Hof 's-Hertogenbosch, 20-10-2006, nr. 20-001427-06
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ1512, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
20-10-2006
- Zaaknummer
20-001427-06
- LJN
AZ1512
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2006:AZ1512, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 20‑10‑2006; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2007:BA0425
Cassatie: ECLI:NL:HR:2007:BA0425, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 20‑10‑2006
Inhoudsindicatie
[PROMIS] Veroordeling ter zake van medeplegen van aanwezig hebben hennep. Vaststaat dat - verbalisanten op 30 april 2004 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] in verschillende ruimtes in totaal 909 hennepplanten hebben aangetroffen1; - de hennepplanten de typische gekartelde lancetvormige bladeren welke kenmerkend zijn voor de hennepplant hadden en de verbalisanten de typische en kenmerkende geur van hennepplanten roken2; - de monsters van de aangetroffen hennepplanten positief op hennep zijn getest3; - de verdachte en zijn medeverdachte op het moment van de ontdekking van de hennepplanten door de verbalisanten in de woning aanwezig waren4 en - de verdachte en zijn medeverdachte op de hoogte waren van de aanwezigheid van deze hennepplanten in de woning5. Nu de verdachte en zijn medeverdachte om hen moverende redenen - de verdachte heeft verklaard: "Ik was met mijn zwager meegegaan en wij kwamen uit bij de hennepkwekerij. Wij hebben verzuimd de politie te bellen, aangezien wij nog geld tegoed hadden van de huurder van deze woning te Ospel, [adres]."6 - de politie omtrent de aanwezigheid van de hennepplantages in de genoemde woning niet verwittigd hebben, is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging opzettelijk 909 hennepplanten aanwezig hebben gehad.
Partij(en)
Parketnummer : 20-001427-06
Uitspraak : 20 oktober 2006
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Roermond van 7 april 2006 in de strafzaak met parketnummer 04-850449-05 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 30 april 2004 te Ospel, in elk geval in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 909, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
- 2.
hij op of omstreeks 30 april 2004 te Ospel, in elk geval in de gemeente Nederweert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 april 2004 te Ospel tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid van 909 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierna gemelde gebezigde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Van de zijde van de verdediging is kort gezegd aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte iets te maken heeft gehad met de, in de aan de [adres] te [woonplaats] gelegen woning, aangetroffen hennepplantages en derhalve integraal van hetgeen hem ten laste is gelegd dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Vaststaat dat:
- -
verbalisanten op 30 april 2004 in de woning aan de [adres] te [woonplaats] in verschillende ruimtes in totaal 909 hennepplanten hebben aangetroffen1;
- -
de hennepplanten de typische gekartelde lancetvormige bladeren welke kenmerkend zijn voor de hennepplant hadden en de verbalisanten de typische en kenmerkende geur van hennepplanten roken2;
- -
de monsters van de aangetroffen hennepplanten positief op hennep zijn getest3;
- -
de verdachte en zijn medeverdachte op het moment van de ontdekking van de hennepplanten door de verbalisanten in de woning aanwezig waren4 en
- -
de verdachte en zijn medeverdachte op de hoogte waren van de aanwezigheid van deze hennepplanten in de woning5.
Nu de verdachte en zijn medeverdachte om hen moverende redenen - de verdachte heeft verklaard: "Ik was met mijn zwager meegegaan en wij kwamen uit bij de hennepkwekerij. Wij hebben verzuimd de politie te bellen, aangezien wij nog geld tegoed hadden van de huurder van deze woning te Ospel, [adres]."6 - de politie omtrent de aanwezigheid van de hennepplantages in de genoemde woning niet verwittigd hebben, is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte tezamen en in vereniging opzettelijk 909 hennepplanten aanwezig hebben gehad. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 3 aanhef en onder C van de Opiumwet en strafbaar gesteld bij artikel 11 (oud), tweede lid, van die wet juncto artikel 47, eerste lid, aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof komt tot een lagere straf dan door de advocaat-generaal gevorderd, nu het hof minder bewezen verklaard dan waarvan de advocaat-generaal in de vordering is uitgegaan.
Het hof acht de hierna op te leggen straf zowel wat strafsoort als strafmaat betreft het meest passend bij de persoon van de verdachte en de ernst van en omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde feiten zijn gepleegd.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 23 (oud), 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 (oud) van de Opiumwet.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 11, tweede lid, van die wet.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR. 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. C.R.L.R.M. Ficq, mr. A.J.M. Bark - Van Gink, voorzitter,
en mr. J.H.J.M. Mertens - Steeghs,
in tegenwoordigheid van mr. T. Tanghe, griffier,
en op 20 oktober 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. C.R.L.R.M. Ficq en mr. A.J.M. Bark - Van Gink zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
- 1.
Zie de pagina's met dossierpaginanummer 6 van het door [verbalisant 1], agent van politie basiseenheid Nederweert, en [verbalisant 2], brigadier van politie basiseenheid Nederweert, op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 18 november 2004, nummer PL2340/04-055122.
- 2.
Zie noot 1
- 3.
Zie het door [verbalisant 3], hoofdagent van politie regio Limburg-Noord, op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal d.d. 6 mei 2004, nummer PL2300/04-055122, welk proces-verbaal als de pagina's met dossierpaginanummer 11 deel uitmaakt van het onder noot 4 genoemde proces-verbaal.
- 4.
Zie de pagina's met dossierpaginanummer 5 van het door [verbalisant 1], agent van politie basiseenheid Nederweert, en [verbalisant 2], brigadier van politie basiseenheid Nederweert, op ambtseed opgemaakte proces-verbaal d.d. 9 februari 2005, nummer PL2340/04-003474.
- 5.
Zie noot 4.
- 6.
Zie het door P.J.G. Voss, hoofdinspecteur en hulpofficier van justitie, op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verhoor voor inverzekeringstelling d.d. 30 april 2004, nummer PL2340/04-055122, welk proces-verbaal als de pagina's met dossierpaginanummer 14 deel uitmaakt van het onder noot 4 genoemde proces-verbaal.
- -
6 - 20-001427-06