Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) nr. 851/2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
Artikel 5 ter Preventie-, paraatheids- en responsplanning
Geldend
Geldend vanaf 26-12-2022
- Bronpublicatie:
23-11-2022, PbEU 2022, L 314 (uitgifte: 06-12-2022, regelingnummer: 2022/2370)
- Inwerkingtreding
26-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2022, PbEU 2022, L 314 (uitgifte: 06-12-2022, regelingnummer: 2022/2370)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het Centrum levert wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen en wetenschappelijke en technische expertise aan de lidstaten en de Commissie, in samenwerking met relevante organen en agentschappen van de Unie, internationale organisaties en, in voorkomend geval, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, zoals vertegenwoordigers van patiëntenorganisaties en organisaties op het gebied van de volksgezondheid, overeenkomstig passende werkafspraken met de Commissie op het gebied van preventie-, paraatheids- en responsplanning.
2.
Het Centrum voert, in nauwe samenwerking met de lidstaten en de Commissie, de volgende taken uit:
- a)
onverminderd de bevoegdheden van de lidstaten op het gebied van preventie-, paraatheids- en responsplanning, bijdragen tot de ontwikkeling, regelmatige herziening en actualisering van kaders voor nationale paraatheidsplannen en dreigingsspecifieke paraatheidsplannen met het oog op de vaststelling ervan door het HSC, en tot de ontwikkeling, regelmatige herziening en actualisering van het preventie-, paraatheids- en responsplan van de Unie overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2022/2371;
- b)
ontwikkelen van kaders voor paraatheid, monitoring en evaluatie en van paraatheidsindicatoren op basis van de IGR, in samenwerking met de WHO, die dienen te worden besproken in het HSC;
- c)
faciliteren van zelfbeoordelingen door de lidstaten van hun preventie-, paraatheids- en responsplanning en externe evaluaties van dergelijke planning, wanneer dat door de betrokken lidstaat wordt aanvaard en op een manier die complementair is aan de IGR, en bijdragen tot de in de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) 2022/2371 bedoelde activiteiten;
- d)
beoordeling van lacunes in de paraatheid waarborgen en verlenen van de gerichte ondersteuning aan de lidstaten en, op hun verzoek en in samenwerking met de WHO, aan derde landen die overeenkomstig artikel 30 overeenkomsten met de Unie sluiten;
- e)
ontwikkelen van oefeningen, stresstests, evaluaties tijdens en na afloop van de acties, ondersteunen en aanvullen van de lidstaten bij deze activiteiten en organiseren van aanvullende acties om vastgestelde lacunes in paraatheidscapaciteit en -capabiliteit aan te pakken;
- f)
op basis van vastgestelde lacunes of op verzoek van de lidstaten of de Commissie, ontwikkelen en ondersteunen van specifieke paraatheidsactiviteiten gericht op, onder meer, het aanpakken van ziekten die door vaccinatie kunnen worden voorkomen, antimicrobiële resistentie, laboratoriumcapaciteit en bioveiligheid;
- g)
ondersteunen van de integratie van onderzoeksparaatheid in de preventie-, paraatheids- en responsplannen;
- h)
ondersteunen en verder uitwerken van aanvullende activiteiten gericht op risicogroepen en paraatheid van gemeenschappen;
- i)
op basis van de in artikel 3, lid 2, punt b), en in punt b) van dit lid bedoelde indicatoren en in nauwe samenwerking met de lidstaten, monitoren van de capaciteit van gezondheidszorgstelsels van de lidstaten om uitbraken van overdraagbare ziekten op te sporen, te voorkomen, erop te reageren en ervan te herstellen, lacunes in kaart te brengen en wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen te doen voor de versterking van de gezondheidszorgstelsels en waar nodig met steun van de Unie uit te voeren;
- j)
versterken van de modellerings-, anticipatie- en prognosecapaciteit van het Centrum, en
- k)
in stand houden van mechanismen voor regelmatige detachering tussen het Centrum, de Commissie en deskundigen uit de lidstaten en internationale organisaties, waaronder de EU-taskforce voor gezondheid, die de in de punten d), f), h) en i) van deze alinea en in artikel 5 bis, lid 1, bedoelde activiteiten ondersteunen.
De in de eerste alinea, punt k), bedoelde detacheringsmechanismen dragen bij tot de versterking van de operationele interface tussen het Centrum en de lidstaten..