Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 595/2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG
Artikel 5 Voorschriften en tests
Geldend
Geldend van 07-08-2009 tot 01-07-2031
- Bronpublicatie:
18-06-2009, PbEU 2009, L 188 (uitgifte: 18-07-2009, regelingnummer: 595/2009)
- Inwerkingtreding
07-08-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-06-2009, PbEU 2009, L 188 (uitgifte: 18-07-2009, regelingnummer: 595/2009)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Verkeersrecht / Voertuigeisen
1.
De fabrikanten zorgen ervoor dat de emissiegrenswaarden in bijlage I worden nageleefd.
2.
De fabrikanten rusten hun voertuigen en motoren zo uit dat de onderdelen die van invloed kunnen zijn op de emissies zodanig ontworpen, geconstrueerd en gemonteerd zijn dat de motor of het voertuig onder normale gebruiksomstandigheden kan voldoen aan deze verordening en de maatregelen ter uitvoering ervan.
3.
Het gebruik van manipulatiestrategieën die de doelmatigheid van de emissiebeheersingssystemen verminderen, is verboden.
4.
De Commissie stelt maatregelen voor de uitvoering van dit artikel vast, onder meer maatregelen met betrekking tot:
- a)
uitlaatemissies, met inbegrip van: testcycli, het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen voor de controle van de werkelijk bij gebruik veroorzaakte emissies, de controle en beperking van emissies buiten de cyclus, de vaststelling van grenswaarden voor het deeltjesaantal met inachtneming van de bestaande ambitieuze milieueisen, en emissies bij stationair toerental;
- b)
motorcarteremissies;
- c)
OBD-systemen en de prestaties van systemen voor verontreinigingsbeheersing tijdens het gebruik;
- d)
de duurzaamheid van systemen voor verontreinigingsbeheersing en vervangingssystemen voor verontreinigingsbeheersing, de overeenstemming van in gebruik zijnde motoren en voertuigen, de overeenstemming van de productie en de verkeerswaardigheid;
- e)
CO2-emissies en brandstofverbruik;
- f)
uitbreiding van typegoedkeuringen;
- g)
testapparatuur;
- h)
referentiebrandstoffen zoals benzine, diesel, gasvormige brandstoffen en biobrandstoffen, zoals bio-ethanol, biodiesel en biogas;
- i)
meting van het motorvermogen;
- j)
correcte werking en regeneratie van emissiebeheersingssystemen;
- k)
specifieke bepalingen om de correcte werking van de NOx-beheersingsmaatregelen te garanderen; dergelijke bepalingen zorgen ervoor dat voertuigen niet kunnen werken als de maatregelen ter beperking van NOx onwerkzaam zijn, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van een noodzakelijk reagens of een verkeerde of uitgeschakelde uitlaatgasrecirculatiestroom (EGR).
Die maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 13, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.