Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/31
31 Proceskostenveroordeling en -vergoeding volgens de Rules of Procedure
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS578970:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht, Brussel 19 februari 2013, Trb. 2013, 92.
Pors 2014, p. 384-393. Zie ook Visser 2016; Ynzonides 2016. In Nederland is de Overeenkomst reeds goedgekeurd: Kamerstukken II 2015/16, 34411, 3.
Pors 2014, p. 390.
Preparatory Committee for the Unified Patent Court – Consultation Document, Rules on Court fees and recoverable costs, May 2015, te raadplegen via unified- patent-court.org.
Preparatory Committee for the Unified Patent Court (Draft 16 June 2016) – Decision of the Administrative Committee of the Unified Patent Court on the scale of recoverable cost ceilings, te raadplegen via unified-patent-court.org.
Zie Preparatory Committee for the Unified Patent Court – Consultation Document, May 2015, p. 22: ‘there is no common legal basis within the 25 Member States as to the question of what reasonable representation costs are and when they become excessive (…)’.
Preparatory Committee for the Unified Patent Court - Consultation Document, May 2015, p. 22.
Preparatory Committee for the Unified Patent Court Rules on Court fees and recoverable costs van 25 februari 2016, p. 13: ‘(2) In limited situations, such as the particular complexity of the case or multiple languages used in the proceedings having an impact on the representation costs, the ceiling laid down in the Annex upon request by one party, having regard to the financial capability of all the parties in the light of the principle of fair access to justice may be raised up to a certain extent.’ Zie ook art. 2 lid 1 van de draft.
Preparatory Committee for the Unified Patent Court Rules on Court fees and recoverable costs van 25 februari 2016, p. 13: ‘(3) Upon request by one of the parties, the Court may lower the ceiling applicable in the Annex with regard to that party if, in the event that the requesting party is unsuccessful, the recoverable costs of representation to be awarded to the successful party would threaten the economic existence of the requesting party, especially if the latter is an SME, non-profit organisation, university, public research organisation or natural person. For this purpose the Court shall take into consideration all available information on the parties, including, where possible, the procedural behaviour of the parties, the applicable level of the ceiling for recoverable costs in comparison with the annual turnover of both parties, the type of economic activity of both parties, as well as the impact the lowering of the ceiling would have on the other party.’ Zie ook art. 2 lid 2 en 3 van de draft.
Hierover Pors 2016, p. 253-254.
Met het unitair octrooi en de komst van een Unified Patent Court (UPC), wordt beoogd meer uniforme octrooibescherming in de verschillende lidstaten van de Europese Unie te bereiken.1 Zodra het verdrag door het benodigd aantal landen is geratificeerd, kan bij de UPC centraal worden geprocedeerd over inbreuken op of vernietiging van Europese octrooien.2 Verschillende uitspraken over inbreuken en geldigheid van octrooirechten binnen de EU zouden daarmee moeten worden voorkomen. Interessant is dat bij de UPC kan worden geprocedeerd volgens – in de woorden van Pors – ‘een gloednieuwe, autonome procedure, die een mix is van het procesrecht van de deelnemende landen aangevuld met een nieuwe, praktische aanpak (…)’.3
De Rules of Procedure bevatten specifieke bepalingen ten aanzien van de griffierechten en proceskosten. Met name het Duitse stelsel, waarop in hoofdstuk 7 nader wordt ingegaan, heeft daarbij als voorbeeld gediend. De regeling ziet er als volgt uit. In art. 69 lid 1 Overeenkomst betreffende een eengemaakt octrooigerecht is bepaald:
‘De gerechtskosten en andere uitgaven van de in het gelijk gestelde partij worden, in het algemeen, in een redelijke en proportionele mate en tenzij de billijkheid anders vereist, gedragen door de in het ongelijk gestelde partij, tot een overeenkomstig het reglement voor de procesvoering bepaald maximum.’
De bepaling is gebaseerd op art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn. In het Consultation Document van mei 2015 is een voorstel neergelegd voor de ‘Rules on Court Fees and Recoverable Costs’.4 Later zijn nieuwe voorstellen gedaan ten aanzien van de griffierechten en het kostenregime van de UPC. Naar aanleiding daarvan zijn de maximumtarieven verlaagd.5 Volgens de ‘scale of ceilings for recoverable costs’ is de maximering van de proceskostenvergoeding (per instantie en per partij) gekoppeld aan de waarde van de vordering. In procedures waarvan de vordering een waarde van € 250.000 vertegenwoordigt kan maximaal € 38.000 aan kosten voor de advocaat worden vergoed. Vóór de consultatieronde was het maximum gesteld op € 50.000. Voor vorderingen met een waarde van € 50 mln is het initieel genoemde maximaal vergoedbare bedrag van € 3 mln verlaagd naar € 1,5 mln. De eisende partij bepaalt in beginsel de waarde van de zaak. Indien partijen het niet eens zijn over de waarde van de zaak, dan kan hierover worden gedebatteerd tijdens de case management conference.
Tijdens de onderhandelingen is gebleken dat tussen de lidstaten bestaat geen consensus over wat redelijke en evenredige kosten zijn.6 In de explanatory note is toegelicht dat er is gekozen voor maxima om de verliezende partij te beschermen tegen ‘excessive cost burdens’. Over de maximumtarieven vermeldt het document dat ‘the proposed ceilings are steering a middle course and are the result of a compromise reached after thorough discussions’.7 In bepaalde situaties zal van deze maxima kunnen worden afgeweken. In uitzonderlijke gevallen kunnen de maximumtarieven worden verhoogd op verzoek van een of beide partijen.8 De maximumtarieven kunnen worden verlaagd indien de betalende partij een micro-, klein- of middenbedrijf is. Hetzelfde geldt voor non-profitorganisaties, universiteiten, onderzoeksinstellingen of natuurlijke personen.9
Sinds het in juli 2016 gewezen arrest United Video Properties/Telenet is er discussie over de vraag, in hoeverre het stelsel van maximumtarieven nog houdbaar is.10 Deze discussie dient evenwel te worden gevoerd met inachtneming van de grondrechten en beginselen van de EU, waarover het volgende hoofdstuk zal handelen.