HR, 02-03-2010, nr. 08/02536
ECLI:NL:HR:2010:BK6319
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
02-03-2010
- Zaaknummer
08/02536
- LJN
BK6319
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK6319, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑03‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK6319
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2010/124
Uitspraak 02‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Beslag. Art. 36b.1.4 Sr. In art. 36b.1.4Sr is de mogelijkheid geopend om voorwerpen op vordering van het OM bij afzonderlijke rechterlijke beschikking aan het verkeer te onttrekken. Die mogelijkheid is geschapen voor de gevallen waarin geen einduitspraak wordt gedaan of waarin de vervolging door een rechterlijke uitspraak tot een eind is gekomen. Gelet daarop is, zowel indien de OvJ tot vervolging is overgegaan als indien hij nog niet tot vervolging is overgegaan, doch ervan uitgaat hiertoe te zullen overgaan, deze n-o in een vordering a.b.i. art. 552f.2 Sv (vgl. HR LJN AC1898). De Rb is, gelet op hetgeen de OvJ tz. heeft verklaard, kennelijk ervan uitgegaan dat verdachte nog zou worden vervolgd ter zake van overtreding van art. 225 Sr (sociale zekerheidsfraude). Volgens de Rb zou het hier voorwerpen betreffen die tot het begaan van dat feit zijn vervaardigd of bestemd. De Rb heeft geoordeeld dat aan de onderhavige vordering niet in de weg staat dat genoemde vervolging nog niet was ingesteld. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
2 maart 2010
Strafkamer
Nr. 08/02536
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Roermond van 3 juni 2008, nummer RK 08/269, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552f van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ten einde deze op de bestaande vordering opnieuw te behandelen en af te doen.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de Rechtbank de Officier van Justitie ten onrechte heeft ontvangen in diens op art. 36b, eerste lid onder 4º, Sr gegronde vordering tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen.
2.2. Het proces-verbaal van de zitting in raadkamer van
20 mei 2008 houdt het volgende in:
"De officier van justitie verklaart:
Vervolging voor valsheid in geschrift in verband met sociale zekerheidsfraude zal nog plaatsvinden. De dvd's vermeld op pagina 186 van het dossier zijn allemaal kopieën en belanghebbende heeft erkend dat die illegale kopieën bestemd waren voor de verkoop. Het verband met een strafbaar feit is dan ook aanwezig en het ongecontroleerd bezit van illegale dvd's en cd's is in strijd met de wet en het algemeen belang. Ik ben dan ook van mening dat onttrekking aan het verkeer moet volgen en volhard bij mijn vordering."
2.3. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"De raadsvrouw heeft bij de behandeling ter zitting naar voren gebracht dat onvoldoende duidelijk is waar de vordering op ziet nu een lijst met te onttrekken voorwerpen ontbreekt. Verder ontbreekt een schriftelijke motivering, waaruit blijkt waarop de vordering is gebaseerd. Het betreft geen gevaarlijke voorwerpen, die voor onttrekking aan het verkeer in aanmerking komen en naar haar mening is er geen verband met het strafbare feit, waarvoor belanghebbende mogelijk wordt vervolgd, te weten sociale zekerheidsfraude. Dat belanghebbende overigens een strafbaar feit heeft begaan staat nog niet vast. Vervolging en vordering tot onttrekking dient zo mogelijk tegelijk te gebeuren en tegelijk te worden behandeld.
De officier van justitie heeft zich bij de behandeling ter zitting op het standpunt gesteld dat uit de gedingstukken blijkt dat de in beslag genomen voorwerpen illegale kopieën zijn. Betrokkene heeft erkend dat die kopieën bestemd waren voor de verkoop. Het ongecontroleerd bezit van illegale kopieën van cd's en dvd's acht de officier van justitie in strijd met de wet en het algemeen belang. Betrokkene wordt verdacht van overtreding van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Daarvoor zal betrokkene nog worden vervolgd. De gepleegde sociale zekerheidsfraude betreft onder meer het verzwijgen van de inkomsten uit de verkoop van illegale kopieën. Het vereiste verband met een strafbaar feit is naar de mening van de officier van justitie dus ook aanwezig.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat ingevolge het bepaalde in artikel 36b, eerste lid, onder 4°, van het Wetboek van Strafrecht onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden uitgesproken bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het openbaar ministerie. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit dit artikel dat aan de onderhavige vordering niet in de weg staat dat nog geen vervolging van betrokkene wegens overtreding van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht is ingesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer alle voorwerpen:
1° die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2° met betrekking tot welke het feit is begaan of voorbereid;
3° met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4° met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5° die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van voorwerpen als bedoeld in voornoemd artikel 36c, aanhef en onder 5° van het Wetboek van Strafrecht nu de cd's en dvd's bestemd waren voor verkoop, waarvan de opbrengst niet werd vermeld op de desbetreffende inkomstenformulieren. Voorts is de rechtbank van oordeel dat illegaal gebrande cd's en dvd's van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank dan ook van oordeel dat de hierboven genoemde in beslag genomen 1149 Compactdiscs en diverse cd's en dvd's, zoals vermeld op de beslaglijst, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer."
2.4. In art. 36b, eerste lid onder 4º, Sr is de mogelijkheid geopend om voorwerpen op vordering van het openbaar ministerie bij afzonderlijke rechterlijke beschikking aan het verkeer te onttrekken. Die mogelijkheid is geschapen voor de gevallen waarin geen einduitspraak wordt gedaan of waarin de vervolging door een rechterlijke uitspraak tot een eind is gekomen. Gelet daarop is, zowel indien de officier van justitie tot vervolging is overgegaan als indien hij nog niet tot vervolging is overgegaan, doch ervan uitgaat hiertoe te zullen overgaan, deze niet-ontvankelijk in een vordering als bedoeld in art. 552f, tweede lid, Sv (vgl. HR 11 maart 1986, LJN AC1898, NJ 1986, 574).
2.5. De Rechtbank is, gelet op hetgeen de Officier van Justitie ter zitting heeft verklaard, kennelijk ervan uitgegaan dat de verdachte nog zou worden vervolgd ter zake van overtreding van art. 225 Sr (sociale zekerheidsfraude). Volgens de Rechtbank zou het hier voorwerpen betreffen die tot het begaan van dat feit zijn vervaardigd of bestemd. De Rechtbank heeft geoordeeld dat aan de onderhavige vordering niet in de weg staat dat genoemde vervolging nog niet was ingesteld. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.4 is overwogen, geeft dat oordeel blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 maart 2010.