beslag werd genomen als een zodanige handeling worden aangemerkt, nu aan deze doorzoekingen al een administratieve inspectie door de – toenmalige – Arbeidsinspectie was voorafgegaan. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen. De rechtbank doet thans uitspraak nadat vijf jaar en drie maanden zijn verstreken.
Bij het beoordelen van de mate van overschrijding van de redelijke termijn houdt de rechtbank rekening met het aantal getuigen- en rechtshulpverzoeken en de omstandigheid dat in september 2013 een groep van 15 Filipijnse mannen, vertegenwoordigd door een advocaat, zich bij de Coördinator Opsporing van het team Prostitutie en Mensenhandel van de politie Rotterdam hadden gewend met de mededeling dat zij aangifte wilden doen van mensenhandel tegen [verdachte W] dan wel anderszins betrokken wilden worden bij het onderzoek. Naar aanleiding hiervan is het opsporingsonderzoek in oktober 2013 uitgebreid (“Cornwall II”).
De rechtbank acht gezien de voornoemde omstandigheden een behandelduur in eerste aanleg van drie jaar en zes maanden in beginsel nog redelijk en stelt de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), daarom op ongeveer 21 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf. In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een geldboete hebben opgelegd van € 70.000,-. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een geldboete opleggen van
€ 65.000,-.
8.4.
Uiteindelijke straf
Gelet op het voorgaande en alles afwegend, zal de rechtbank de verdachte een geldboete opleggen van € 65.000,-.
9. Vorderingen benadeelde partijen
Als benadeelde partij hebben zich in het geding gevoegd:
- [ slo. 1], gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, advocaat te Leiden; vordering
€ 21.241,44 aan materiële schadevergoeding en € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding (feit 1);
- [ slo. 6], gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, advocaat te Leiden; vordering
€ 25.885,- aan materiële schadevergoeding en € 2.500,- aan immateriële
schadevergoeding (feit 1).
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie hebben geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen omdat deze voldoende onderbouwd zijn.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair in de lijn met haar verweer tot vrijspraak voor feit 1 betoogd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering. Subsidiair heeft zij eveneens betoogd dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering omdat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair zouden de vorderingen ongegrond moeten worden verklaard.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partijen zullen in de vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd ter zake van feit 1.
Nu de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 23, 24, 47, 57, 140, 197a (oud) en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
11. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 65.000,- (vijfenzestigduizend euro);
verklaart de benadeelde partij [slo. 1], gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, advocaat te Leiden, niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slo. 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij [slo. 6], gemachtigde mr. M.L. Hoogendoorn, advocaat te Leiden, niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slo. 6] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans, voorzitter,
mr. E.I. Mentink en mr. R. Terpstra, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in
Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der
Filipijnen, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (een)
ander(en), te weten een (groot) aantal, althans één of meerdere Filippijnse
onderda(a)n(en), waaronder
[slo. 1] en/of
[slo. 2] en/of
[slo. 3] en/of
[slo. 4] en/of
[slo. 5] en/of
[slo. 6]
- door dwang en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of fraude en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van
die ander(en) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of
gehuisvest en/of heeft opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die
Filippijnse onderda(a)n(en), en/of
- met één of meerdere van de onder 1° genoemde middel(en), te weten
door dwang en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of fraude en/of
misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden
voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van de kwetsbare positie van
die bovengenoemde Filippijnse onderda(a)n(en)
heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid
en/of diensten en/of onder de onder 1° genoemde omstandigheden enige
handeling(en) heeft ondernomen waarvan [verdachte W] en/of [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1] en/of die één of meer
andere rechtspersonen en/of die één of meer anderen en/of verdachte
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die
Filippijnse onderda(a)n(en) zich daardoor beschikbaar stelde(n)/zou(den)
stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten en/of
- opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die
bovengenoemde Filippijnse onderda(a)n(en),
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1] en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die één of meer anderen, althans alleen, toen aldaar
(telkens)
- die Filippijnse onderda(an(en) in de Filippijnen geworven en/of
(vervolgens) naar Nederland vervoerd en/of overgebracht, terwijl die
Filippijnse onderda(a)n(en) niet of nauwelijks de Nederlandse taal
sprak(en) hij/zij geen aansluiting kon(den) krijgen met de woon-, werk- en
leefgemeenschap en/of geen documenten kon(den) lezen en/of voldoende
begrijpen en/of onvoldoende contact kon(den) krijgen met zijn/hun
leidingegevende en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) gehuisvest op (een) Nederlands(s)
binnenvaartuig(en) en/of
- de reisbescheiden voor die Filippijnse onderda(a)n(en) verzorgd en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) hem/hen in eigendom toebehorende dienst-
en/of vaarboekje(s), verblijfsvergunning en/of paspoort op straffe van het
moeten betalen van een boete en/of het niet krijgen van (een gedeelte van)
het loon, zogenaamde Leavepay, in laten leveren bij [verdachte W] en/of
[rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1] en/of
die één of meer andere rechtspersonen en/of die één of meer anderen en/of
bij de schipper van het vaartuig waarop die Filippijnse onderda(a)n(en) te
werk was/waren gesteld en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) hem/hen in eigendom toebehorende dienst-
en/of vaarboekje(s), toen hij/zij (tijdelijk) teruggingen naar de
Filippijnen, ingehouden waardoor het voor die Filippijnse
onderda(a)n(en) niet meer mogelijk was om van werkgever te veranderen en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) voor de door hen/hem/haar verrichte arbeid
en/of diensten, bestaande uit het verrichten van werkzaamheden aan boord
van (een) binnenvaartuig(en) per werkdag beneden het wettelijk minimum loon
uitbetaald, in elk geval (heel) weinig of onvoldoende betaald, in geval een
(aanzienlijk) lager loon betaald dan [verdachte W] en/of [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1] en/of die één of meer
andere rechtspersonen en/of die één of meer anderen aan die bovengenoemde
Filippijnse onderda(a)n(nen) had(den) moeten betalen en/of die Filippijnse
onderda(a)n(en) de opdracht gegeven gedurende langere tijd (ook 's avonds
en/of 's nachts) achter elkaar te werken, waarbij werkweken werden gemaakt
van (ongeveer) 85 uur of daaromtrent en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) geen of te weinig voedsel verstrekt en/of
- geen of nagenoeg geen loonstroken verstrekt aan die Filippijnse
onderda(a)n(en) en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) gedurende 8 maanden, althans een (zeer)
lange periode op het schip, alwaar die Filippijnse onderda(a)n(en) was/waren
tewerkgesteld, laten verblijven zonder die Filippijnse onderda(a)n(en) dat
schip kon(den) en/of mocht(en) verlaten en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) een lager loon uitbetaald dan wat bij het
tewerkstellen van legale werknemers het geval zou zijn geweest en/of
- de aanschaf van de werkkleding van één of meer van die Filippijnse
onderda(a)n(en) ingehouden van het maandsalaris en/of
- gewerkte overwerkuren niet uitbetaald en/of
- bij ziekte of arbeidsongeschiktheid geen ziektegeld betaald aan die Filippijnse
onderda(a)n(en) en/of
- bij het uiten van klachten door die Filippijnse onderda(a)n(en) gedreigd
hem/hen naar huis te sturen en/of hem/hen te laten opdraaien voor alle
kosten en/of
- bij ziekte of arbeidsongeschiktheid die Filippijnse onderda(a)n(en) op
eigen kosten terug gestuurd naar de Filippijnen en/of
- valse of vals opgemaakte loonstroken en/of loongegevens gebruikt voor de
aanvraag van (een) tewerkstellingvergunning(en) bij de Imigratie- en
Naturalisatie Dienst (IND) en/of (een) verblijfsvergunning(en) bij het
Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en/of (een) visum/visa
bij de Nederlandse Ambassade en/of
- zich niet gehouden aan de met die Filippijnse onderda(a)n(en) verstrekte
en/of voorgestelde arbeidsvoorwaarden;
2
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 5 oktober 2011 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in
Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen
(telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3]
en/of [rechtspersoon 1], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte een persoon en/of personen, te weten een (groot) aantal Filippijnse onderdanen, waaronder
[slo. 1] en/of
[slo. 2] en/of
[slo. 3] en/of
[slo. 4] en/of
[slo. 5] en/of
[slo. 6] en/of één of meer anderen van Filippijnse nationaliteit, in elk
geval (een) illega(a)l(e) perso(o)n(en),
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over
land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000
te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde
misdaad, of die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen
heeft verschaft terwijl [verdachte W] en/of verdachte en/of haar/zijn
mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met die [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1], en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen, althans alleen, toen aldaar
(telkens)
- die Filippijnse onderda(an(en) in de Filippijnen geworven en/of
(vervolgens) naar Nederland vervoerd en/of overgebracht en/of
- die Filippijnse onderda(a)n(en) gehuisvest op (een) Nederlands(s)
binnenvaartuig(en) en/of
- de reisbescheiden voor die Filippijnse onderda(a)n(en) verzorgd en/of
- die Filippijnse onderda(an(en) één of meer contracten laten tekenen en/of
- een niet door de Filippijnse onderda(a)n(en) getekend en/of vals
'euro'-contract gebruikt voor de aanvraag van (een)
tewerkstellingsvergunning(en) en/of verblijfsvergunning(en) van deze
Filippijnse onderda(a)n(en) en/of
- valse of vals opgemaakte loonstroken en/of loongegevens gebruikt voor de
aanvraag van (een) tewerkstellingvergunning bij de Imigratie- en
Naturalisatie Dienst (IND) en/of (een) verblijfsvergunning(en) bij het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) en/of (een) visum/visa
bij de Nederlandse Ambassade,
en/of (aldus) het verschaffen van toegang en/of verblijf van genoemde personen
in Nederland georganiseerd en/of gecoördineerd en/of gefaciliteerd en zij van
dit feit zijn beroep of een gewoonte heeft gemaakt;
3
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in
Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der
Filipijnen, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een
aanvraag tewerkstellingsvergunning, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst,
immers heeft [verdachte W] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1] met die één of meer andere
rechtspersonen en/of met die ander of anderen, althans alleen, toen aldaar
(telkens)
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 6], gedateerd 10 februari
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 6] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 6, pagina 2374 t/m 2376) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 2], gedateerd 25 mei
2011, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 2] 1.424,40 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 6, pagina 2184 t/m 2186) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 1], gedateerd 29 juli
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 1] 1.398,60 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 6, pagina 2238 t/m 2240) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 3], gedateerd 11 juni
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 3] 1.613,76 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 5, pagina 1961 t/m 1963) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 4], gedateerd 27 juli
2010, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 4] 1.625,85 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 5, pagina 2090 t/m 2092) en/of
- in de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet
Arbeid Vreemdelingen (AV320) ten name van [slo. 5], gedateerd 17 maart
2009, valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen
dat die [slo. 5] 1.381,20 Euro bruto per maand zou verdienen
(ordner 5, pagina 1859 t/m 1961),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in
Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der
Filipijnen, (telkens) tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2]
en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1], althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
meerdere contracten of employment, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd
was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of
vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
immers heeft [verdachte W] tezamen en in vereniging met [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1] en/of met die één of meer andere rechtspersonen en/of met die ander of anderen, althans alleen, toen aldaar
(telkens)
- ( in) het contract of employment gedateerd 1 april 2009:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 6] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,381.20
en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud van) dat contract
of employment vermeld in de aanvraag van een vergunning als
bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen van [slo. 6]
gedateerd 10 februari 2009 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 6] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval
voorzien van een niet door die [slo. 6] op dat contract of
employment geplaatste handtekening en/of
(ordner 6-blz. 2374 t/m 2378)
- in het contract of employment gedateerd 1 juni 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 2] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,424.40
en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud
van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een
vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen
van [slo. 2] van 25 mei 2011 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 2] eigenhandig geplaatste hantekening, in elk geval
voorzien van een niet door die [slo. 2] op dat contract of
employment geplaatste handtekening en/of
(ordner 6-blz. 2184 t/m 2189)
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 1] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR
1,658.63 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud
van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een
vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen
van [slo. 1] van 7 juni 2010 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 1] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk
geval voorzien van een niet door die [slo. 1] op dat contract of
employment geplaatste handtekening en/of
(ordner 6-blz. 2244 t/m 2248)
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2009:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 3] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR
1,613.76 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud
van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een
vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen
van [slo. 3] van 11 juni 2009 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 3] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk
geval voorzien van een niet door die [slo. 3] op dat contract of
employment geplaatste handtekening en/of
(ordner 5-blz. 1961 t/m 1965)
- in het contract of employment gedateerd 1 juli 2011:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 4] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,642.63
en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien of laten voorzien van een valse datum, immers werd (de inhoud
van) dat contract of employment vermeld in de aanvraag van een
vergunning als bedoeld in artikel 2 van de wet Arbeid Vreemdelingen
van [slo. 4] van 3 juni 2011 en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 4] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval
voorzien van een niet door die [slo. 4] op dat contract of employment
geplaatste handtekening en/of
(ordner 5-blz. 2084 tot en met 2088)
- in het contract of employment gedateerd 23 november 2010:
* valselijk en in strijd met de waarheid ingevuld of laten invullen dat
[slo. 5] een maandelijks salaris zou ontvangen van EUR 1,673.89
en/of
* valselijk en in strijd met de waarheid dat contract of employment
voorzien van een digitale handtekening die moest doorgaan voor een
door die [slo. 5] eigenhandig geplaatste handtekening, in elk geval
voorzien van een niet door die [slo. 5] op dat contract of
employment geplaatste handtekening
( ordner 5-blz.1886),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2009 tot en met 17 april 2012 te Delft en/of Werkendam en/althans (elders) in
Nederland en/of in de Republiek Singapore en/of in de Republiek der Filipijnen
(telkens)heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [verdachte W]
en/of [rechtspersoon 2] en/of [rechtspersoon 3] en/of [rechtspersoon 1],
althans met één of meer andere rechtspersonen en/of met [verdachte X] en/of
[verdachte Y] en/of [verdachte Z] en/of met een ander of anderen, welke organisatie
tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk:
- het (telkens) plegen van mensenhandel al dan niet tezamen en in vereniging,
als bedoeld in artikel 273 F van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het (telkens) plegen van mensensmokkel, al dan niet als beroep of gewoonte
en/of tezamen en in vereniging, als bedoeld in artikel 197a Wetboek van
Strafrecht en/of
- het (telkens) al dan niet tezamen en in vereniging opzettelijk vervalsen of
valselijk opmaken van (een) aanvra(a)g(en)
tewerkstellingsvergunningen en/of (een) arbeidscontract(en) en/of gebruik
maken en/of doen of laten maken van die valselijk opgemaakte en/of vervalste aanvra(a)g(en) tewerkstellingsvergunning en/of arbeidscontract(en), als
- het (telkens) al dan niet tezamen en in vereniging plegen van witwassen, al
dan niet gepleegd als gewoonte, als bedoeld in
artikel 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht.