NJB 2021/214
De rechter kan de staatssecretaris niet opdragen een verblijfsvergunning te verlenen, ook niet als de termijn om een besluit te nemen is verstreken en een vreemdeling daardoor ernstig in zijn belangen is geschaad
ABRvS 17-12-2020, ECLI:NL:RVS:2020:3027
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17 december 2020
- Magistraten
Mrs. Verheij, Troostwijk, Borman
- Zaaknummer
202003849/1/V1
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2020:3027, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑12‑2020
- Wetingang
(art. 8:72 Awb)
Essentie
De rechter kan de staatssecretaris niet opdragen een verblijfsvergunning te verlenen, ook niet als de termijn om een besluit te nemen is verstreken en een vreemdeling daardoor ernstig in zijn belangen is geschaad
Partij(en)
Uitspraak op het hoger beroep van: de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en [de vreemdeling], appellanten, tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 15 juni 2020 in zaak nr. NL20.7732 in het geding tussen: de vreemdeling en de staatssecretaris.
Uitspraak
Procesverloop
Bij besluit van 20 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.