NJ 2020/362
Geldige betekening van appeldagvaarding bij verdachte ‘zbwovp’. Niet altijd verplichting tot onderzoek naar verblijf in tijdelijke opvang voor vreemdelingen.
HR 22-09-2020, ECLI:NL:HR:2020:1461
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
22 september 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, Y. Buruma, M.J. Borgers
- Zaaknummer
19/02998
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS234676:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Vreemdelingenrecht / Verblijf
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1461, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑09‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:833, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑01‑2020
- Wetingang
Art. 36e Sv; art. 588 lid 1 aanhef en onder b sub 3° (oud) Sv; art. 2.6 lid 1 Wet BRP; art. 21 lid 1 aanhef en onder f Besluit BRP
Essentie
Geldige betekening van de appeldagvaarding bij een verdachte ‘zbwovp’ in Nederland. Niet altijd verplichting tot nader onderzoek naar verblijf van de verdachte in accommodatie voor tijdelijke opvang van vreemdelingen.
Samenvatting
De verdachte in deze zaak is in hoger beroep bij verstek veroordeeld. Het cassatiemiddel klaagt over het oordeel van het hof dat de dagvaarding in hoger beroep geldig is betekend. Onder meer de navolgende wettelijke bepalingen zijn in deze zaak van belang: