Rb. Zwolle-Lelystad, 09-08-2012, nr. 07.662173-12 (P)
ECLI:NL:RBZLY:2012:BX4053
- Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
- Datum
09-08-2012
- Zaaknummer
07.662173-12 (P)
- LJN
BX4053
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2012:BX4053, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 09‑08‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑08‑2012
Inhoudsindicatie
De rechtbank heeft verdachte veroordeeld ter zake van medeplichtigheid aan een woningoverval, verboden wapenbezit, twee pogingen tot woninginbraak en voor de handel in hennep. De rechtbank heeft aan de verdachte opgelegd een jeugddetentie voor de duur van 18 maande,, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en de bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact. Daarnaast heeft de rechtbank aan de verdachte opgelegd de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige voor de duur van één jaar.
Partij(en)
RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector strafrecht
Parketnummer: 07.662173-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 augustus 2012
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft (gedeeltelijk met gesloten deuren) plaatsgevonden ter terechtzitting van 26 en 27 juli 2012 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.S. Ludwig en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft weggenomen een (gouden) ketting met een hanger (met een parel) en/of een digitaal fotolijstje (merk: Philips) en/of een SD-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen/geld onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 3] heeft gegooid en/of
• die woning aan [adres 3] is/zijn binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 3] is/zijn toegelopen en/of
• een (hak)mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 3] heeft/hebben gehouden, in ieder geval aan die [aangever 3] dat (hak)mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft/hebben getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 3] heeft/hebben vastgehouden en/of
• een pistool, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, op een slaap en/of elders op het lichaam van die [aangever 3] heeft/hebben gericht, in ieder geval aan [aan[aangever 3] dat pistool, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft/hebben getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 3] heeft/hebben vastgehouden en/of
• plotseling en/of onverhoeds (met kracht) die (gouden) ketting met een hanger (met een parel) van de nek/hals van [aangever 3] heeft getrokken en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 3] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, of ik schiet je kapot.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zijn/hun gezicht en/of hoofd had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een bivakmuts over/op het hoofd;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachten A en B] op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 3] heeft/hebben weggenomen een (gouden) ketting met een hanger (met een parel) en/of een digitaal fotolijstje (merk: Philips) en/of een SD-kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachten A en B] en/of aan verdachte, waarbij die [medeverdachten A en B] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (andere) deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachten A en B], toen aldaar, meermalen, in ieder geval éénmaal,
• (met kracht) een steen/kei, in ieder geval een hard voorwerp, door een raam van die woning aan [adres 3] heeft/hebben gegooid en/of
• die woning aan [adres 3] is/zijn binnen gegaan en/of
• naar die [aangever 3] is/zijn toegelopen en/of
• een (hak)mes, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, in de richting van het lichaam van die [aangever 3] heeft gehouden, in ieder geval aan die [aangever 3] dat (hak)mes, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 3] heeft vastgehouden en/of
• een pistool, in ieder geval een soortgelijk voorwerp, op een slaap en/of elders op het lichaam van die [aangever 3] heeft gericht, in ieder geval aan die [aangever 3] dat pistool, in ieder geval dat soortgelijke voorwerp, heeft getoond, in ieder geval zichtbaar voor die [aangever 3] heeft vastgehouden en/of
• plotseling en/of onverhoeds (met kracht) die (gouden) ketting met een hanger (met een parel) van de nek/hals van [aangever 3] heeft getrokken en/of
• (daarbij/daarna) die [aangever 3] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, of ik schiet je kapot.", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking
terwijl die [medeverdachten A en B] zijn/hun gezicht en/of hoofd had(den) gecamoufleerd/bedekt door het dragen van een bivakmuts over/op het hoofd,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door
• een pistool/veerdrukwapen (merk: Galaxy, model: G.1) en/of een (hak)mes, in ieder geval (een) wapen(s), en/of een bivakmuts aan die [medeverdachten A en B] heeft geleverd/gegeven en/of
• met die [medeverdachten A en B] is mee gelopen naar/tot die woning aan de [adres 3];
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 27 maart 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool/veerdrukwapen (merk: Galaxy, model: G.1) zijnde een voorwerp dat/die voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 6] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 6] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen een steen (in een muts) door een raam van die woning gelegen aan [adres 6] heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 4.
hij op of omstreeks 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan [adres 7] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 7] te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
• (met een steen/tegel) een gat in een raam van de achterdeur van die woning gelegen aan [adres 7] heeft/hebben gemaakt/geslagen en/of
• die woning gelegen aan [adres 7] binnen is/zijn gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2011 tot en met 27 maart 2012 in de gemeente Almere, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3 DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 6 januari 2012 is besloten tot het samenstellen van een Assistentie Recherche Team om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar drie woningovervallen die in de periode van 12 november 2011 tot en met 5 januari 2012 hebben plaatsgevonden in de Kruidenwijk in Almere. Het betrof de adressen [adres 1], [adres 2] en [adres 3]. De overvallen vertoonden enkele overeenkomsten op het punt van de slachtoffers ((hoog)bejaard), type woning (seniorenwoning), locatie (Kruidenbuurt), wijze van binnentreden (ruit vernielen met een steen) en de eis (geld). Een strafrechtelijk opsporingsonderzoek is gestart en in dat kader zijn diverse opsporingsmiddelen toegepast en is gebruik gemaakt van diverse bijzondere opsporingsbevoegdheden. Uiteindelijk zijn als verdachten naar voren gekomen verdachte en [medeverdachten A, B, C, D en E]. Verdachte en diens medeverdachten zijn meerdere keren gehoord door de politie en bij hen is celmateriaal afgenomen ter vaststelling van hun DNA-profiel.
Naast de hiervoor genoemde woningovervallen zijn er tijdens het onderzoek nog een viertal (poging) woningbraken in de Kruidenwijk in Almere bekend geworden, waarvan het vermoeden was dat één of meer van de hiervoor genoemde verdachten daarbij betrokken zou zijn geweest. Het betreft de adressen [adres 5], [adres 6], [adres 7] en [adres 4].
Tevens is binnen het onderzoek nog een aantal verdenkingen van andere strafbare feiten naar voren gekomen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Hij heeft aangevoerd dat de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat de raadsman ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de periode na 5 januari 2012. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het veerdrukpistool niet bij cliënt en ook niet bij één van de doorzoekingen is aangetroffen, zodat niet met overtuiging kan worden vastgesteld dat verdachte het betreffende wapen na 5 januari 2012 nog voorhanden heeft gehad.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachten A en B] is meegelopen en dat er toen nog geen duidelijk plan was en dat hij dacht dat ze gingen inbreken. Hij heeft verder verklaard dat het hem, toen ze bij de woning kwamen, duidelijk werd dat ze een woningoverval wilden gaan plegen en dat hij toen heeft besloten om weg te gaan. Hij heeft verklaard het wapen en een bivakmuts aan [medeverdachte A] te hebben gegeven .
[medeverdachten A en B] hebben over de rol van verdachte verklaard.
[medeverdachte A] heeft verklaard dat het plan was om ergens in te breken en dat hij dit zou doen met verdachte en dat later [medeverdachte B] daar ook bij kwam. [medeverdachte A] had een muts op en droeg een bandana. Verdachte had een bivakmuts bij zich. [medeverdachte A] heeft verder verklaard dat hij een hakmes bij zich had. Verder heeft hij verklaard dat verdachte een luchtdrukpistool bij zich had, dat hij later aan [medeverdachten A en B] heeft gegeven .
[medeverdachte B] heeft verklaard dat verdachte een stuk met hem en [medeverdachte A] is meegelopen en dat hij in het schuurtje had gezien dat verdachte het wapen oppakte en in zijn zak deed. Nadat hij wordt geconfronteerd met de verklaringen van verdachte, heeft hij verklaard dat verdachte het wapen ofwel in het schuurtje ofwel op het moment dat hij is weggelopen aan [medeverdachte A] heeft gegeven .
[medeverdachten A en B] hebben beiden verklaard met z’n tweeën in de woning te zijn geweest en ook de aangever verklaart over 2 personen.
De rechtbank is van oordeel dat het meelopen met [medeverdachten A en B] en het aan hen geven van een bivakmuts en een wapen en het vervolgens weglopen, niet een bewuste en nauwe samenwerking oplevert tussen verdachte en de medeverdachten, gericht op de uiteindelijke delictueuze gedraging. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aan de [medeverdachten A en B] een bivakmuts en een wapen te verschaffen, wetende dat zij voornemens waren een woningoverval te plegen, medeplichtig is geweest aan de door de medeverdachten gepleegde woningoverval, zodat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank overweegt dat de handeling zoals omschreven onder het tweede gedachtestreepje (het meelopen van verdachte met de medeverdachte naar de woning) weliswaar wettig en overtuigend kan worden bewezen, maar dit naar het oordeel van de rechtbank echter niet een gelegenheid, middel dan wel inlichting op zoals bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde, onder verwijzing naar het proces-verbaal van bevindingen en de bekennende verklaring van verdachte , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de periode na 5 januari 2012, nu het wapen niet bij verdachte is aangetroffen en evenmin bij de doorzoekingen, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte van die periode partieel zal worden vrijgesproken.
Feit 3:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de (aanvullende) aangifte en de bekennende verklaringen van de verdachte en [medeverdachten A en B] , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 4:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de (aanvullende) aangifte en de bekennende verklaringen van de verdachte en [medeverdachte A] , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 5:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de zich in het dossier bevindende telefoongesprekken en de bekennende verklaring van de verdachte , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de voornoemde bewijsmiddelen.
5 BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1 subsidiair.
[medeverdachten A en B] op 05 januari 2012 in de gemeente Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 3] hebben weggenomen een (gouden) ketting met een hanger (met een parel) en een digitaal fotolijstje (merk: Philips) en een SD-kaart, toebehorende aan [aangever 3], waarbij die [medeverdachten A en B] zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat die [medeverdachten A en B], toen aldaar,
• een steen/kei door een raam van die woning aan [adres 3] heeft/hebben gegooid en
• die woning aan [adres 3] zijn binnen gegaan en
• naar die [aangever 3] zijn toegelopen en
• een (hak)mes, in de richting van het lichaam van die [aangever 3] heeft gehouden, en
• een pistool, op een slaap en/of elders op het lichaam van die [aangever 3] heeft gericht, en
• plotseling en/of onverhoeds die (gouden) ketting met een hanger (met een parel) van de nek/hals van [aangever 3] heeft getrokken en
• (daarbij/daarna) die [aangever 3] de volgende woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, of ik schiet je kapot.", althans woorden van gelijke aard of strekking
terwijl die [medeverdachten A en B] hun gezicht hadden bedekt door het dragen van een bivakmuts over het hoofd,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 05 januari 2012 in de gemeente Almere opzettelijk middelen heeft verschaft door
• een pistool/veerdrukwapen (merk: Galaxy, model: G.1) en een bivakmuts aan die [medeverdachten A en B] heeft gegeven en
• met die [medeverdachten A en B] is mee gelopen naar die woning aan de [adres 3];
2.
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 5 januari 2012 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool/veerdrukwapen (merk: Galaxy, model: G.1) zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 6] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van hun gading, toebehorende aan [aangever 6], en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 6] te verschaffen door middel van braak, met een of meer van zijn mededader(s), een steen (in een muts) door een raam van die woning gelegen aan [adres 6] heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 4.
hij op 09 januari 2012 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan [adres 7] weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag van zijn/hun gading, toebehorende aan [aangever 7], en zich daarbij de toegang tot die woning gelegen aan [adres 7] te verschaffen door middel van braak, met een of meer van zijn mededader(s),
• (met een steen/tegel) een gat in een raam van de achterdeur van die woning gelegen aan [adres 7] heeft/hebben gemaakt/geslagen en
• die woning gelegen aan [adres 7] binnen is/zijn gegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- 5.
hij op tijdstippen in de periode van 01 december 2011 tot en met 27 maart 2012 in de gemeente Almere, althans in Nederland, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Van het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6 KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
Feit 1:
Medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 2:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Feiten 3 en 4:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 5:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
7 STRAFBAARHEID
De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.
8 STRAFOPLEGGING
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat (aan) verdachte:
- -
ter zake van de feiten 1 subsidiair, 2, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact;
- -
ter zake van feit 5 zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00;
- -
de gedragsbeïnvloedende maatregel zal worden opgelegd voor de duur van 1 jaar, een en ander conform het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 juli 2012.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen en de gevangenneming van de verdachte te bevelen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht rekening te houden met de positieve ontwikkeling van de verdachte gedurende de afgelopen periode en heeft aangevoerd dat het niet wenselijk zou zijn wanneer deze zou worden doorkruist. De raadsman heeft aangevoerd dat ook de persoonlijke omstandigheden ten tijde van de pleegdata van de delicten er naar zijn een andere strafmodaliteit te kiezen. Daartoe heeft de raadsman gesteld dat verdachte een first offender is en dat de delicten binnen een betrekkelijk kort tijdsbestek zijn gepleegd. De raadsman heeft aangevoerd dat het toezicht en de hulpverlening die er thans is dient te worden voortgezet.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen, aangezien een detentie een volledige doorkruising zal zijn van al het positieve dat is ingezet.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar voor een woningoverval, waarbij sprake is geweest van licht geweld en/of bedreiging. De rechtbank overweegt dat licht geweld in voornoemde oriëntatiepunten wordt gedefinieerd als een enkele ruk/duw zonder noemenswaardig letsel. Voornoemde oriëntatiepunten gaan uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden (5 maanden bij recidive en 7 maanden bij frequente recidive) voor een woninginbraak en van een geldboete van € 550,00 voor het voorhanden hebben van een wapen als bedoeld in categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft voornoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de op te leggen straf, waarbij de rechtbank overweegt dat bij het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit sprake is geweest van medeplichtigheid en bij de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten sprake is geweest van pogingen.
De rechtbank overweegt voorts dat voornoemde oriëntatiepunten uitgaan van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden bij het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende meer dan 3 maanden, doch minder dan 6 maanden, met enige regelmaat. De rechtbank neemt voornoemde oriëntatiepunten als uitgangspunt, met dien verstande dat zij daarbij overweegt dat in het onderhavige geval geen sprake was van harddrugs, maar van softdrugs, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank een sterk matigend effect dient te hebben. De rechtbank acht in dat kader een verhouding 3:1 redelijk en zal daar vanuit gaan.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende.
De mededaders van verdachte hebben zich samen en aldus binnen een samenwerkingsverband schuldig gemaakt aan een woningoverval. Daarbij hebben zij gebruik gemaakt van wapens en daarmee de slachtoffers bedreigd. De rechtbank overweegt dat het kwetsbare slachtoffers betrof, te weten oudere personen, die door de daders bewust werden gekozen. Willens en wetens kozen zij voor een woningoverval op een seniorenwoning. De rechtbank overweegt voorts dat verdachte en zijn mededaders in de woon- en/of slaapkamer van de slachtoffers zijn geweest, bij uitstek een plek waar zij zich veilig hadden moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen hebben de mededaders een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Bovendien hebben zij daardoor niet alleen gevoelens van angst toegebracht bij de slachtoffers, maar ook gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving als geheel veroorzaakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke woningovervallen vaak nog langere tijd de negatieve gevolgen ondervinden, hetgeen ook blijkt uit de toelichtingen bij de door de benadeelde partijen ingediende vorderingen en/of slachtofferverklaringen.
De hiervoor aangehaalde omstandigheden merkt de rechtbank aan als strafverzwarend. Aldus heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar voor de door de mededaders gepleegde woningoverval.
Verdachte is aan voornoemde woningoverval medeplichtig geweest. Hij heeft, wetende dat zijn mededaders voornemens waren een woningoverval te plegen, een wapen en een bivakmuts aan hen meegegeven. Aldus heeft verdachte als medeplichtige naar het oordeel van de rechtbank echter wel een andere rol in het geheel gehad dan de mededaders die de woningoverval uiteindelijk daadwerkelijk hebben uitgevoerd.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat het in het onderhavige geval een minderjarige verdachte betreft. In dat kader overweegt de rechtbank dat bij strafoplegging bij minderjarigen een straf, naast de een vergeldingskarakter, ook een pedagogisch karakter heeft.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde feit overweegt de rechtbank in het bijzonder het volgende.
Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs de gezondheid van - soms jonge - gebruikers kan schaden. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen vaak gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door gebruikers te plegen strafbare feiten ter financiering van hun behoefte daaraan. Verdachte heeft zich niet bekommerd om de voornoemde consequenties van zijn handelen, doch uitsluitend uit financieel gewin gehandeld.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat hij, blijkens een hem betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 27 juni 2012, niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de rapporten die over de verdachte zijn uitgebracht.
De jeugdreclassering heeft in een adviesrapportage d.d. 20 juni 2012 aangegeven, dat op basis van een risicotaxatie het recidiverisico laag wordt ingeschat, echter dat zij het recidiverisico op gemiddeld schatten. Als reden daartoe wordt aangegeven dat verdachte een (deels) deviante vriendengroep heeft, na de schoolexamens geen dagbesteding heeft, geen positieve vrijetijdsbesteding heeft, er een gebrek aan ouderlijk gezag is en verdachte zich niet altijd houdt aan de huisregels. De jeugdreclassering acht een intensieve behandeling noodzakelijk ter voorkoming van recidive. Deze behandeling dient naar de mening van de jeugdreclassering in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel plaats te vinden, aangezien een detentie als stok achter de deur een goed middel lijkt om verdachte te motiveren tot het volhouden van de behandeling en de maatregel. De reclassering adviseert dan ook oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel en reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde (als nazorgtraject) bij een voorwaardelijke jeugddetentie.
Bij de behandeling ter terechtzitting op 26 juli 2012 is door mevrouw Busch van Bureau Jeugdzorg een toelichting gegeven op genoemd rapport. Zij heeft aangegeven dat het uitvoeren van een persoonlijkheidsonderzoek, gelet op het door de Raad voor de Kinderbescherming verrichte onderzoek, niet meer nodig is. Zij heeft verder aangegeven, dat verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarden en dat hij zijn diploma heeft gehaald.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport van 17 juli 2012 aangegeven dat hij van mening is dat de ontwikkeling van verdachte wordt bedreigd en dat de Raad zorgen heeft over de ontwikkeling van verdachte. Ten aanzien van het recidiverisico is gebruik gemaakt van pre-screen en daaruit is naar voren gekomen dat het recidiverisico laag is. Door de Raad wordt echter een aantal risicofactoren genoemd, waardoor het recidiverisico volgens de Raad hoger ingeschat dient te worden. Er wordt tevens een aantal beschermende factoren genoemd en door de Raad wordt opgemerkt dat de positieve ontwikkeling van verdachte nog pril is en onder druk van externe omstandigheden is ontstaan.
De Raad acht oplegging van de gedragsbeïnvloedende maatregel geïndiceerd. Het recidivegevaar blijft aanwezig indien er geen intensief en integraal hulpverleningsaanbod wordt ingezet. De Raad geeft aan dat een termijn van een jaar geïndiceerd wordt geacht, omdat de behandeling een geruime tijd in beslag zal nemen waarbinnen terugval moet worden voorkomen. Daarnaast is volgens de Raad de maatregel hulp en steun, als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke jeugddetentie, noodzakelijk als nazorgtraject. Een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie is volgens de Raad gepast, gelet op de ernst van het delict en een werkstraf acht de Raad gelet daarop niet passend.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting van 26 juli 2012 heeft mevrouw Heijdens namens de Raad aangegeven het gegeven advies te handhaven.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de hiervoor aangehaalde rapporten en de daarop gegeven toelichting ter terechtzitting, een behandeling van de verdachte noodzakelijk is en dat deze behandeling dient te geschieden binnen de kaders van de gedragsbeïnvloedende maatregel.
De ernst van de begane misdrijven geven daartoe aanleiding en de maatregel is in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte. De rechtbank acht, gelet op hetgeen daarover door de Raad is aangegeven, een maatregel voor de duur van één jaar noodzakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden is. De rechtbank is van oordeel dat de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, gelet op de hiervoor genoemde uitgangspunten met betrekking tot de op te leggen straf, onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal dan ook een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen van langere duur dan de tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht. De rechtbank zal daarbij tevens de gevangenneming van de verdachte bevelen.
Daarnaast zal de rechtbank een gedeelte van de op te leggen jeugddetentie in voorwaardelijke vorm opleggen. Enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen en anderzijds om in het kader van nazorg (na ommekomst van de gedragsbeïnvloedende maatregel) een verplicht reclasseringscontact mogelijk te maken.
9 BESLAG
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon en het in beslag genomen geldbedrag van € 65,00 verbeurd te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen telefoon verbeurd dient te worden verklaard, aangezien met behulp daarvan het onder 5 bewezen verklaard feit is voorbereid/begaan.
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 65,00 eveneens moet worden verbeurdverklaard, omdat dit geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten is verkregen.
10 TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 91, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
11. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden;
- -
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- -
bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg, jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- -
legt verdachte de maatregel betreffende het gedrag van de jeugdige op voor de duur van één jaar, bestaande uit:
- *
een individuele behandeling bij De Waag (waar indien nodig een persoonlijkheidsonderzoek kan worden gedaan), dan bij een andere soortgelijke instelling, met als aandachtspunten beïnvloedbaarheid, delictgedrag, gewetensontwikkeling, internaliseren van maatschappelijke waarden en normen, inlevingsvermogen, (h)erkennen van eigen emoties, adequate copingsvaardigheden, inzicht in risicovolle situaties en gevolgen van eigen handelen;
- *
stoppen met middelengebruik onder begeleiding van Tactus verslavingszorg en indien nodig meewerken aan urinecontroles;
- *
het accepteren van ondersteuning bij de dagbesteding en de invulling van zijn vrije tijd;
- *
contactverbod met de mededaders;
- *
zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de jeugdreclassering;
- -
beveelt dat voor het geval de veroordeelde de maatregel niet of niet naar behoren uitvoert, de maatregel wordt vervangen door 12 (twaalf) maanden jeugddetentie.
- -
heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
- -
beveelt de gevangenneming van de verdachte;
Beslag
- -
verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten een telefoon en een geldbedrag van € 65,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. G. Blomsma en L.G. Wijma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2012.
Mrs. Van Holten en Wijma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.