Rb. Noord-Nederland, 21-01-2014, nr. 2168206
ECLI:NL:RBNNE:2014:1042
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
21-01-2014
- Zaaknummer
2168206
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2014:1042, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 21‑01‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 21‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Afwijzing daadwerkelijk gemaakt B.I.K., appartementsrecht bestaande uit parkeergarage met toegangshal. Geen gemeenschappelijke ruimte.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rolnummer: 2168206 \ CV EXPL 13-4729
vonnis van de kantonrechter d.d. 18 februari 2014
inzake
1.
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [adres 1] TE [XXXXXX],
gevestigd te [XXXXXX],
2.
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [adres 1] 68-86,
gevestigd te [XXXXXX],
3.
de vereniging
VERENIGING VAN EIGENAREN [adres 1] 50-60,
gevestigd te [XXXXXX],
eisers in conventie,
gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. G.E. Koopman,
tegen
[XXXXXX],
wonende te [XXXXXX],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. F. van der Hoef.
Partijen zullen hierna VvE [adres 1] (in het enkelvoud) en [gedaagde] worden genoemd.
Procesverloop
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1. De verenigingen van VvE [adres 1] zijn verenigingen van eigenaren als bedoeld in titel 9 van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.
2.2. [gedaagde] is eigenaar van een wooneenheid behorende bij het appartementsrecht A-2 bestaande uit een 260/1447 onverdeeld aandeel in de gemeenschap bestaande uit een gebouwencomplex met drie commerciële ruimten, 32 bergingen, 29 wooneenheden en 78 parkeerplaatsen, gelegen aan de [adres 1] te [XXXXXX]. [gedaagde] is voorts eigenaar van het appartementsrecht A-8 bestaande uit 288/1447 onverdeeld aandeel in die gemeenschap en als zodanig exclusief gerechtigd tot het gebruik van 78 parkeerplaatsen. [gedaagde] is van rechtswege lid van VvE [adres 1].
2.3. [gedaagde] verhuurt de parkeerplaatsen van zijn parkeergarage onder andere aan leden van VvE [adres 1].
2.4. In de splitsingsakte van 27 december 2001 is onder meer het volgende bepaald:
3.
APPARTEMENTSRECHTEN
Gemeld te splitsen registergoed zal bevatten de navolgende acht appartementsrechten, te weten:
(…)
8.
het appartementsrecht, rechtgevende op het uitsluitend gebruik van een perceel grond met het daarop te stichten gebouw met verder alle aan- en bijbehoren te [XXXXXX], gelegen aan- en nabij de [adres 1] (deel uitmakende van "blok C"), kadastraal bekend gemeente [naam gemeente] sectie G nummer 6122 A-8 (bestemd voor achtenzeventig parkeerplaatsen in de kelder) uitmakende het tweehonderdachtentachtig/één duizend vierhonderd zevenenveertigste aandeel (288/1447) aandeel in de gemeenschap omvattende het perceel bouwterrein met het daarop te stichten gebouw aan de [adres 1] te [XXXXXX];
2.5.
In het in de splitsingsakte opgenomen splitsingsreglement (het Modelreglement bij splitsing in appartementsrechten (1992), akte de dato 2 januari 1992 voor een plaatsvervanger van notaris mr. J.W. Klinkenberg te Rotterdam verleden) is onder meer het volgende bepaald:
A. Definities
Artikel 1
In het reglement wordt verstaan onder:
(…)
d. "gemeenschappelijke gedeelten": die gedeelten van het gebouw alsmede de daarbij behorende grond die blijkens de akte niet bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
e. "gemeenschappelijke zaken": alle zaken die bestemd zijn of worden om door alle eigenaars of een bepaalde groep van eigenaars gebruikt te worden voor zover niet vallende onder d;
f. "privé gedeelte": het gedeelte of de gedeelten van het gebouw en de daarbij behorende grond dat/die blijkens deze akte bestemd is/zijn of wordt/worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
(…)
C. Schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars
Artikel 3
1.
Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
a. die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
(…)
D. Jaarlijkse exploitatierekening, begroting en te storten bijdragen
(…)
Artikel 6
(…)
3.
Een eigenaar is verplicht alle door de vereniging gemaakte kosten, die van rechtskundige bijstand daaronder begrepen, voor het verhalen van het door die eigenaar aan de vereniging verschuldigde, zowel in als buiten rechte, aan de vereniging te vergoeden.
(…)
F. Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken
Artikel 9
1.
Tot de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken worden ondermeer gerekend, voor zover aanwezig:
a. de funderingen, de dragende muren en de kolommen, het geraamte van het gebouw met de ondergrond, het ruwe metselwerk, alsmede de vloeren met uitzondering van de afwerklagen in de privé gedeelten, de buitengevels, waaronder begrepen de raamkozijnen met glas, de deuren welke zich in de buitengevel bevinden of de scheiding vormen tussen het gemeenschappelijk en het privé gedeelte, de balkonconstructies, de borstweringen, de galerijen, de terrassen en de gangen, de daken, de schoorstenen en de ventilatiekanalen, de trappenhuizen en de hellingbanen, het hek- en traliewerk voor zover het geen privé tuinafscheidingen betreft, alsmede het (standaard) hang- en sluitwerk aan kozijnen welke aan de buitengevel van het gebouw zitten;
b. de technische installaties met de daarbij behorende leidingen, met name voor de centrale verwarming (met inbegrip van de radiatoren en radiatorkranen in de privé gedeelten) en voor luchtbehandeling, de vuilafvoer, de leidingen voor de afvoer van hemelwater en de riolering, de leidingen voor gas en water en verder de hydrofoor, de electriciteits- en telefoonleidingen, de gemeenschappelijke antenne, de bliksembeveiliging, de liften, de alarminstallatie en de systemen voor oproep en deuropeners, alles voor zover die installaties niet uitsluitend ten dienste van één privé gedeelte strekken.
2.
Het is een eigenaar of gebruiker zonder toestemming van de vergadering niet toegestaan veranderingen aan te brengen in de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, ook als deze zich in de privé gedeelten bevinden.
2.6.
Aan de splitsingsakte is een splitsingstekening, bestaande uit drie bladzijden, gehecht. Hierop zijn dertien plattegronden te zien, aangeduid als begane grond, kelder, 1e verdieping en 2e verdieping. Ieder van die plattegronden bestaat uit lijnen waarvan de meeste dik zijn en enkele dun. Op de plattegronden zijn de cijfers 1 tot en met 8 ingetekend. Op de splitsingstekening zijn de plattegronden aldus ingetekend dat de parkeergarage in de kelder en de toegangshal op de begane grond, beide voorzien van het cijfer 8, geheel binnen de dikke lijnen vallen.
2.7.
VvE [adres 1] heeft bij de rechtbank Leeuwarden een procedure tegen [gedaagde] aanhangig gemaakt waarbij zij heeft gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de verschuldigde periodieke bijdragen in verband met het verplichte lidmaatmaatschap van de vereniging. [gedaagde] heeft in die procedure in reconventie gevorderd VvE [adres 1] te veroordelen tot betaling van schadevergoeding. Het geschil in reconventie had betrekking op onrechtmatig handelen door VvE [adres 1] in verband met advisering aan de huurders van parkeerplaatsen over (vergoeding voor) het gebruik van de parkeergarage. Bij vonnis van 27 juli 2011 heeft de rechtbank de vordering van VvE [adres 1] in conventie toegewezen en de vordering van [gedaagde] in reconventie afgewezen. [gedaagde] is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Het vonnis is bekrachtigd door het gerechtshof Leeuwarden bij arrest van 16 oktober 2012.
2.8.
Op 6 januari 2012 heeft [gedaagde] een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, strekkende tot vernietiging/schorsing van het door VvE [adres 1] (in haar vergadering van 9 december 2011) genomen besluit tot het in rechte betrekken van [gedaagde]. Het verzoek van [gedaagde] is afgewezen bij beschikking van 10 december 2012.
2.9.
VvE [adres 1] heeft op 11 december 2012 een betalingsbevel doen uitbrengen voor het ingevolge voornoemd vonnis en arrest op dat moment verschuldigde bedrag van € 21.924,41. [gedaagde] heeft niet aan het betalingsbevel voldaan.
2.10.
VvE [adres 1] heeft vervolgens op 17 december 2012 executoriaal beslag doen leggen op een in eigendom aan [gedaagde] toebehorend woonhuis aan de [XXXXXX]te [XXXXXX]. VvE [adres 1] heeft voorts op 3 januari 2013 onder de leden van VvE [adres 1] die een parkeerplaats van [gedaagde] hebben gehuurd, derdenbeslag doen leggen op alle vorderingen die [gedaagde] uit hoofde hiervan op hen heeft of zal verkrijgen.
2.11.
[gedaagde] heeft hierna bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een executie-kortgeding tegen VvE [adres 1] aanhangig gemaakt waarbij hij een verbod voor VvE [adres 1] heeft gevorderd om voornoemd vonnis en arrest te executeren door middel van het executoriale beslag gelegd op het woonhuis te [XXXXXX]. Ook heeft hij de opheffing van dat beslag gevorderd. Bij vonnis van 13 februari 2013 zijn de vorderingen van [gedaagde] afgewezen. [gedaagde] is van dit vonnis in hoger beroep gegaan. Er is tot op heden geen (eind)arrest gewezen.
2.12.
Op 11 januari 2013 heeft [gedaagde] opnieuw een verzoekschrift ingediend bij deze rechtbank strekkende tot vernietiging/schorsing van een (ander) door VvE [adres 1] genomen besluit. [gedaagde] heeft zijn verzoek op 25 april 2013 ingetrokken.
2.13.
Op 14 januari 2013 is een bedrag van € 2.482,41 vanuit een openbare verkoop van roerende zaken van [gedaagde] in mindering op de schuld van [gedaagde] aan VvE [adres 1] gebracht. [gedaagde] heeft op 25 februari 2013 een bedrag van € 17.054,99 aan de deurwaarder voldaan. Op 27 februari 2013 heeft de deurwaarder [gedaagde] een opgave gedaan van de restantschuld van € 12.465,46.
2.14.
Bij brief van 11 maart 2013 heeft VvE [adres 1] [gedaagde] gesommeerd tot betaling binnen veertien dagen van buitengerechtelijke kosten van € 12.549,04 op grond van artikel 6 lid 3 van de splitsingsakte. Aan deze sommatie heeft [gedaagde] geen gehoor gegeven.
2.15.
VvE [adres 1] heeft op 14 februari 2013 executoriaal beslag doen leggen op de appartementsrechten van [gedaagde] in het gebouwencomplex aan de [adres 1] te [XXXXXX].
2.16.
VvE [adres 1] heeft krachtens een op 12 juni 2013 verkregen verlof conservatoir beslag doen leggen op twee auto's en een aanhangwagen van [gedaagde] in verband met de in de onderhavige procedure door VvE [adres 1] gevorderde (buiten-)gerechtelijke kosten.
Het geschil i3.in conventie
Het standpunt van VvE [adres 1]
3.1. VvE [adres 1] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan VvE [adres 1] van een bedrag van € 11.602,15, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2013 over € 9.533,06 en de wettelijke rente over € 2.069,09 vanaf de dag der dagvaarding althans vanaf een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen dag tot aan de dag der algehele voldoening;
- [gedaagde] veroordeelt om op grond van artikel 475g Rv, binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, aan de deurwaarder door wie het in deze te geven vonnis is betekend dan wel aan VvE [adres 1], schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen te verstrekken en opgave te doen omtrent al zijn binnen- en buitenlandse inkomsten, zijn vermogenspositie, en voor verhaal vatbare goederen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
- [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder het salaris van gemachtigde als ook de kosten van het beslag en de eventuele nakosten.
3.2. VvE [adres 1] baseert haar vordering op de hierboven vermelde vaststaande feiten en voorts op het volgende. VvE [adres 1] stelt aanzienlijke kosten te hebben gemaakt om betaling te verkrijgen van de bedragen die [gedaagde] uit hoofde van de splitsingsakte gehouden is aan VvE [adres 1] te voldoen. De daadwerkelijk gemaakte kosten liggen aanzienlijk hoger dan de proceskostenveroordelingen in het vonnis, het arrest en de beschikking. Op grond van artikel 6 lid 3 van de splitsingsakte is [gedaagde] gehouden om alle door de vereniging gemaakte kosten, die van rechtskundige bijstand daaronder begrepen, voor het verhalen van het door die eigenaar aan de vereniging verschuldigde, zowel in als buiten rechte aan de vereniging te vergoeden. De daadwerkelijk gemaakte kosten per 22 februari 2013 bedragen € 14.374,04. Hierop dienen de proceskostenveroordelingen van € 4.840,98 in totaal in mindering te worden gebracht, zodat VvE [adres 1] betaling vordert van een bedrag van € 9.533,06. Tot verzekering van verhaal van deze vordering heeft VvE [adres 1] conservatoir beslag laten leggen. Ook na 22 februari 2013 zijn volgens VvE [adres 1] kosten opgekomen, omdat [gedaagde] opnieuw een verzoekschrift heeft ingediend om een door VvE [adres 1] genomen besluit te vernietigen. [gedaagde] heeft dat verzoek weliswaar ingetrokken, maar VvE [adres 1] heeft kosten moeten maken ter voorbereiding op het verweerschrift en op de mondelinge behandeling. VvE [adres 1] vordert in dat verband ook betaling van een bedrag van € 2.069,09.
3.3. Aan de tweede conventionele vordering legt VvE [adres 1] ten grondslag dat het in de praktijk moeilijk is gebleken om verhaal op [gedaagde] te halen. Om die reden vordert zij de veroordeling van [gedaagde] tot aflegging van de in artikel 475g Rv bedoelde verklaring.
Het standpunt van [gedaagde]
3.4. [gedaagde] betwist de vorderingen en voert - samengevat - het volgende verweer. Volgens [gedaagde] heeft hij hetgeen hij op grond van het vonnis en het arrest aan VvE [adres 1] verschuldigd is geheel voldaan. Voorts stelt hij dat de toekomstige periodieke betalingen, tot het doen waarvan hij ook veroordeeld is, middels de onder de leden van VvE [adres 1] die een parkeerplaats van [gedaagde] huren gelegde derdenbeslag worden geïnd. De facturen die door de advocaat van VvE [adres 1] aan de deurwaarder en aan de VvE [adres 1] heeft verzonden, zijn volgens [gedaagde] niet door VvE [adres 1] betaald althans niet ten laste van VvE [adres 1] gekomen. VvE [adres 1] heeft een rechtsbijstandverzekering en bovendien zijn de blijkens de begrotingen van 2012 en 2013 getroffen voorzieningen niet aan de advocaat van VvE [adres 1] uitbetaald.
3.5. Verder voert [gedaagde] tot zijn verweer aan dat er sprake is van rechtsverwerking. In een brief van 11 januari 2013 heeft de deurwaarder geschreven dat in totaal nog € 20.012,32 over alle zaken verschuldigd was, zonder dat daarbij enig voorbehoud met betrekking tot lopende rente of kosten is gemaakt. Ook in de pleitnota van VvE [adres 1] ter gelegenheid van het executie-kortgeding heeft VvE [adres 1] zonder enig voorbehoud een bedrag van € 21.9241,42 genoemd. Tot slot dient VvE [adres 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat zij niet de minst bezwarende route van artikel 25 van de splitsingsakte heeft gevolgd, aldus [gedaagde].
De beoordeling van het geschil in conventie
3.6. De eerste vordering heeft betrekking op door VvE [adres 1] gemaakte(buiten-)gerechtelijke kosten in de periode van november 2009 tot en met maart 2013 in verband met de incasso van de door [gedaagde] uit hoofde van zijn lidmaatschap aan VvE [adres 1] verschuldigde bijdragen.
3.7. De vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport BGK-integraal - worden afgewezen. VvE [adres 1] heeft namelijk niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Ook heeft VvE [adres 1] nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. VvE [adres 1] heeft geen specificaties overgelegd van de als productie 6 overgelegde facturen, terwijl uit de specificaties van de als producties 11 en 12 overgelegde facturen niet blijkt dat er incassowerkzaamheden zijn uitgevoerd. De kosten waarvan VvE [adres 1] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de reeds uitgesproken proceskostenveroordelingen worden geacht een vergoeding in te sluiten.
3.8. Ook de vordering tot vergoeding van de gerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Voor de kosten van juridische bijstand in de gevoerde procedures geldt dat ten gunste van VvE [adres 1] reeds proceskostenveroordelingen zijn uitgesproken. Aan VvE [adres 1] zijn geen volledige proceskostenveroordeling toegekend. Die beslissingen heeft zij niet verder in rechte aangevochten. Niet valt in te zien op welke grond VvE [adres 1] daarop in de onderhavige procedure alsnog aanspraak kan maken.
3.9. Gelet op hetgeen in 3.7 en 3.8 is beslist, behoeven de overige stellingen van partijen met betrekking tot de gevorderde (buiten-)gerechtelijke kosten geen bespreking.
3.10. De tweede conventionele vordering heeft betrekking op de door VvE [adres 1] ten laste van [gedaagde] gelegde executoriale beslagen. Op grond van artikel 475g Rv is een schuldenaar verplicht aan een deurwaarder die gerechtigd is tegen hem executoriaal beslag te leggen, desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven. In het arrest Tripels q.q. / Masson is door de Hoge Raad bepaald dat een schuldenaar in beginsel verplicht is een schuldeiser die een veroordeling tot betaling van een geldsom jegens hem verkreeg, inlichtingen omtrent zijn inkomens- en vermogenspositie en voor verhaal vatbare goederen te verschaffen, onder verwijzing naar de parlementaire behandeling van het eerste gedeelte van de Invoeringswet van de Boeken 3, 5 en 6 NBW en artikel 475g Rv (HR 20 september 1991, NJ 1992/552). De door VvE [adres 1] gevorderde informatie ziet op het vinden van verhaalsmogelijkheden en is gelet op dit doel proportioneel. De gevorderde opgave hiervan, waartegen overigens ook geen verweer is gevoerd, zal dan ook worden toegewezen. De hiervoor gevorderde termijn van 24 uur wordt als niet reëel haalbaar ingeschat. Ter voorkoming van executieperikelen wordt die termijn verlengd tot 2 weken. De gevorderde dwangsom zal, nu hiertegen geen verweer is gevoerd, worden toegewezen.
3.11. Nu beide partijen deels in het (on)gelijk zullen worden gesteld, acht de kantonrechter termen aanwezig om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Het geschil i4.n reconventie
Het standpunt van [gedaagde]
4.1. [gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, beslist:
primair:
- te verklaren voor recht dat appartementsrecht A-8, parkeergarage met toegangshal op de begane grond een gemeenschappelijk gedeelte is en dat de zaken ten behoeve van het in bedrijf hiervan houden tot de gemeenschappelijke zaken behoren alsmede te verklaren voor recht dat de schulden en kosten, zoals bedoeld in artikel 5:112 BW, welke betrekking hebben op appartementsrecht A-8 overeenkomstig deel C "Schulden en kosten voor rekening van de gezamenlijke eigenaars", artikel 3 onder a lid 4 de laatste aandachtsstreepjes van de splitsingsakte voor rekening van de leden A-2, A-4, A-6, A-7 en A-8 komen;
- te verklaren voor recht dat de leden van de hoofdvereniging VvE A-2, A-4, A-6, A-7 dienen bij te dragen in de voornoemde schulden en kosten;
- VvE [adres 1] te veroordelen tot betaling van een voorschotbedrag betreffende door [gedaagde] reeds gemaakte kosten verband houdende met het appartementsrecht A-8 en wel vanaf 1 juli 2004 tot aan de dag van de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, welk voorschotbedrag door [gedaagde] in redelijkheid wordt begroot op € 25.000,-, althans een bedrag door de kantonrechter in goede justitie te bepalen;
subsidiair:
voor zoverre het onder primair gevorderde zal worden afgewezen te verklaren voor recht dat appartementsrecht A-8 niet heeft te gelden als gemeenschappelijke ruimte;
zowel primair als subsidiair:
VvE [adres 1] te veroordelen in de proceskosten in reconventie, waaronder het salaris van gemachtigde en eventueel te maken nakosten één en ander voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
4.2. [gedaagde] baseert zijn vordering op de hierboven vermelde vaststaande feiten en voorts op het volgende. Volgens [gedaagde] heeft de parkeergarage met toegangshal als een gemeenschappelijke ruimte te gelden zoals bedoeld in deel A, artikel 1 lid d van de splitsingsakte. Uit de feitelijke situatie en uit het feitelijke gebruik volgt dat de parkeergarage met toegangshal onmiskenbaar te gelden heeft als ruimte voor niet afzonderlijk gebruik. De parkeergarage met toegangshal wordt namelijk niet uitsluitend voor het parkeren van voertuigen gebruikt. Een andere uitleg van de splitsingsakte zou volgens [gedaagde] betekenen dat zodra de huurovereenkomsten van de parkeerplaatsen zijn beëindigd, de bewoners van gebouw B (appartementsrecht A-2) niet meer gebruik kunnen maken van de hal in dit complex. Ook kunnen de eigenaren van een berging deze niet meer via de parkeergarage bereiken en behoort het gebruik van de algemene fietsenstalling niet meer tot de mogelijkheden. Dit is nimmer de bedoeling geweest van de oorspronkelijke ontwikkelaar van het gebouwencomplex. Nu er onduidelijkheid of twijfel bestaat omtrent het appartementsrecht A-8, is de kantonrechter bevoegd om te oordelen en hieromtrent te beslissen. Volgens [gedaagde] blijkt uit de conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie dat VvE [adres 1] erkent dat er sprake is van een gemeenschappelijk gedeelte. Met betrekking tot de kosten van het gezamenlijk gebruik van het gemeenschappelijk gedeelte ten behoeve van de appartementsrechten A-2, A-4, A-6, A-7 en A-8 is een en ander geregeld in deel C artikel 43, lid 4, 7e en 8e aandachtsstreepje van de splitsingsakte, aldus [gedaagde]. De financiële uitwerking komt neer op een door de betrokken appartementseigenaars aan [gedaagde] te betalen bedrag van € 49.410,08.
4.3. [gedaagde] legt voorts aan zijn vordering ten grondslag dat hij schade heeft geleden ten gevolge van het feit dat VvE [adres 1] ten onrechte haar leden heeft voorgehouden dat de parkeergarage met toegangshal een privé gedeelte van [gedaagde] is. Hierdoor heeft de VvE [adres 1] onrechtmatig jegens [gedaagde] gehandeld. [gedaagde] vordert daarom bij wijze van voorschot op de schade, die nader dient te worden opgemaakt bij staat, een bedrag van € 25.000,-.
5.Het standpunt van VvE [adres 1]
5.1. VvE [adres 1] betwist de vordering en voert - samengevat - het volgende verweer. Het appartementsrecht A-8 is geen gemeenschappelijke ruimte, maar een appartementsrecht dat uitsluitend ter gebruik van [gedaagde] is. De eigendomssituatie blijkt uit de openbare registers. De vraag waarvan de appartementseigenaar precies eigenaar is en welke splitsing in te onderscheiden appartementsrechten precies is aangebracht, moet worden beantwoord aan de hand van de objectieve uitleg van de splitsingsakte en de daaraan gehechte tekeningen. Op de onderhavige splitsingstekening is een dikke zwarte lijn om de parkeergarage met toegangshal getrokken. De tekst van de splitsingsakte is dus in overeenstemming met hetgeen is aangegeven op de tekening. Er bestaat volgens VvE [adres 1] geen onduidelijkheid over de omvang van appartementsrecht A-8. Er is hier geen sprake van een appartementsrecht dat blijkens de aard en de inrichting daarvan niet bestemd is om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt. Van enige erkenning is geen sprake, aldus VvE [adres 1].
5.2. Voor zover de vordering van [gedaagde] is gebaseerd op artikel 5:144 BW, op grond waarvan de kantonrechter kan worden verzocht om wijziging van de splitsingsakte te bevelen dan wel de splitsing op te heffen, is deze ten onrechte niet met een verzoekschrift ingeleid. Bovendien is het petitum niet uitvoerbaar. Verder stelt VvE [adres 1] zich op het standpunt dat [gedaagde] niet-ontvankelijk is in zijn vorderingen omdat reeds eerder over dezelfde problematiek is geoordeeld in het vonnis van 27 juli 2011 en het arrest van 16 oktober 2012. De vordering van [gedaagde] is feitelijk dezelfde, in die zin dat hij niet gehouden zou zijn tot betaling van de in de splitsingsakte genoemde bedragen aan VvE [adres 1].
De beoordeling van het geschil in reconventie
5.3. De kantonrechter wijst het niet-ontvankelijkheidsverweer van VvE [adres 1] af. De vorderingen van [gedaagde] strekken tot het verkrijgen van een verklaring van recht omtrent de uitleg van de splitsingsakte en niet, zoals VvE [adres 1] betoogt, tot wijziging van de splitsingsakte dan wel tot opheffing van de splitsing. De vorderingen zijn dan ook terecht bij dagvaarding ingesteld. Voorts is er geen sprake van dat in de eerder tussen partijen gevoerde procedures reeds over dezelfde problematiek is geoordeeld, met uitzondering van het primair onder het derde streepje gevorderde voorschot op schadevergoeding. De kantonrechter constateert dat [gedaagde] deze schadevergoeding reeds op dezelfde grondslag heeft gevorderd in de bij de rechtbank Leeuwarden tussen partijen gevoerde procedure. Die reconventionele vordering heeft de rechtbank Leeuwarden in het vonnis van 27 juli 2011 afgewezen, welke beslissing vervolgens door het hof is bekrachtigd. Daartegen heeft [gedaagde] geen cassatie ingesteld, zodat voornoemde beslissingen in kracht van gewijsde zijn gegaan en in de onderhavige procedure tussen partijen bindende kracht hebben. Deze vordering zal op grond hiervan worden afgewezen.
5.4. Bij de verdere beoordeling van het geschil in reconventie stelt de kantonrechter het volgende voorop. Voor de vaststelling van het recht tot uitsluitend gebruik van een in een splitsing betrokken registergoed is bepalend hetgeen daaromtrent is vastgelegd in de op die splitsing betrekking hebbende splitsingsstukken (de notariële akte van splitsing en de aan de minuut van die akte gehechte tekening). Bij de uitleg daarvan komt het aan op de daarin tot uitdrukking gebrachte bedoeling die moet worden afgeleid uit de omschrijving in die akte van de onderscheiden gedeelten van het gebouw en uit de daaraan gehechte tekening, bezien in het licht van de gehele inhoud van de akte en de tekening. De rechtszekerheid vergt dat voor de vaststelling van hetgeen tot de privégedeelten respectievelijk tot de gemeenschappelijke gedeelten behoort, slechts acht mag worden geslagen op de gegevens die voor derden uit of aan de hand van de in de openbare registers ingeschreven splitsingsstukken kenbaar zijn. Indien de ingeschreven splitsingsstukken voor verschillende uitleg vatbaar zijn, dient de rechter vast te stellen welke uitleg van deze stukken naar objectieve maatstaven het meest aannemelijk is (HR 1 november 2013, NJ 2013/522).
5.5. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de parkeergarage met toegangshal ten behoeve van een bepaalde groep van appartementseigenaars een doorgangsfunctie vervult, opdat deze hun woonappartementen respectievelijk hun bergingen kunnen bereiken. Van een (gerechtelijke) erkenning van de zijde van VvE [adres 1] is naar het oordeel van de kantonrechter echter geen sprake, nu VvE [adres 1] in haar conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie geen ander standpunt omtrent de status van de parkeergarage met toegangshal heeft ingenomen dan in de inleidende dagvaarding.
5.6. Op de splitsingstekening zijn de plattegronden aldus ingetekend dat de parkeergarage en toegangshal geheel binnen de dikke lijnen vallen, hetgeen een aanwijzing vormt dat deze niet gemeenschappelijk zijn. De tekening komt overeen met de omschrijving van het appartementsrecht A-8 in de splitsingsakte, waarin aan [gedaagde] het uitsluitend gebruik van het in de kelder met het cijfer 8 ingetekende gedeelte is toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat er in het onderhavige geval geen sprake is van verschillende, op zichzelf mogelijke interpretaties van de tekst van de splitsingsakte en de intekening op de splitsingstekening, in samenhang beschouwd. Voor een (andere) uitleg van de splitsingsstukken vanwege de doorgangsfunctie van het appartementsrecht A-8 van [gedaagde], is naar het oordeel van de kantonrechter geen plaats. In dit verband is gesteld noch gebleken dat de parkeergarage met toegangshal zodanig is vormgegeven dat uit de inrichting of aanduiding hiervan blijkt dat deze ook, dus naast de verhuur van de parkeerplaatsen door [gedaagde], voor gemeenschappelijk gebruik is bestemd. De parkeergarage met toegangshal heeft dan ook te gelden als privégedeelte in de zin van artikel 5:106 lid 4 BW en artikel 1 onder f van het splitsingsreglement, en dus niet als een gemeenschappelijk gedeelte in de zin van artikel 1 onder d van het splitsingsreglement. De zaken ten behoeve van het in gebruik houden van de parkeergarage met toegangshal behoren om dezelfde redenen niet tot de gemeenschappelijke zaken als bedoeld in artikel 1 onder e van het splitsingsreglement, nog daargelaten dat [gedaagde] niet heeft gespecificeerd om welke zaken het precies gaat. Gelet op voorgaand oordeel komen de schulden en kosten, zoals bedoeld in artikel 5:112 BW, welke betrekking hebben op appartementsrecht A-8 niet voor rekening van de leden A-2, A-4, A-6, A-7 en A-8, zodat het primair gevorderde geheel zal worden afgewezen.
5.7. Uit voorgaand oordeel volgt dat de subsidiair gevorderde verklaring van recht dat appartementsrecht A-8 niet heeft te gelden als gemeenschappelijke ruimte, wel voor toewijzing gereed ligt.
5.8. [gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van VvE [adres 1] worden begroot op:
- explootkosten € 92,82
- overige kosten € 1,63
- griffierecht € 448,00
- salaris gemachtigde € 600,00 (2 punten x tarief € 300,00)
totaal € 1.142,45.
Beslissing
De kantonrechter:
in conventie
5.9. veroordeelt [gedaagde] om op grond van artikel 475 g Rv, binnen 2 weken na betekening van dit vonnis, aan de deurwaarder door wie het in deze te geven vonnis is betekend dan wel aan VvE [adres 1], schriftelijk, nauwkeurig en gespecificeerd inlichtingen te verstrekken en opgave te doen omtrent al zijn binnen- en buitenlandse inkomsten, zijn vermogenspositie, en voor verhaal vatbare goederen, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag voor elke dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen, met een maximum van € 25.000,-;
5.10. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.11. compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.13. verklaart voor recht dat appartementsrecht A-8 niet heeft te gelden als gemeenschappelijke ruimte;
5.14. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van VvE [adres 1] tot op heden in totaal vastgesteld op € 1.142,45;
5.15. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.16. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. M. Sanna, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 292
ml 172