Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2015289247 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. De inhoud van de processen-verbaal zijn telkens zakelijk weergegeven;
Rb. Amsterdam, 31-05-2021, nr. 13/728003-16
ECLI:NL:RBAMS:2021:2732
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
31-05-2021
- Zaaknummer
13/728003-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2021:2732, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 31‑05‑2021; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 31‑05‑2021
Inhoudsindicatie
Een 47-jarige man is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van in totaal 11 jaar cel. Hij krijgt voor het leiden van een criminele organisatie met als doel moord de maximale straf opgelegd, 8 jaar. Daar komt 4 jaar bij voor het leidinggeven aan een witwasorganisatie en het medeplegen van witwassen. In verband met de lange duur van het proces brengt de rechtbank 12 maanden in mindering, waardoor de gevangenisstraf uitkomt op 11 jaar.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/728003-16 (Promis)
Datum uitspraak: 31 mei 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1973
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] .
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juli 2018, 25 september 2018, 12 december 2018, 27 februari 2019, 23 mei 2019, 7 augustus 2019, 9 oktober 2019, 16 december 2019, 12 februari 2020, 15 april 2020, 2 juni 2020, 18 augustus 2020, 14 oktober 2020, 15 december 2020, 8 maart 2021, 9 maart 2021, 10 maart 2021, 15 maart 2021, 17 maart 2021, 18 maart 2021 en 10 mei 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mr. [officier van justitie 1] en mr. [officier van justitie 2] (hierna: officier van justitie), en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. L.J.G.B. van Kleef naar voren hebben gebracht.
2. De tenlastelegging
Verdachte wordt – na wijzigingen van de tenlastelegging – kort weergegeven – beschuldigd van:
1. Deelname als leider aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven, te weten (gewoonte)witwassen, bezit van (vuur)wapens en munitie en moord in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2017 (artikel 140 Wetboek van Strafrecht, hierna: Sr);
en/of
Deelname als leider aan een criminele organisatie met als oogmerk het voorbereiden/bevorderen van drugshandel in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2017 (artikel 11b Opiumwet, hierna: Ow);
2. Medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2017 (artikelen 420ter, 420bis, 420quater Sr);
3. Medeplegen van het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie op 5 juli 2016 (Wet wapens en munitie).
Voor zover in het onder feit 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde criminele organisatie met als oogmerk het voorbereiden en/of bevorderen van drugshandel is verwezen naar het vierde of vijfde lid van artikel 10A Ow, beschouwt de rechtbank dat als een kennelijke verschrijving nu artikel 10A Ow geen vierde en vijfde heeft en niet is gebleken dat het voor verdachte niet duidelijk was dat het vierde en vijfde lid van artikel 10 Ow werd bedoeld. De rechtbank zal deze kennelijke verschrijving verbeterd lezen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt van dit vonnis deel uit.
3. Voorvragen
3.1.
Geldigheid dagvaarding
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 partieel nietig is, namelijk voor wat betreft het onderdeel “luxe goederen, te weten (onder andere) een of meer (exclusieve) horloges”. Volgens de verdediging is de tenlastelegging ten aanzien van dat onderdeel onvoldoende bepaald, nu niet duidelijk is om welke goederen dan wel horloges het gaat. In de tenlastelegging had per tenlastegelegd horloge een concrete beschrijving of vindplaats moeten worden opgenomen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat het verweer tardief is, nu geen bezwaar is gemaakt toen de wijziging van de tenlastelegging werd gevorderd. Subsidiair stelt het Openbaar Ministerie dat voldoende duidelijk is om welke horloges het gaat. Verdachte is immers uitgebreid over de horloges bevraagd en in het requisitoir is duidelijk uiteengezet om welke horloges het gaat. Bovendien worden de specifieke merken van de horloges in de tenlastelegging opgesomd en gaat het om een hoeveelheid horloges die te overzien is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het verweer van de verdediging niet tardief is. Het staat de verdediging vrij om bij de inhoudelijke behandeling de geldigheid van de dagvaarding ter discussie te stellen, ook als eerder geen bezwaar is gemaakt tegen een wijziging van die tenlastelegging.
De verdediging heeft aangevoerd dat niet voldoende duidelijk is waartegen zij zich wat betreft de luxegoederen en horloges moet verdedigen. Bij de beantwoording van de vraag of de tenlastelegging op dit punt voldoende feitelijk en duidelijk is, moet niet alleen worden gekeken naar de letterlijke tekst van de tenlastelegging, maar moet deze mede worden bezien in samenhang met de inhoud van het dossier.
De rechtbank overweegt dat in de tenlastelegging de merken van de horloges waar de verdenking van witwassen (mede) op ziet, limitatief zijn opgesomd. Daar komt bij dat uit het dossier is af te leiden op welke plaatsen er horloges, certificaten en doosjes zijn aangetroffen. De hoeveelheid horloges is bovendien te overzien.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de tenlastelegging – tegen de achtergrond van het dossier – voor wat betreft de horloges voldoende feitelijk en duidelijk is en dat het voor verdachte voldoende duidelijk is wat hem wordt verweten en waartegen hij zich moet verdedigen. Gelet op het voorgaande wordt het verweer van de verdediging in zoverre verworpen.
Voor zover in de tenlastelegging met de woorden “onder andere” wordt gedoeld op andere luxegoederen dan horloges, is de rechtbank van oordeel dat de tenlastelegging partieel nietig moet worden verklaard nu de tenlastelegging op dit punt onvoldoende feitelijk en duidelijk is. Er is op geen enkele wijze geduid welke goederen bedoeld worden.
Nu de dagvaarding anderszins voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), is de dagvaarding voor het overige geldig.
3.2.
Ontvankelijkheid officier van justitie of bewijsuitsluiting
3.2.1.
Specialiteitsbeginsel
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte, blijkens de tekst van de uitleveringsbeslissing van de Chileense Hoge Raad van 15 januari 2018, door Chili niet is uitgeleverd voor het leiding geven aan een criminele organisatie. Op grond van het specialiteitsbeginsel mag verdachte daarvoor nu niet vervolgd worden. In zoverre is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk.
De officier van justitie is het daarmee niet eens. Uit de stukken die tot de uitlevering hebben geleid, zoals het aanhoudingsbevel en het uitleveringsverzoek, blijkt dat de uitlevering werd verzocht voor het geven van leiding aan een criminele organisatie. Dat is in die stukken met zoveel woorden vermeld. Dat de uitlevering mede is toegestaan voor leiding geven volgt ook uit de omstandigheid dat artikel 140, derde lid, Sr gaat over het leiding geven aan zo’n organisatie. Dit artikel is in het geheel ten grondslag gelegd aan het uitleveringsverzoek en vormde daarmee de basis voor de toestemming om verdachte uit te leveren.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
De rechtbank stelt vast dat in de Chileense uitleveringsbeslissing inderdaad niet expliciet wordt overwogen dat de uitlevering wordt toegestaan voor het leiding geven aan een criminele organisatie. Er wordt toestemming gegeven voor de uitlevering om te vervolgen voor “toebehoren aan een criminele organisatie”.
Anders dan de raadsman betoogt, volgt hieruit niet dat geen toestemming werd verleend voor vervolgen voor leiding geven aan een criminele organisatie. Daarvoor is om te beginnen van belang dat uit het uitleveringsverzoek blijkt dat verdachte in Nederland zal worden vervolgd voor het leiderschap van een criminele organisatie. De Chileense autoriteit wist dus dat vervolging van leiderschap gevraagd was. De uitleveringsbeslissing houdt geen expliciete of impliciete afwijzing in van de verzochte uitlevering voor leiding geven, terwijl (taalkundig of juridisch) ook niet kan worden volgehouden dat toebehoren aan een criminele organisatie het leiding geven daaraan zou uitsluiten. Leiding geven aan een criminele organisatie is ook een vorm van toebehoren daaraan en behoefde gezien het verzoek geen afzonderlijke expliciete toewijzing. Gelet op het voorgaande moet het ervoor worden gehouden dat de uitleveringsbeslissing de vervolging daarvoor ook toestond.
Voorwaardelijk verzoek
Volgens de verdediging zou er tijdens de uitleveringszitting in Chili discussie zijn geweest over de vraag of verdachte zou mogen worden uitgeleverd voor het leidinggeven aan een criminele organisatie. De verdediging heeft daarom voorwaardelijk verzocht om aanhouding van de zaak teneinde de geluidsbestanden van de uitleveringszitting uit te laten werken. De rechtbank wijst dat verzoek af, omdat zij de uitwerking van de geluidsbanden – gelet op de uitleveringsbeslissing en de uitleg die zij daaraan geeft – niet noodzakelijk acht.
3.2.2.
Vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek
De verdediging heeft bepleit dat er in het voorbereidend onderzoek meerdere onherstelbare vormverzuimen hebben plaatsgevonden. Om die reden moet volgens de verdediging de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard, dan wel moet bewijsuitsluiting volgen van het onrechtmatig verkregen bewijs. De verweren spitsen zich toe op de volgende onderwerpen:
I. Ennetcom-data en de 13Orinus-dataset;
II. Rechtmatigheid verleende machtiging ex artikel 126l Sv;
III. Sending order.
I. Ennetcom-data en de 13Orinus-dataset
Inleiding
Het procesdossier bevat een grote hoeveelheid berichten die verstuurd zijn met zogeheten Pretty Good Privacy telefoons (hierna: PGP-telefoons). PGP-telefoons zijn telefoons waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd. Deze berichten zijn afkomstig van in beslag genomen PGP-telefoons en van (onder andere) servers van Ennetcom. Ennetcom is een Nederlands bedrijf dat diensten leverde op het gebied van versleutelde communicatie: met telefoontoestellen voorzien van specifieke software konden via emailadressen versleutelde berichten worden verzonden, waardoor de gebruikers van de telefoons en emailadressen (schijnbaar) anoniem konden communiceren met elkaar. De encryptiesleutels waren opgeslagen op de servers van Ennetcom in Canada.
In april 2016 zijn – na een rechtshulpverzoek van Nederland aan de Canadese autoriteiten – de gegevens (data) op de servers van Ennetcom veiliggesteld. Het rechtshulpverzoek had betrekking op vier lopende strafrechtelijke onderzoeken (26Koper, 13Rooibos, 13Rendlia en 26DeVink).
Op 19 september 2016 heeft de Superior Court of Justice in Canada (hierna: de Canadese rechter) beslist dat de bij Ennetcom in beslag genomen gegevens weliswaar aan Nederland mochten worden verstrekt, maar dat de gegevens alleen in de vier voormelde onderzoeken mochten worden gebruikt. Omdat de Canadese rechter voorzag dat ook bij andere Nederlandse opsporingsonderzoeken interesse zou kunnen bestaan in de Ennetcom-data, heeft de Canadese rechter bepaald dat – voor toegang tot de Ennetcom-data in andere dan de vier genoemde onderzoeken – een Nederlandse rechter van te voren een machtiging moet afgeven. De Canadese rechter wilde daarmee voorkomen dat de Nederlandse autoriteiten een ‘fishing expedition’ zouden gaan uitvoeren in de grote hoeveelheid Ennetcom-data, en met de eis van een machtiging de rechten van derden beschermen.
Inmiddels is in meerdere andere strafrechtelijke onderzoeken door een rechter-commissaris aan de officier van justitie machtiging verleend op grond van artikel 126ng Sv, om aan de Ennetcom-data onderzoek te verrichten. Op grond van artikel 126ng Sv kunnen – na machtiging door een rechter-commissaris – identificerende- en inhoudsgegevens door een officier van justitie van een telecomaanbieder worden gevorderd. Dit kan alleen bij verdenking van misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Ook in het onderhavige onderzoek, 13Orinus, heeft de officier van justitie op grond van 126ng Sv aan de rechter-commissaris een machtiging verzocht om onderzoek te verrichten aan de Ennetcom-data. Bij beschikking van 12 april 2018 heeft de rechter-commissaris de machtiging verleend, waarna het onderzoeksteam 13Orinus een zoekslag is gestart in de Ennetcom-data. Op 12 juli 2019 is door de rechter-commissaris een machtiging verleend voor een tweede zoekslag.
A. Ten aanzien van de eerste zoekslag
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de officier van justitie aan de vordering 126ng, tweede lid, Sv om onderzoek te mogen doen in de Ennetcom-data ten onrechte ten grondslag heeft gelegd dat – kort gezegd – sprake zou zijn van verdenking van misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. Immers, in de onderbouwing van de vordering is vermeld dat het onderzoek 13Orinus een onderzoek zou betreffen naar “een criminele organisatie welke tot oogmerk heeft het plegen van liquidaties (moord c.q. doodslag), (grootschalige) invoer/doorvoer/uitvoer van verdovende middelen en witwassen”, terwijl verdachte op dat moment in voorlopige hechtenis zat op grond van verdenking van deelname aan een criminele organisatie, witwassen, wapenbezit en leider van een criminele organisatie die drugsfeiten zou voorbereiden. Verdachte zat op dat moment niet in voorlopige hechtenis op grond van verdenking van deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk moord. Ook is betrokkenheid bij grootschalige invoer/doorvoer/uitvoer van verdovende middelen niet tenlastegelegd. Er was dus op dat moment geen verdenking die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverde.
Vervolgens heeft de rechter-commissaris de vordering op 12 april 2018 toegewezen met de onderbouwing dat het een onderzoek betreft naar onder meer “een criminele organisatie welke tot oogmerk heeft het plegen van liquidaties (moord c.q. doodslag), (grootschalige) invoer/doorvoer/uitvoer van verdovende middelen en witwassen. Dergelijke feiten leveren een ernstige inbreuk op de rechtsorde op”. Ook ten tijde van het verlenen van de machtiging door de rechter-commissaris bestond er echter geen verdenking die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleverde. De rechter-commissaris wist – of had moeten weten – dat de vordering van de officier van justitie was onderbouwd met onjuiste informatie. De rechter-commissaris heeft de informatie in de vordering kennelijk niet gecontroleerd. Bij zowel het Openbaar Ministerie als bij de rechter-commissaris was sprake van tunnelvisie die geleid heeft tot een schending van artikel 126ng, tweede lid, Sv waardoor de machtiging van de rechter-commissaris onrechtmatig is verleend.
Zodoende hebben de officier van justitie en de rechter-commissaris niet conform de door de Canadese rechter geformuleerde waarborgen gehandeld om ‘fishing expeditions’ te voorkomen en derden te beschermen tegen onrechtmatige toegang tot de Ennetcom-data. Er is sprake van onherstelbaar vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv. Om die reden moet de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard, of alles wat (in)direct is verkregen als gevolg van de onrechtmatige machtiging van het bewijs worden uitgesloten.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat er vanaf het begin van het onderzoek een verdenking bestond dat verdachte zich bezighield met de handel en import van cocaïne en dat de criminele organisatie van verdachte als oogmerk moord had. Deze verdenking is vanaf het begin van het onderzoek in zowel vorderingen en bevelen als in het Internationaal Arrestatiebevel genoemd. Daarnaast is in de eerste vordering op grond van artikel 126ng Sv – met bijbehorend plan van aanpak – duidelijk omschreven waarop de verdenking van moord was gebaseerd, namelijk op TCI-informatie en op de bevindingen binnen het onderzoek die leidden tot de vondsten van wapens in de Volvo, in de woning van verdachte en bij leden van zijn criminele organisatie. Bovendien is het criterium voor het toepassen van bijzondere opsporingsbevoegdheden – waaronder een vordering bij de rechter-commissaris ex artikel 126ng, tweede lid, Sv – niet slechts gelegen in verdenking voor de feiten waarvoor een verdachte op dat moment in voorlopige hechtenis verblijft.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 126ng, tweede lid, Sv bepaalde gegevens, zoals emailberichten, die zijn opgeslagen bij een internetaanbieder kunnen worden opgevraagd 1) indien het belang van het onderzoek dit dringend vordert en 2) in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv dat gezien zijn aard of de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Het gaat daarbij om een verdenking in de zin van artikel 27, eerste lid, Sv, te weten een – uit feiten en omstandigheden voortvloeiend – redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Dat is dus een ander – minder zwaar – criterium dan de ernstige bezwaren die worden vereist voor een bevel tot voorlopige hechtenis.
In de vordering ex artikel 126ng, tweede lid, Sv van de officier van justitie van 4 april 2018 zijn bevindingen uit het onderzoek 13Orinus opgenomen die aanleiding hebben gegeven voor de vordering.
Kort samengevat gaat het ten aanzien van de verdenking van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van liquidaties en (grootschalige) invoer/doorvoer/uitvoer van verdovende middelen om onder meer de volgende onderzoeksbevindingen:
- -
Een melding van Meld Misdaad Anoniem van 23 september 2015: “Internationaal cocaïne transport. De msc katya r. is op 6 september jl. vertrokken uit Ecuador. Aankomst 24 of 25 september op ddn msc Delta in Rotterdam. Het betreft een droge container met cocaïne. De zender is [verdachte] geboren op [geboortedag] 1975”;
- -
Een TNI-melding waarin werd aangegeven dat op voornoemd schip cocaïne aanwezig zou zijn bestemd voor de groep [naam 1] en [verdachte] ;
- -
Op 27 september 2015 is op het schip MSC KATYA R in de Rotterdamse haven 440 kilogram cocaïne aangetroffen;
- -
Verdachte en [naam 2] zijn gezamenlijk gecontroleerd op 2 december 2015 in Frankrijk, toen zij in een voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] en [kenteken] reden;
- -
Op 18 december 2015 werd door het TCI de volgende melding verstrekt: “ [naam 3] heeft een aantal Joegoslavische ex-militairen geregeld, die nog voor Oud en Nieuw liquidaties gaan uitvoeren. [verdachte] heeft opdracht gegeven voor deze liquidaties. [naam 4] regelt een onderkomen voor de Joegoslaven. [naam 5] en [naam 2] zullen de Joegoslaven faciliteren. De beoogde slachtoffers behoren tot de groep van wijlen [naam 6] en betreffen diens broer [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] en [naam 12]”;
- -
Uit OVC-opnames uit de bij [naam 2] in gebruik zijnde Volvo blijkt dat verdachte betrokken is bij het aansturen van ‘missies’ en dat voor deze ‘missies’ gebruik wordt gemaakt van voornoemde Volvo door leden van de organisatie, waaronder [naam 13] ;
- -
In de Volvo zijn op 5 juli 2016 in een verborgen ruimte twee vuurwapens en munitie aangetroffen;
- -
In de woning van [naam 13] zijn op 5 juli 2016 een wapen en patronen aangetroffen;
- -
Uit de bakengegevens van de Volvo blijkt dat onder meer [naam 2] regelmatig een bezoek brengt aan het bedrijf [bedrijf 1] . Uit gevoerde tapgesprekken en OVC-gesprekken blijkt dat [bedrijf 1] ‘het kantoor’ wordt genoemd. [bedrijf 1] is het bedrijf van de zus en zwager van verdachte;
- -
In het bedrijf [bedrijf 1] is een doosje met vijftig 6,35 Browning patronen aangetroffen;
- -
In de woning aan de [adres] – waar verdachte tot 30 november 2007 stond ingeschreven en waarvan poststukken in de woning en auto van [naam 13] zijn aangetroffen – zijn patronen gevonden;
- -
In deze woning aan de [adres] is ook – verstopt in de toiletruimte – een krant aangetroffen met een artikel over de vondst van een grote hoeveelheid verdovende middelen op een boot alsmede papieren bescheiden met daarop berekeningen met grote geldbedragen en boten en onderschepte ladingen cocaïne die door middel van grote vrachtschepen vanuit Zuid-Amerika naar Nederland werden verscheept;
- -
In een opslagbox bij opslagbedrijf ‘ [opslagbedrijf] ’ zijn tussen spullen van verdachte notities aangetroffen, waaronder een notitie met daarop een lijst van chemicaliën met hoeveelheden. De vermelde chemicaliën zijn zeer geschikt voor het terugwinnen van cocaïnebase uit binnen gesmokkeld waar. Gezien de verhoudingen gaat het volgens de LFO-expert om het terugwinnen en vervolgens kristalliseren van maximaal enkele honderden tot 900 kilo aan cocaïne-HCL.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er een redelijk vermoeden bestond dat verdachte zich schuldig maakte aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van liquidaties (moord c.q. doodslag) en (grootschalige) invoer/doorvoer/uitvoer van verdovende middelen. De stelling van de verdediging dat er door het Openbaar Ministerie een verdenking is gepresenteerd die niet bestond en dat er bij het Openbaar Ministerie en de rechter-commissaris sprake was van tunnelvisie, wordt dan ook niet door de feiten geschraagd.
De rechtbank concludeert dat de rechter-commissaris in redelijkheid de machtiging ex artikel 126ng, tweede lid, Sv heeft kunnen verlenen. Dat verdachte op dat moment niet ook voor deze feiten in voorlopige hechtenis zat, maakt dat oordeel niet anders nu de toets voor het mogen toepassen van bijzondere opsporingsbevoegdheden zoals artikel 126ng, tweede lid, Sv en het kunnen bevelen van de voorlopige hechtenis, niet dezelfde is.
Ten aanzien van de tweede zoekslag
Het verweer van de verdediging
Alle Ennetcom-data die door de tweede zoekslag zijn verkregen moeten volgens de verdediging worden uitgesloten van het bewijs wegens onherstelbare vormverzuimen als bedoeld in artikel 359a Sv. De rechtbank begrijpt het verweer aldus dat de onrechtmatigheid van de eerste zoekslag ook de tweede zoekslag heeft besmet. Daarnaast is er in strijd gehandeld met de bedoeling van de Canadese rechter, omdat de omvang van deze zoekslag veel te omvangrijk (664.000 adressen) en onvoldoende begrensd was. Artikel 126ng, tweede lid, Sv schrijft voor dat gegevens kunnen worden gevorderd voor zover deze klaarblijkelijk van verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens het strafbare feit is gepleegd. De machtiging ging echter veel verder dan dat. Het toezicht van de rechter-commissaris schoot volgens de verdediging daarbij tekort.
Verder is volgens de verdediging gehandeld in strijd met het recht op privacy zoals beschermd in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), omdat door het afgeven van de beschikking niet is voldaan aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit. De schending is aanzienlijk. Gebruik van de Ennetcom-data voor het bewijs leidt tot een schending van het recht op een eerlijk proces zoals bepaald in artikel 6 EVRM, omdat de schending van artikel 8 EVRM ten grondslag heeft gelegen aan het verkrijgen van het bewijs, terwijl dit bewijs de basis en het kernbewijsmateriaal vormt voor de verdenkingen tegen verdachte.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bestreden dat er sprake was van een ‘fishing expedition’. De hoeveelheid onderzochte PGP-accounts is aanzienlijk kleiner dan door de raadsman gesteld, namelijk ongeveer 2.000 accounts.
De rechter-commissaris heeft wel toezicht gehouden op het onderzoek in de Ennetcom-data, onder meer door het toetsen van de plannen van aanpak, waarin door het Openbaar Ministerie werd onderbouwd welke accounts en/of zoektermen relevant werden geacht.
Verder is de raadsman in de gelegenheid gesteld om alle onderzochte data bij het NFI te bekijken en te controleren en zijn alle in het dossier opgenomen PGP-lijnen volledig aan hem verstrekt. Ook zijn de artikelen 6 en 8 EVRM niet geschonden. Juist om de rechten van andere Ennetcom-gebruikers te beschermen heeft de Canadese rechter restricties gesteld aan de toegankelijkheid van de Ennetcom-data. Ook biedt artikel 126ng, tweede lid, Sv wel degelijk basis voor de bevraging, omdat die bevraging juist valt onder alle varianten van dit artikel.
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 126ng, tweede lid, Sv bepaalt dat slechts van een communicatiedienst gegevens kunnen worden gevorderd voor zover zij klaarblijkelijk van de verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens het strafbare feit zijn gepleegd.
De rechtbank overweegt dat in de rechtspraak al eerder is goedgekeurd dat een vordering om in de Ennetcom-data te zoeken wordt gebaseerd op artikel 126ng, tweede lid, Sv (zie bijvoorbeeld de uitspraak van Rechtbank Amsterdam van 14 april 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:2504, r.o. 6.4.1 en de uitspraak van Rechtbank Gelderland van 26 juni 2019, ECLI:NL:RBGEL:2019:2833).
Deze rechtbank ziet geen reden om daar in deze zaak anders over te oordelen.
De rechtbank overweegt voorts ten aanzien van de eerste zoekslag dat uit de beschikking van de rechter-commissaris van 12 april 2018 blijkt dat de rechter-commissaris vond dat in de vordering van 4 april 2018 voldoende was onderbouwd dat de gevraagde emailadressen door (onder meer) verdachte en zijn contacten werden gebruikt en dat PGP-berichtenverkeer tussen verdachten in het teken van de verdenking hoogstwaarschijnlijk was. De rechter-commissaris heeft daarbij bepaald dat het onderzoek alleen mocht worden verricht aan de hand van de vooraf door de rechter-commissaris goedgekeurde zoektermen en/of -handelingen. Deze zoektermen en/of -handelingen zijn beschreven in het bij de vordering van de officier van justitie gevoegde plan van aanpak en betreffen de inhoud van specifiek omschreven emailadressen en telefoontoestellen (Kader A) en eventuele toestellen en emailadressen die daarmee direct in contact stonden (Kader B). Daaronder worden begrepen de emailadressen die voorkomen in de contactlijsten van de genoemde toestellen en emailadressen. De rechter-commissaris heeft voorts bepaald dat voor personen en/of contacten die in een verder verwijderd verband staan, afzonderlijk – eventueel in een aanvulling op het initiële plan van aanpak – zal moeten worden gemotiveerd dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat het gaat om gegevens die klaarblijkelijk van verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens het strafbare feit zijn gepleegd.
Vervolgens heeft de officier van justitie op 8 juli 2019 aan de rechter-commissaris een aanvulling van het plan van aanpak overgelegd en daarmee verzocht om een uitbreiding van de toegestane zoektermen en/of handelingen in de Ennetcom-data. De aanvulling hield allereerst een uitbreiding in van Kader A, waarbij werd verzocht om ook onderzoek te mogen verrichten naar de inhoud van 67 emailadressen die inmiddels waren geïdentificeerd van de 14 personen die onder Kader A vielen alsmede 16 emailadressen van verdachte. Voorts werd verzocht om de inhoud van alle mailbox-accounts waarmee de emailadressen van Kader A in contact staan (Kader B). Daarnaast werd toestemming verzocht om alle adresboeken en opgeslagen bijnamen van Kader C en D op te vragen. Tot slot werd toestemming verzocht om de gegevens op te vragen van de adresboeken van personen die uit Kader D inzichtelijk werden (Kader E).
Bij e-mailbericht van 12 juli 2019 heeft de rechter-commissaris toestemming gegeven om de in de “aanvulling plan van aanpak” verzochte gegevens in de Ennetcom-data op te vragen.
Uit het voorgaande volgt allereerst dat het door de rechter-commissaris toegestane onderzoek in de Ennetcom-data wel degelijk in omvang is beperkt. De rechter-commissaris heeft het onderzoek in de Ennetcom-data geclausuleerd door alleen toestemming te geven voor de verzochte kaders A tot en met E. Van een onbeperkte toegang tot de Ennetcom-data was dan ook geen sprake.
De rechtbank overweegt voorts dat – anders dan de verdediging heeft gesteld – alleen de inhoud van de mailbox-accounts van kader A en B inzichtelijk zijn gemaakt en niet ook die van kaders C, D en E. Van kader C zijn slechts de communicatie met kader B en de adresboeken en opgeslagen bijnamen verkregen. Van de kaders D en E zijn slechts de adresboeken en opgeslagen bijnamen verkregen. Dat er daarmee sprake is van een ‘fishing expedition’ doordat de inhoud van 664.000 PGP-adressen is verkregen, is dan ook niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit ook niet dat méér inhoudelijke gegevens zijn gevorderd dan de gegevens die klaarblijkelijk van verdachte afkomstig zijn, voor hem bestemd zijn, op hem betrekking hebben of tot het begaan van het strafbare feit hebben gediend, of klaarblijkelijk met betrekking tot die gegevens het strafbare feit is gepleegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook voldaan aan de vereisten van artikel 126ng, tweede lid, Sv en heeft de rechter-commissaris in alle redelijkheid – op basis van het plan van aanpak alsmede de aanvulling daarop – de machtiging tot het verrichten van onderzoek aan de Ennetcom-data kunnen verlenen. De rechter-commissaris heeft er in voldoende mate toezicht op gehouden dat er geen sprake was van een ‘fishing expedition’, omdat zij het onderzoek in de Ennetcom-data telkens heeft beperkt en het Openbaar Ministerie steeds aanvullende toestemming moest vragen voor verder onderzoek. De werkwijze valt binnen de waarborgen die de Canadese rechter formuleerde en is daarmee niet in strijd.
Nu voorafgaand aan en tijdens het zoeken in de data rechterlijk toezicht daarop is geweest, de zoekslagen niet onbegrensd zijn geweest, daar een wettelijke basis voor was en het onderzoek noodzakelijk was in een democratische samenleving in het belang van onder meer de openbare veiligheid is geen sprake van een schending als bedoeld in lid 2 van artikel 8 EVRM en daarmee is artikel 6 EVRM evenmin geschonden.
De verweren van de raadsman worden verworpen.
II. Rechtmatigheid verleende machtiging ex artikel 126l Sv
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechter-commissaris in redelijkheid niet een machtiging tot het opnemen van vertrouwelijke communicatie ex artikel 126l Sv heeft kunnen geven, omdat niet met feiten en omstandigheden is onderbouwd dat er sprake was van een verdenking van misdrijven die een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren. De onderzoeken 13Kust en 13Luxing hadden immers niets opgeleverd. De afgegeven machtiging is dan ook onrechtmatig verleend. Daarmee is sprake van een onherstelbaar vormverzuim en moeten de OVC-opnames van het bewijs worden uitgesloten.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat er wel degelijk voldoende onderbouwing is gegeven in de vordering ex artikel 126l Sv. Zij heeft daartoe gewezen op de bevindingen ten aanzien van de Volvo, de waargenomen overdracht van een rugtas, de bevindingen van doorzoekingen in 13Kust en 13Luxing en de koppeling van verdachte aan liquidaties vanuit TCI-informatie. Ook de feitelijkheden in de onderzoeken 13Kust en 13Luxing zijn – in tegenstelling tot wat de raadsman stelt – in de vordering opgenomen.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 126l Sv kan de officier van justitie bevelen dat een opsporingsambtenaar vertrouwelijke communicatie opneemt met een technisch hulpmiddel. Het moet dan gaan om de verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en dat – kort gezegd – een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. De bevoegdheid mag daarnaast pas worden toegepast indien het onderzoek dit dringend vordert, waarmee de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit tot uitdrukking worden gebracht. Het wettelijk systeem van toedeling van de bevoegdheid tot het bevelen van opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel houdt in dat die bevoegdheid aan de officier van justitie is verleend, maar dat de rechter-commissaris tevoren een schriftelijke machtiging moet hebben verstrekt.
De rechtbank moet beoordelen of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verlenen van die machtiging heeft kunnen beslissen.
Bij vordering van 12 januari 2016 heeft de officier van justitie aan de rechter-commissaris verzocht om vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel te mogen opnemen in een Volvo met kentekennummer [kenteken] . Deze Volvo was bij [naam 2] in gebruik. Aan de vordering lag een proces-verbaal van verdenking ten aanzien van [naam 2] (documentnummer 6057820) ten grondslag, waarin is onderbouwd dat [naam 2] is aan te merken als verdachte met betrekking tot witwassen, handel in verdovende middelen en als medeplichtige in het kader van voorbereidingshandelingen tot het plegen van liquidaties. In voornoemd proces-verbaal staan onder meer de volgende onderzoeksbevindingen:
- -
In januari 2015 is TCI-informatie ontvangen, waarin staat vermeld dat verdachte opdrachtgever is van de liquidatie van [naam 6] ;
- -
[naam 2] was aanwezig op de plaats delict van de liquidatie van [naam 14] op 27 december 2014;
- -
Opsporingsambtenaren hebben tijdens een zaalvoetbalwedstrijd waargenomen dat [naam 2] op 15 april 2015 door [naam 15] aan het publiek werd voorgesteld als ‘de manager, de man van het geld’;
- -
Op 11 oktober 2015 zijn meerdere koffers op een hotelkamer van het Van der Valk hotel te Breukelen achtergelaten. De kamer was geboekt onder de naam [naam 2] . In de koffer bevond zich een iPad, waarbij het account was gekoppeld aan een e-mailadres van verdachte;
- -
[naam 2] is op 7 december 2015 waargenomen met [naam 16] . Uit het onderzoek 13Donder blijkt dat [naam 16] gebruik maakt van een voertuig (BMW 5-serie met kenteken [kenteken] ) dat vermoedelijk gebruikt is bij een aanslag op de woning van [naam 17] (beheerder van de website [website] ). [naam 16] behoort tot de [groep] : een grote groep personen die zich bezig houden met het uitvoeren van geweldsdelicten en mogelijk liquidaties;
- -
Op 2 december 2015 zijn [naam 2] en verdachte bij een verkeerscontrole in Frankrijk gecontroleerd. [naam 2] reed op dat moment in een voertuig met kenteken [kenteken] , terwijl verdachte reed in een voertuig waarvan het kenteken met één cijfer verschilt van voornoemde kenteken, te weten [kenteken] . De voertuigen staan op naam van het autoverhuurbedrijf [bedrijf 3] Automobile Gmbh. Op naam van dit bedrijf staan meerdere extreem luxe voertuigen;
- -
Op 18 december 2015 werd door het TCI de volgende melding verstrekt: “ [naam 3] heeft een aantal Joegoslavische ex-militairen geregeld, die nog voor Oud en Nieuw liquidaties gaan uitvoeren. [verdachte] heeft opdracht gegeven voor deze liquidaties. [naam 4] regelt een onderkomen voor de Joegoslaven. [naam 5] en [naam 2] zullen de Joegoslaven faciliteren. De beoogde slachtoffers behoren tot de groep van wijlen [naam 6] en betreffen diens broer [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] en [naam 12]”. De verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt;
- -
In oktober 2015 is TCI-informatie binnengekomen over een dreiging op het leven van [verdachte] ;
- -
Op 23 september 2015 werd de volgende Bel-M melding gedaan: “Internationaal cocaïne transport. De msc katya r. is op 6 september jl. vertrokken uit Ecuador. Aankomst 24 of 25 september op ddn msc in Rotterdam. Het betreft een droge container met cocaïne. De zender is [verdachte] geboren op [geboortedag] 1975”.
In de vordering ex artikel 126l Sv is voorts opgenomen dat uit onderzoeksbevindingen is gebleken dat [naam 2] op 10 januari 2016 in de Volvo zit en kennelijk op iemand wacht, waarna drie minuten later een onbekende persoon instapt die een gevulde rugtas in de Volvo achterlaat. In de vordering is geconcludeerd dat het aannemelijk is dat [naam 2] , dan wel andere personen, in de Volvo gesprekken voeren die zeer waardevol zijn voor het onderzoeksteam en dat het dan ook noodzakelijk is dat er zo spoedig mogelijk apparatuur wordt geplaatst in voornoemde auto ten bate van het opnemen van vertrouwelijke communicatie, teneinde de verdenkingen met betrekking tot [naam 2] nader te onderzoeken en bewijs te verzamelen. Gezien recente informatie dat [naam 2] een faciliterende rol zou hebben bij een nog te plegen liquidatie wil het onderzoeksteam zo snel mogelijk controle hebben op [naam 2] en de bij hem in gebruik zijnde voertuigen.
De rechter-commissaris heeft bij beslissing van 13 januari 2016 een machtiging ex artikel 126l Sv met betrekking tot voornoemde Volvo afgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat er op het moment dat de machtiging door de rechter-commissaris is verstrekt – op basis van de aan de vordering ten grondslag liggende onderzoeksbevindingen als hiervoor weergegeven – een redelijk vermoeden bestond dat [naam 2] betrokken was bij witwassen, handel in verdovende middelen en als medeplichtige in het kader van voorbereidingshandelingen tot het plegen van liquidaties. De rechter-commissaris heeft ook in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat het onderzoek dringend vorderde dat vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel in genoemde voertuig zou worden opgenomen. De rechtbank concludeert dan ook dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot het verlenen van de machtiging ex artikel 126l Sv heeft kunnen beslissen. Het verweer van de raadsman dat de machtiging onrechtmatig is verleend, wordt verworpen.
III. Sending order van de Canadese rechter
Het verweer van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat alle Ennetcom-data besmet en onbruikbaar zijn omdat niet kan worden uitgesloten dat er gebruik is gemaakt van specifiek door de Canadese rechter verboden bestanden. De raadsman heeft daarvoor gewezen op artikel 3 van de ‘sending order’ van de Canadese rechter dat ontbreekt in de Nederlandse vertaling. Dat artikel geldt echter wel. Omdat nu niet is na te gaan of er bepaalde berichten zijn uitgezonderd, zoals artikel 3 voorschrijft, of toch gebruikt zijn, mogen geen van de Ennetcom berichten worden gebruikt voor het bewijs.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat zij van de zaaksofficier van justitie in het onderzoek 26DeVink heeft vernomen dat laatstgenoemde over artikel 3 van de ‘sending order’ contact heeft opgenomen met de centrale autoriteit in Canada en dat daaruit naar voren kwam dat artikel 3 de e-mails betreft die op de Ennetcom servers binnenkwamen tussen het tijdstip dat de doorzoeking in Canada was aangevangen en het tijdstip dat het daadwerkelijk kopiëren van de data is begonnen. De servers moesten immers nog eerst gepauzeerd worden door de beheerder. Die e-mails beschouwt Canada als ‘stromende data’, vergelijkbaar met tapdata. Deze specifieke data zien slechts op een hele korte periode. Deze data komen dan ook niet voor in Hansken en zijn daarmee niet in de sub dataset van het onderzoek 13Orinus terecht gekomen.
Het oordeel van de rechtbank
In de ‘sending order’ van de Canadese rechter – waarin door de Canadese rechter voorwaarden zijn opgenomen voor onderzoek in de Ennetcom-data – is in artikel 3 opgenomen:
“3. The following data may not be accessed, examined or used for any purpose:
a. Undelivered mail residing in Microsoft Exchange mail queue (mail.que) databases, and any associated transaction log files;
b. The files that comprise the undelivered mail queue from all of the mail servers seized (listed and attached as Appendix “A” to this order).”
De rechtbank stelt allereerst vast dat in de vertaling waarover de rechtbank beschikt artikel 3 niet is opgenomen. Dit betekent uiteraard niet dat artikel 3 niet van toepassing zou zijn. De officier van justitie heeft gesteld dat artikel 3 ziet op de PGP-berichten die op de Ennetcom servers binnenkwamen tussen het tijdstip dat de doorzoeking in Canada was aangevangen en het tijdstip dat het daadwerkelijke kopiëren is begonnen. Gelet op de tekst van artikel 3 lijkt dit een plausibele uitleg, zeker nu Nederland niet beschikt over berichten van ná 19 april 2016, zijnde de dag van de doorzoeking bij Ennetcom. Voor wat betreft de berichten van 19 april 2016 zal de rechtbank deze zekerheidshalve niet meenemen voor het bewijs, nu het tijdstip van de doorzoeking bij de rechtbank niet bekend is. Het verweer van de verdediging dat alle Ennetcom-data onbruikbaar zijn, wordt verworpen.
Voorwaardelijk verzoek
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om de zaak aan te houden teneinde de officier van justitie in het onderzoek 26DeVink en [naam eigenaar] - eigenaar van Ennetcom - te horen af. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht zodat zij aanhouding van de zaak niet noodzakelijk vindt.
Eindconclusie rechtbank: De dagvaarding is partieel nietig en voor het overige geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Inleiding
Het onderzoek 13Orinus is begin 2016 gestart naar aanleiding van waarnemingen in een ander onderzoek, genaamd 13Kust. Binnen dat onderzoek was er een TCI-melding binnengekomen van eind 2015, waarin stond vermeld: “ [naam 3] heeft een aantal Joegoslavische ex-militairen geregeld, die nog voor Oud en Nieuw liquidaties gaan uitvoeren. [verdachte] heeft opdracht gegeven voor deze liquidaties. [naam 4] regelt een onderkomen voor de Joegoslaven. [naam 5] en [naam 2] zullen de Joegoslaven faciliteren. De beoogde slachtoffers behoren tot de groep van wijlen [naam 6] en betreffen diens broer [naam 7] , [naam 8] , [naam 9] , [naam 10] , [naam 11] en [naam 12]”.
Naar aanleiding van deze TCI-melding is onderzoek verricht, waaruit uiteindelijk onvoldoende concrete aanwijzingen zijn gekomen die de informatie uit de TCI-melding bevestigden. Binnen dat onderzoek werd wel waargenomen dat [naam 2] gebruik maakte van een Volvo S60 met kenteken [kenteken] , terwijl deze Volvo niet op zijn naam geregistreerd stond en telkens bij de [adres] werd geparkeerd, een straat die ver verwijderd was van zijn woning. De Volvo bleek op naam te staan van [naam 18] , wonende op de [adres] . Dat adres ligt ook niet in de directe omgeving van de [adres] . Naar aanleiding van deze bevindingen ontstond de verdenking dat de Volvo werd gebruikt voor criminele doeleinden. Dat heeft geleid tot de start van het onderzoek 13Orinus.
Binnen 13Orinus is onderzoek gedaan naar strafbare gedragingen van verdachte en een groep personen rond verdachte. Dit heeft geresulteerd in de verdenking dat deze groep, onder leiding van verdachte, gedurende langere tijd in georganiseerd verband het plegen van misdrijven heeft beoogd. Als specifieke doelen van de organisatie zijn in de tenlastelegging opgenomen: (gewoonte)witwassen, het bezit van (vuur)wapens en munitie, het plegen van moorden en/of het voorbereiden/bevorderen van drugshandel (feit 1). Het onderzoek heeft ook geresulteerd in de verdenking dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen (feit 2) en medeplegen van het bezit van (vuur)wapens en munitie (feit 3).
Verdachte is op 20 oktober 2017 op verzoek van de Nederlandse autoriteiten aangehouden in Chili. Op 21 maart 2018 is verdachte aangekomen in Nederland. Sindsdien bevindt hij zich in voorlopige hechtenis in de [detentieadres] .
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd – overeenkomstig het schriftelijk requisitoir – dat verdachte leider is geweest van een criminele organisatie die zich bezighield met moorden, gewoontewitwassen, vuurwapenbezit en het voorbereiden/bevorderen van drugshandel (feit 1). Ook kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen van voertuigen, woningen, luxe goederen en geldbedragen ter hoogte van bijna € 12.000.000,- (feit 2). Tot slot heeft verdachte samen met anderen vuurwapens en munitie voorhanden gehad (feit 3). Volgens de officier van justitie kunnen dan ook alle tenlastegelegde feiten worden bewezen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie zal bij de inhoudelijke bespreking van de tenlastegelegde feiten uitgebreider aan bod komen (paragraaf 4.4.).
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit – overeenkomstig de schriftelijke pleitnota – dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken.
Ook de door de verdediging gevoerde verweren zullen uitgebreider aan de orde komen bij de inhoudelijke bespreking van de tenlastegelegde feiten (paragraaf 4.4.).
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte leider is geweest van een criminele organisatie met als oogmerk gewoontewitwassen en een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van moorden (feit 1 eerste cumulatief/alternatief) en voorts dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen (feit 2). De rechtbank baseert dit oordeel op de inhoud van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen.1.
De rechtbank zal nader ingaan op wat zij bewezen acht in paragraaf 4.4.2.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich, al dan niet als leider, schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het voorbereiden/bevorderen van drugshandel (feit 1, tweede cumulatief/alternatief) en het, al dan niet als leider, deelnemen aan een criminele organisatie met vuurwapenbezit als oogmerk (feit 1, eerste cumulatief/alternatief).
Evenmin ziet de rechtbank voldoende bewijs dat verdachte zich, al dan niet tezamen en in vereniging met anderen, heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie (feit 3).
Verdachte zal voor die feiten worden vrijgesproken. Deze vrijspraken zullen nader worden besproken onder paragraaf 4.4.3.
Het bewijs in deze zaak is grotendeels gebaseerd op de inhoud van PGP-berichten. De verdediging heeft daartegen enkele verweren gevoerd die hieronder zullen worden besproken (paragraaf 4.4.1. onder A).
De rechtbank zal daarna de PGP-adressen/-gebruikers en bijnaam van verdachte bespreken die de rechtbank voor het bewijs gebruikt en daarbij ingaan op de personen die de rechtbank aan andere PGP-adressen en bijnamen koppelt (paragraaf 4.4.1. onder B).
4.4.1.
PGP-communicatie
A. Verweer: artikel 344 lid 1 sub 5 Sv en PGP-berichten
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat informatie afkomstig uit de Ennetcom-data de status heeft van “andere geschriften” als bedoeld in artikel 344, eerste lid, Sv en slechts als bewijsmiddel kan gelden “in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen”.
Voorts is de bewijskracht van de Ennetcom-data door de kwetsbaarheid en de manipuleerbaarheid zwakker dan “de bewijskracht die volgens de CAG bij het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2004 (ECLI:NL:PHR:2004:AO9193) aan door verbalisanten uitgewerkte tapverslagen kan worden toegerekend”. Dit speelt eens te meer, omdat de PGP-lijnen veelal niet compleet zijn (geen kop of staart hebben), er sprake kan zijn van desinformatie en de agenda’s van de gebruikers onduidelijk zijn. PGP-berichten kunnen dan ook alleen met behoedzaamheid en slechts als daar ander bewijsmateriaal – niet zijnde een ander PGP-bericht – naast bestaat, als bewijs worden gebruikt.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet terughoudend hoeft te worden omgegaan met het gebruik van PGP-berichten voor het bewijs. Zij heeft daartoe allereerst aangevoerd dat de inhoud van de Ennetcom-data vaak is opgenomen in een proces-verbaal van bevindingen waarin – naast de inhoud van de Ennetcom-data – ook andere feiten en omstandigheden zijn opgenomen. Het gaat dan niet meer om een schriftelijk bescheid, maar om een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Voorts heeft zij aangevoerd dat door de verdediging aangehaalde ‘unus-testis jurisprudentie’ niet van toepassing is, omdat het bij PGP-berichten gaat om de tekst van een e-mailwisseling. Zelfs als de gebruiker of gebruikers van deze telefoons niet bekend zijn geworden, dan nog is er geen sprake van een schriftelijk bescheid inhoudende de verklaring van een persoon wiens identiteit niet is gebleken als bedoeld in artikel 344a, derde lid, Sv.
Het oordeel van de rechtbank
De schriftelijke PGP-berichten hebben bewijstechnisch de status van ‘een ander geschrift’ als bedoeld in artikel 344, eerste lid, Sv. Dit betekent dat de inhoud daarvan alleen als bewijs kan dienen als er ook ander bewijs is. Dat andere bewijs kan ook bestaan uit een ‘ander geschrift’ als bedoeld in artikel 344 lid 1 sub 5 Sv. In dit dossier bestaat het bewijs niet uitsluitend uit op zichzelf staande PGP-berichten, maar is er sprake van berichtenwisselingen tussen minimaal twee gebruikers van PGP-telefoons. Voorts geldt dat de inhoud van de PGP-berichten is beschreven in ambtsedige processen-verbaal waarin ook andere omstandigheden zijn beschreven die aan het bewijs bijdragen. Aan de eis van artikel 344 lid 1 sub 5 Sv is dan ook voldaan.
Ook de rechtbank is van oordeel dat met het gebruik van PGP-berichten voor het bewijs behoedzaam moet worden omgegaan. Het betreffen onderschepte berichten die niet zijn opgesteld om te dienen als bewijs in een strafproces. Er zijn geen gebruikers die als getuige de vermeende inhoud van de berichten hebben bevestigd. In de berichten wordt verder soms versluierde taal gebruikt en het betreft gesprekken die plaatsvinden in een context die voor de gebruikers van de berichten bekend is, maar lang niet altijd voor een buitenstaander. Ook beschikt de rechtbank niet over het volledige berichtenverkeer. Een en ander impliceert dat een interpretatie vereist is om iets over de betekenis van de berichten te zeggen. De rechtbank is zich van dit alles bewust. Om deze redenen is voorzichtigheid geboden. Aan de andere kant is voor de bewijswaarde relevant dat personen die de encrypte berichtendienst gebruikten zich onbespied waanden. Ook dat neemt de rechtbank in aanmerking. De enkele mogelijkheid dat PGP-berichten ook ‘desinformatie’ kunnen bevatten, maakt niet dat de bewijswaarde beperkt of nihil is.
B. PGP-adressen/-gebruikers en bijnamen
Het Openbaar Ministerie baseert een groot deel van de beschuldigingen op de inhoud van PGP-berichten die aan (onder meer) verdachte worden gekoppeld. Verdachte heeft niet willen verklaren of hij van specifieke PGP-adressen de gebruiker is en of bepaalde berichten door of naar hem zijn gestuurd. Ook heeft hij geen gerichte vragen willen beantwoorden over de inhoud/betekenis van de PGP-berichten. Verdachte heeft ter zitting ten aanzien van een aantal berichten slechts verklaard dat deze (tekstueel) anders zouden kunnen worden gelezen dan het Openbaar Ministerie dit doet.
De rechtbank zal eerst beoordelen of kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is van door het Openbaar Ministerie aan verdachte gekoppelde PGP-adressen. Ook zal de rechtbank beoordelen of kan worden vastgesteld dat ‘ [bijnaam 1] ’ een bijnaam van verdachte is, zoals door de officier van justitie is gesteld.
Ook ten aanzien van de overige gebruikers die aan PGP berichten gekoppeld kunnen worden, zal de rechtbank beoordelen of daarvan de identiteit kan worden vastgesteld, een en ander voor zover dit voor de bewezenverklaring van belang is. Het betreft hier de personen [naam 19] , [naam 20] , [naam 1] , [naam 21] , [naam 22] , [naam 2] en [naam 23] .
Verdachte
‘ [gebruikersnaam] ’
Tijdens de aanhouding van verdachte op 20 oktober 2017 in Chili is onder hem een iPhone 6 inbeslaggenomen. De iPhone bleek na onderzoek eigendom te zijn van [naam 24] met wie verdachte een relatie had. In de telefoon stond een foto van het scherm van een BlackBerry telefoon. Op het scherm was een PGP-bericht te zien dat afkomstig was van een gebruiker met de naam ‘ [gebruikersnaam] ’. In het bericht beklaagde ‘ [gebruikersnaam] ’ zich erover dat de gebruiker van de telefoon waar het bericht naartoe was gestuurd nooit berichten terugstuurt. ‘ [gebruikersnaam] ’ zou de PGP-telefoon annuleren en hem aan iemand anders geven. Het bericht lijkt een onenigheid in de relationele sfeer te zijn.2.
Op [geboortedag] 2015 wordt door de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 1] aan [gebruikersnaam] (hierna [gebruikersnaam] ) gevraagd of hij zijn verjaardag nog gaat vieren. Verdachte is geboren op [geboortedag] 1973.3.
In het onderzoek 13Kust is tijdens de aanhouding van [naam 2] een PGP-telefoon inbeslaggenomen. Deze telefoon lag in een nachtkastje op de slaapkamer waar [naam 2] werd aangetroffen en aangehouden en is gekoppeld aan het PGP-adres [PGP-adres 2] (hierna: [PGP-adres 2] ).
De telefoon bevat een PGP-gesprek van 30 november 2015, waarin [gebruikersnaam] omstreeks 17:37 uur aan [PGP-adres 2] vraagt of hij even langs het hotel kan komen en een kamer kan pakken. Daarop antwoordt [PGP-adres 2] bevestigend. Op de camerabeelden van het Van der Valk hotel in Breukelen is te zien dat [naam 2] om 23:10 uur aan de balie staat om een kamer te boeken. Uit beelden bleek ook dat verdachte diezelfde avond bij het Van der Valk hotel te Breukelen verscheen. Verdachte zelf checkte niet in.
In de telefoon is ook een PGP-gesprek aangetroffen van 1 december 2015, waarin
[gebruikersnaam] aan [PGP-adres 2] vraagt of hij mee naar Spanje gaat. Op 2 december 2015 worden door de Franse politie de inzittenden van twee Audi’s gecontroleerd, met als inzittenden verdachte en [naam 2] .4.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker was van ‘ [gebruikersnaam] ’. Niet gesteld of gebleken is dat deze gebruikersnaam of het PGP-adres door iemand anders werd gebruikt. De rechtbank gaat ervan uit dat het verdachte was die berichten via dit adres verstuurde.
‘ [PGP-adres 3] ’ en bijnaam [bijnaam 1]
Het PGP-adres ‘ [gebruikersnaam] ’ komt in meerdere contactlijsten van andere PGP gebruikers voor. In vier contactlijsten is [gebruikersnaam] opgeslagen onder een overeenkomstige naam (‘ [bijnaam 1] ’) als waarmee het PGP-adres [PGP-adres 3] (hierna: [PGP-adres 3] ) in contactlijsten is opgeslagen.5.
Uit adresboeken van enkele Ennetcom-gebruikers blijkt dat zij het PGP-adres [gebruikersnaam] hadden opgeslagen onder de namen ‘ [bijnaam 1] ’, ‘Hermanooo’ en ‘ [bijnaam 1] nieuw’.6.
Op 16 juni 2016 werd verdachte aangehouden in Alcoron in Spanje. M. [naam 38] is toen naar Madrid gegaan waar op 18 juni 2016 een hoorzitting was in de zaak tegen verdachte. Hierover hadden [naam 38] en [naam 36] PGP-contact gehad. In dat gesprek vroeg [naam 36] of de advocaat ‘ [bijnaam 1] ’ had gezien. [naam 38] bevestigde dit.7.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat ‘ [bijnaam 1] ’ een bijnaam van verdachte is. De rechtbank neemt om deze redenen aan dat verdachte ook de gebruiker was van het PGP-adres [PGP-adres 3] . Niet gesteld of gebleken is dat dit PGP-adres door iemand anders werd gebruikt. Het was naar het oordeel van de rechtbank dan ook verdachte die berichten via dit adres verstuurde.
De verdediging heeft nog aangevoerd dat ‘ [bijnaam 1] ’ een algemeen gebruikte benaming is en dat het dossier ook PGP-communicatie bevat waarin verdachte en een ander elkaar over en weer aanspreken met ‘ [bijnaam 1] ’. Feit van algemene bekendheid is inderdaad dat het woord [bijnaam 1] in het Spaans wordt gebruikt zoals het Engelse ‘brother/bro’, een term om elkaar aan te spreken, waarmee in de regel niet een specifiek persoon wordt bedoeld, zodat slechts uit de context duidelijk kan zijn wie bedoeld wordt. Ook ziet de rechtbank dat in dit dossier op enig moment het woord [bijnaam 1] over en weer gebruikt wordt.
Dit brengt de rechtbank echter niet tot een ander oordeel. Bij het opslaan van een gebruiker onder de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ of een zeer vergelijkbare naam, kan het namelijk redelijkerwijs niet anders zijn, dan dat degene die deze naam opslaat een concreet persoon in gedachten heeft. Het opslaan van de naam in verschillende spellingen of met toevoeging “nieuw” ondersteunt dat. In dit geval kan daarom de conclusie worden getrokken dat in de aangetroffen adresboeken met [bijnaam 1] dezelfde persoon wordt bedoeld en dat dit verdachte is.
Overige PGP gebruikers
Op grond van de hieronder weergegeven feiten en omstandigheden is de rechtbank voorts van oordeel dat de hierna te noemen PGP adressen zijn te koppelen aan respectievelijk [naam 19] , [naam 20] , [naam 1] , [naam 21] , [naam 22] , [naam 2] en [naam 23] .
[naam 19]
‘ [PGP-adres 4] ’8.
In de periode van 16 april 2016 tot 19 april 2016 vindt er PGP-communicatie plaats tussen de PGP-adressen [PGP-adres 4] (hierna: [PGP-adres 4] ) en de gebruiker van het PGP-adres beginnend met [PGP-adres 5] . De berichten gaan over ‘broertje’, ‘ [naam 25] ’, ‘ [naam 26] ’, ‘ [naam 27] ’, ‘graf van papa’. Ook wordt door [PGP-adres 4] gezegd dat hij alle zussen heeft gesproken over het kopen van kleding voor hun zelf en de kids: ‘ [naam 26] 2 kids’, ‘ [naam 28] 3 kids’, ‘ [naam 29] 4 kids’ en ‘ [naam 27] 1 kid’.
[naam 25] is getrouwd met [naam 26] , de zus van [naam 19] . Van [naam 26] is bekend dat zij twee kinderen heeft.
[naam 27] is ook een zus van [naam 19] . Van [naam 27] is bekend dat zij één kind heeft.
[naam 29] is ook een zus van [naam 19] . Van haar is bekend dat zij vier kinderen heeft.
De vader van [naam 19] is in 2005 overleden.
‘ [PGP-adres 6] ’9.
De telefoonboeken van de PGP-adressen [PGP-adres 4] en [PGP-adres 6] (hierna: [PGP-adres 6] ) komen bijna geheel overeen met elkaar. Ogenschijnlijk zijn de telefoonboeken één op één overgezet van het ene account naar het andere account. Dit kan een sterke aanwijzing zijn dat beide accounts bij dezelfde persoon in gebruik zijn geweest. Tevens is [PGP-adres 6] in diverse andere telefoons opgeslagen onder de bij verbalisant ambtshalve bekende bijnamen van [naam 19] (‘ [bijnaam naam 19] ’, ‘ [bijnaam naam 19] ’ en ‘ [bijnaam naam 19] ’).
‘ [PGP-adres 7] ’
In de contactlijst van [PGP-adres 8] (hierna: [PGP-adres 8] ) staat [PGP-adres 7] (hierna: [PGP-adres 7] ) opgeslagen onder de naam ‘ [naam PGP-adres 7] ’. In diverse andere contactlijsten is dit PGP-adres [PGP-adres 7] opgeslagen onder gelijkende namen (‘ [naam PGP-adres 7] ’ en variaties daarop). Hierbij zijn PGP-adressen vermeld, die al dan niet vermoedelijk in gebruik zijn (geweest) bij [naam 19] , waaronder ook het adres [PGP-adres 4] .10.
Uit de berichten blijkt dat de gebruiker van [PGP-adres 7] dit PGP-adres rond 1 september 2015 in
gebruik neemt. Hij bevindt zich rond die tijd in Dubai en schrijft dat zijn kinderen daar naar
school gaan. Van [naam 19] is bekend dat hij vier kinderen heeft. Dit bevestigt het vermoeden dat het ook in deze gesprekken daadwerkelijk [naam 19] is die hier communiceert.
De rechtbank ziet bevestiging van het gebruik van [PGP-adres 7] door dezelfde persoon als de gebruiker van [PGP-adres 4] in de schrijfstijl van de berichten, waaronder met name het gebruik van de letter “y” waar “ij” de correcte schrijfwijze in het Nederlands is.11.
[naam 20]
“ [PGP-adres 5] ” en ‘ [PGP-adres 9] ’
Hiervoor is uiteengezet dat [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) in de periode van 16 april 2016 tot 19 april 2016 heeft gecommuniceerd met de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 5] (hierna: [PGP-adres 5] ) over zijn zussen en ‘mama’ en ‘graf van papa’. [naam 19] heeft ook naar [PGP-adres 5] gestuurd: “Ben echt trots op jouw en dan allah iedere dag dat je [contact 3] broertje bent al ben ik hard tegen je hou van je brot tot de dood en erna!!!”. Daarop antwoordt [PGP-adres 5] : “(…) Ben ook trots op jou als broer (…)”. [naam 19] is een broer van [naam 20] .12.
Op 30 maart 2016 stuurt de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 9] (hierna: [PGP-adres 9] ) naar de helpdesk van Ennetcom ( [mailadres] ): “Amigo mij pgp geeft sos aan, hoe kan dat. Hij is pas verlengd. [PGP-adres 5] (…)”.
Op 17 april 2016 stuurt [PGP-adres 5] naar het PGP-adres [PGP-adres 10] om 11:40 uur: “(…) Kan je een pgp afgeven aan die jongen die met jou mee was gegaan na club aub”. Op de vraag van [PGP-adres 10] of hij “sims” erin moet doen, antwoordt [PGP-adres 5] : “Ja bro” en “ [PGP-adres 9] Zet mij in die nieuwe toestellen. Met deze mail sir”. Ook vraagt [PGP-adres 5] om 13:09 uur: “Bro tekst mij zo met die nieuwe (…). Zet erbij wie mij tekst, afz [afzender] ”. Vervolgens stuurt de gebruiker van het PGP-adres 652OB35X25@ennetcom.com om 13:11 uur naar [PGP-adres 9] : “Afz [afzender]”.13.
[naam 1]
‘ [PGP-adres 8] ’, ‘ [PGP-adres 11] ’, ‘ [PGP-adres 12] ’ en bijnamen ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’
Bij de aanhouding van [naam 1] in Ierland op 7 april 2016 zijn twee PGP-telefoons aangetroffen waaraan de PGP-adressen [PGP-adres 11] (hierna: [PGP-adres 11] ) en [PGP-adres 12] (hierna: [PGP-adres 12] ) zijn gekoppeld. Beide toestellen ontvingen op 9 april 2016 een wipe-verzoek op verzoek van [naam 20] .14.
Binnen het onderzoek 26Tandem, het onderzoek naar de moordaanslag op [slachtoffer 1] , is vastgesteld dat het PGP-adres [PGP-adres 1] (hierna: [PGP-adres 1] ) door [naam 1] gebruikt werd. Na onderzoek in de Ennetcomserver is gebleken dat dit PGP-adres door verschillende personen in de contactlijst van hun PGP-toestel is opgeslagen onder de namen ‘ [opgeslagen naam 1] ’ en ‘ [opgeslagen naam 2] ’. Binnen het onderzoek 26Tandem is gebleken dat [naam 1] zichzelf ‘ [opgeslagen naam 1] (i) noemt en dat hij door anderen ‘ [opgeslagen naam 2] wordt genoemd. Door Ennetcom-gebruikers zijn de volgende PGP-adressen opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam 1] (i)’: [PGP-adres 8] en ‘ [PGP-adres 12] ’. Door Ennetcom-gebruikers is het PGP-adres [PGP-adres 8] ook onder de naam ‘ [opgeslagen naam 2] ’ opgeslagen. De PGP-adressen [PGP-adres 8] en [PGP-adres 12] zijn ook door Ennetcom-gebruikers opgeslagen onder de naam ‘ [bijnaam naam 19] [bijnaam 5] ’. Ook is onder die naam het PGP-adres [PGP-adres 11] door Ennetcom-gebruikers opgeslagen.
Op 16 november 2015 stuurt [PGP-adres 12] naar de gebruiker van het PGP-adres beginnend met [PGP-adres 13] dat hij gisteren vijf keer de verkeerde code had gedrukt. [PGP-adres 12] zegt tegen [PGP-adres 13] dat hij in Ierland zit en vraagt aan [PGP-adres 13] of hij een nieuwe toestel wil brengen. Dat [PGP-adres 12] in Ierland zit mag [PGP-adres 13] tegen niemand zeggen. Uit het onderzoek 26Tandem is gebleken dat [naam 1] in ieder geval rond 5 november 2015 al in Dublin (Ierland) verbleef.
Op 1 oktober 2015 is door de gebruiker van het PGP-adres beginnend met [PGP-adres 14] een foto met daarop de zus en moeder van [naam 1] naar [PGP-adres 12] gestuurd.15.De gebruiker van [PGP-adres 14] is geïdentificeerd als [naam 30] , de vrouw/vriendin van [naam 1] .16.
Uit de berichten tussen verdachte ( [gebruikersnaam] en [PGP-adres 3] ) en [PGP-adres 11] blijkt dat verdachte [PGP-adres 11] heeft opgeslagen als ‘ [opgeslagen naam 3] ..@@@’ en ‘ [opgeslagen naam 4] @@@’. Verdachte werd ‘ [bijnaam 4] ’ genoemd.17.Onder de bijnaam ‘ [bijnaam 2] GmbH is ook het PGP-adres [PGP-adres 15] opgeslagen. Dit PGP-adres is door contactpersonen opgeslagen onder bijnamen van [naam 1] , waaronder ‘ [bijnaam 5] ’ en ‘ [bijnaam 6] ’.18.
[naam 1] is op 8 april 2016 in Ierland aangehouden. Als wettelijke vertegenwoordiger (in rechte) had hij in eerste instantie [naam 31] en [naam 32] .
Op 17 en 18 april 2016 hebben verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) contact met elkaar. Op 17 april 2016 stuurt [naam 19] naar verdachte een bericht door van ‘Adv’ waarin ‘adv’ schrijft: “Ik kreeg net een rare mail. Ene [naam 33] die zegt dat hij begrijpt dat ik [naam 1] bij bijsta en die vraagt of ik zijn telefoonnummer kan doorgeven aan [naam 1] , zodat die hem kan bellen. (…) Alsof ik zomaar tel nrs door geef of kan doorgeven en [naam 1] hem zomaar kan bellen. Zegt u dit iets?” [naam 19] vraagt aan verdachte “Wie is deze mafkees?”. Daarop vraagt verdachte aan [naam 19] wie [naam 1] is. [naam 19] antwoordt: “ [bijnaam 3] sir ”.
Op 18 april 2016 vraagt verdachte ( [gebruikersnaam] ) aan [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) of [naam 19] het nummer ‘van de advo van onze broer in Ierland’ kan geven. [naam 19] stuurt daarop: “Ok sir ga even weski mailen en vraag haar num direct sir [naam 32] heet ie. Vervolgens stuurt [naam 19] naar verdachte een bericht van ‘adv’ door, waarin ‘adv’ stuurt dat [naam 32] in Dublin ‘de barrister’ is en dat [naam 31] ‘de solicitor’ is. Ook heeft ‘adv’ gestuurd dat [naam 31] heeft gezegd dat de rechter pro deo had afgewezen, dat zij nu als advocaten graag iets vernemen over betaling en dat ze dat ook aan ‘ [bijnaam 5] ’ zouden melden. “Adv’ heeft verder geschreven dat “een vrouw naar kantoor heeft gebeld die zei dat zij de zus van [naam 1] is” en vraagt hoe dat kan. Later stuurt [naam 19] naar verdachte: “ Sir weski is gebelt die persoon zei ze is zusje van [bijnaam 5] nu blykt ze heeft helemaal niet gebelt sir dus iemand wilt slim spelen”.19.
[naam 21]
‘ [PGP-adres 16] ’
Het onderzoek 26Tandem bevat een PGP-bericht waarin door de gebruiker van het PGP-adres beginnend met [PGP-adres 17] het volgende bericht is gestuurd naar ‘ [naam 34] ’: “ [naam 21] wilt je spreken??” en “Hier is zen mail bro.. [PGP-adres 16] ”. Het is de verbaliserende verbalisant ambtshalve bekend dat ‘ [bijnaam 7] ’ een bekende bijnaam van [naam 21] is. Vervolgens slaat [PGP-adres 17] het PGP-adres [PGP-adres 16] (hierna: [PGP-adres 16] ) op onder de naam ‘ [bijnaam 7] ’. ‘ [naam 34] ’ slaat [PGP-adres 16] op onder de naam ‘ [bijnaam 7] ’. Door andere Ennetcomgebruikers is [PGP-adres 16] opgeslagen onder de namen ‘ [bijnaam 7] ’, [bijnaam 7] ’, ‘ [bijnaam 7] ’. Ook is [PGP-adres 16] door Ennetcom-gebruikers opgeslagen onder de namen ‘ [opgeslagen 4] ’ en ‘ [opgeslagen naam 4] ’.20.Dit zijn ook bekende bijnamen van [naam 21] . In een onderzoek genaamd13Ebetsu is een man die door [naam 1] “ [naam 21] / [bijnaam 7] ” wordt genoemd geïdentificeerd als [naam 21] , geboren op [geboortedag] 1992. Uit dat onderzoek is gebleken dat [naam 1] aan een gesprekspartner in de [detentieadres] heeft gezegd dat [naam 21] hem gaat bellen. Kort daarna wordt [naam 1] gebeld door een man die hij [naam 21] noemt. De man geeft zijn personalia door zodat [naam 1] hem op de bezoekerslijst kan zetten, te weten [naam 21] , geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] .21.
[naam 22]
‘ [PGP-adres 18] ’
Op 14 april 2016 schrijft [PGP-adres 18] (hierna: [PGP-adres 18] ) aan [PGP-adres 3] , gebruikt door verdachte, dat hij een gevangenisstraf van 30 jaar riskeert. Maar nu heeft zijn advocaat iets gevonden dat de pentito zei waardoor hij "slechts" 9 jaar zou kunnen krijgen. Hij moet eerst "hier" regelen wat hij eerder in Spanje heeft gedaan, zodat ze zijn paspoort nemen als borg zodat hij op straat kan lopen zoals ervoor. Met hier lijkt hij te doelen op de Verenigde Arabische Emiraten, aangezien hij zegt dat Italië geen overeenkomst heeft met UAE (de Engelse afkorting voor de Verenigde Arabische Emiraten). Ook schrijft [PGP-adres 18] dat Italië geen overeenkomst heeft met de Verenigde Arabische Emiraten. Dit kan ook verklaren waarom hij in Dubai de verklaring heeft afgelegd.
is in Italië bij verstek veroordeeld voor zijn leidende rol bij de handel in verdovende middelen voor de Camorra clan Amato/Pagano. Om strafvermindering te krijgen heeft hij op 29 augustus 2016 vanuit Dubai een verklaring afgelegd en afstand gedaan van vermogen.
De gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 18] communiceert met verdachte ( [PGP-adres 3] ) in het Engels. Dit is kennelijk niet zijn moedertaal gezien de vele grammaticale fouten. Hij spreekt kennelijk ook geen Nederlands of Spaans, anders hadden ze zeer waarschijnlijk in die taal gecommuniceerd (verdachte is beide talen zeer goed machtig).22.
In Chili werd onder verdachte een iPhone in beslaggenomen waarop een aantal video-opnamen is opgeslagen. Op één van die video-opnames staat [naam 22] . Op de telefoon staan ook foto’s van [naam 22] .23.
Verdachte heeft op 13 mei 2018 tegenover EBI-bewaarders gezegd dat hij goed bevriend is met [naam 22] .24.
[naam 2]
‘ [PGP-adres 2] ’
De PGP-telefoon die in het onderzoek 13Kust tijdens de aanhouding van [naam 2] in zijn slaapkamer in zijn aanwezigheid in beslag werd genomen, was gekoppeld aan het PGP-adres [PGP-adres 2] (hierna: [PGP-adres 2] ).
Met dit PGP-adres was (zoals hierboven al uiteengezet) contact met [gebruikersnaam] . Ook is [naam 2] naar aanleiding daarvan gezien bij het Van der Valk hotel in Breukelen en werd hij staande gehouden door de Franse politie.25.
[naam 23]
‘ [PGP-adres 13] ’
Op 1 februari 2015 stuurt de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 13] (hierna: [PGP-adres 13] ) naar een PGP-adres dat begint met [PGP-adres 19] een bericht over een vingerafdruk die van hem op een papiertje zou zijn aangetroffen. Aan hem zou zijn gevraagd of hij dit kan uitleggen en of hij een turk kent. In de politiesystemen is een mutatie aangetroffen, waarin staat dat in het onderzoek 13Ebetsu een vingerafdruk van [naam 23] is aangetroffen op een foto van het beoogde slachtoffer van een schietpartij. In deze mutatie staat ook de naam [naam 35] , die de bijnaam ‘ [bijnaam 8] ’ heeft. [naam 23] is tijdens een getuigenverhoor in het onderzoek 13Ebetsu onder andere gevraagd naar de vingerafdruk die van hem op de foto is aangetroffen en of hij [naam 35] kent.
Op 17 november 2015 stuurt de gebruiker van [PGP-adres 13] een bericht naar het PGP-adres [PGP-adres 12] , waarin hij zegt dat hij morgen om 09:00 uur ‘die zitting’ heeft. Op 18 november 2015 om 09:00 uur stond bij het Gerechtshof Amsterdam een zaak van [naam 23] op de rol.26.
‘ [PGP-adres 20] ’
In het adresboek van de [PGP-adres 12] van [naam 1] , is het PGP-adres [PGP-adres 13] van [naam 23] opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam 5] ’. Het PGP-adres [PGP-adres 20] (hierna: [PGP-adres 20] ) is in dit adresboek opgeslagen onder de naam ‘ [opgeslagen naam 6] ’.
Tussen [naam 1] en ‘ [opgeslagen naam 6] ’ vindt op 6 april 2016 communicatie plaats waaruit volgt dat ‘ [opgeslagen naam 6] ’ zich in Dubai bevindt.27.Blijkens vluchtgegevens bevond [naam 23] zich op dit moment ook in Dubai.28.Zie ook pagina’s 59 en 60(voetnoten 120, 121 en 122) van dit vonnis.
Samenvatting
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte gebruiker was van de PGP adressen ‘ [gebruikersnaam] ’ en ‘ [PGP-adres 3] ’ en dat hij de bijnaam [bijnaam 1] had.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de hierna genoemde personen gebruikers zijn van de volgende PGP adressen en/of bijnamen hadden:
[naam 19] : ‘ [PGP-adres 4] ’, ‘ [PGP-adres 6] ’ en ‘ [PGP-adres 7] ’
[naam 20] : ‘ [PGP-adres 5] ’ en ‘ [PGP-adres 9] ’
[naam 1] : ‘ [PGP-adres 8] ’, ‘ [PGP-adres 11] ’, ‘ [PGP-adres 12] ’ en bijnamen ‘ [bijnaam 2] ’ en ‘ [bijnaam 3] ’
[naam 21] : ‘ [PGP-adres 16] ’
[naam 22] : ‘ [PGP-adres 18] ’
[naam 2] : ‘ [PGP-adres 2] ’
[naam 23] : ‘ [PGP-adres 13] ’, ‘ [PGP-adres 20] ’ en bijnaam ‘ [opgeslagen naam 5] ’
Voor de leesbaarheid van dit vonnis zullen in het vervolg bij de weergave van PGP-gesprekken de door de rechtbank aan die PGP-adressen gekoppelde personen worden ingelezen.
4.4.2.
Bewezenverklaring
Omdat de rechtbank – bij haar oordeel dat verdachte als leider heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk gewoontewitwassen – heeft meegewogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen, zal eerst feit 2 worden besproken (paragraaf 4.4.2.1.). Daarna zal de rechtbank toekomen aan de bespreking van feit 1 (paragraaf 4.4.2.2.).
4.4.2.1. Bewezenverklaring feit 2: medeplegen van gewoontewitwassen
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd – kort samengevat – dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarbij gebaseerd op de aangetroffen kasboeken en notities die zien op de handel in drugs en witwassen. Verder heeft het Openbaar Ministerie gewezen naar de bij verdachte en [naam 36] aangetroffen contante geldbedragen alsmede de horlogecollectie en het wagenpark van verdachte. Verdachte had onvoldoende legale inkomsten om alle uitgaven en contante geldbedragen te verklaren, terwijl hij geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd die wijzen op een legale herkomst.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit – kort samengevat – dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft zich beziggehouden met underground banking. Dat wordt bevestigd doordat het dossier gesprekken bevat waarin wordt gesproken over tokens en het tellen van geld. De kasboeken en het bij [naam 36] aangetroffen geld hebben dan ook met underground banking te maken. Het contante geld dat verdachte bij zich had tijdens zijn aanhouding in Chili kan worden verklaard doordat hij in Colombia en Dubai ondernemer is en in dat kader inkomsten ontvangt. Zo beschikte verdachte onder andere over contante geldbedragen door de koop en verkoop van horloges. Die handel in horloges verklaart ook de aangetroffen certificaten en doosjes van horloges in een opslagbox. Dat de horloges op de foto’s horen bij de aangetroffen horlogedozen kan echter niet worden vastgesteld, omdat de registratienummers op de achterkant van de horloges niet gefotografeerd zijn. Verdachte ontkent dat hij eigenaar is van de [kenteken] voertuigen en de woning in [woonplaats] . De redenering van het Openbaar Ministerie is niet meer dan een hypothese en wordt niet door bewijs onderbouwd.
A. Witwasvermoedens
De beschuldiging van witwassen bestaat uit verschillende onderdelen, zijnde bedragen genoemd in de kasboeken, aangetroffen contante geldbedragen, voertuigen, een woning en horloges. De rechtbank zal deze onderdelen hieronder bespreken, maar zal voorafgaand hieraan beoordelen wat het (legale) inkomen van verdachte was.
Legaal inkomen
Uit door de ICOV verstrekte gegevens over verdachte blijkt dat hij vanaf 1 januari 2011 geen geregistreerd inkomen heeft gehad en dat het totaal vermogen uit bankspaargelden, effecten en verzekeringen bedroeg:
€ 4.785,- in 2011,
€ 41.794 in 2012,
€ 45.313,- in 2013 en
€ 49.474,- in 2014.29.
Verdachte was verder in het bezit van twee creditcards. Daarmee zijn in de periode van 1 januari 2011 tot en met 9 maart 2016 geen transacties gedaan.30.
In Colombia beschikte verdachte over een spaarrekening, een woningkrediet en twee consumentenkredieten, waarvan geen saldogegevens bekend zijn.31.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in Colombia ongeveer 3.000,- USD per maand verdiende en met zijn bedrijf in Dubai ongeveer 16.000,- dirham.32.
[naam 37] , die gehoord is in de uitleveringsprocedure in Chili, heeft verklaard dat zij de zakenpartner van verdachte is in het bedrijf [bedrijf 2] . Zij verklaarde dat het bedrijf begon als grenswisselkantoor, maar dat het kantoor niet van de grond kwam omdat er geen vergunning was. De economische activiteit van het bedrijf is toen veranderd, waarna het bedrijf zag op dienstverlening in onroerend goed en administratievoering bij de koop en verkoop van de goederen. Volgens [naam 37] kreeg verdachte vanuit dat bedrijf ongeveer € 3.500,- aan inkomsten. Zij verklaarde dat zij in Dubai een dochteronderneming hebben opgericht. Verdachte zou daarmee ongeveer 16.000,- USD hebben verdiend.33.
Verder is naar voren gekomen dat verdachte in 2007 onroerend goed met (omgerekend naar euro’s) € 14.088,23 winst heeft verkocht.34.
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat er vanaf 2011 geen legale inkomsten van verdachte in Nederland bekend zijn en verdachte geen concrete verklaring heeft afgelegd over de inkomsten die hij in Colombia en/of Dubai heeft gegenereerd. Ook heeft verdachte geen stukken overgelegd op basis waarvan zijn inkomsten en vermogen in Colombia en Dubai kan worden vastgesteld. De rechtbank gaat ervan uit dat buiten bovenvermelde gegevens, verdachte niet beschikte over ander legaal inkomen.
Kasboeken en notities: € 10.132.703,-
Op 5 juli 2016 werd de woning van [naam 13] aan de [adres] doorzocht. Daarbij werd een notitieboek in beslag genomen. Op die dag werd ook de woning van [naam 36] aan de [adres] doorzocht. Ook daar werd een notitieboek gevonden en in beslag genomen. De inhoud van de notitieboeken is nagenoeg identiek en de politie vermoedt dat dit kasboeken zijn, waarin inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode zijn weergegeven.35.
In de woning van [naam 36] vond de politie ook nog drie losse notities. Deze drie notities zijn onderdeel van een kasboek uit 2015 en hebben betrekking op een periode van 18 weken. De notities zaten verstopt in een boek in de slaapkamer van [naam 36] .
Verder trof de politie in de woning van [naam 13] een telefoon van het merk BlackBerry (goednummer 5216793) aan. In deze telefoon zijn notities opgeslagen die overeenkomen met de bij [naam 13] en [naam 36] aangetroffen kasboeken. Ook bevatten de notities gegevens die betrekking hebben op de periode van 27 januari 2016 tot en met 23 februari 2016 en op de periode van 1 juli 2016 tot en met 4 juli 2016.36.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting van 9 maart 2021 verklaard dat [naam 36] , [naam 13] , [naam 2] en [naam 38] voor hem werkten. Verdachte gaf opdrachten door aan [naam 36] en – bij afwezigheid van [naam 36] – aan [naam 38] .
Ter terechtzitting van 9 maart 2021 heeft verdachte bevestigd dat in de kasboeken de inkomsten en uitgaven door [naam 36] werden bijgehouden en dat hij opdrachten van geldoverdrachten altijd aan [naam 36] gaf. [naam 36] gaf weer opdrachten aan [naam 13] .37.
De politie heeft de bedragen die in de kasboeken en de losse notities zijn vermeld bij elkaar opgeteld. Daaruit blijkt dat in een periode van 40 weken een bedrag van € 10.132.703,- contant is uitgegeven. In een schema ziet dat er als volgt uit38.:
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank concludeert dat op basis van de bevindingen kan worden vastgesteld dat de notitieboeken en notities zagen op contante in- en uitgaven die kunnen worden gerelateerd aan bedrijfsactiviteiten van verdachte.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat in de kasboeken weliswaar inkomsten en uitgaven staan die [naam 36] in opdracht van hem heeft ontvangen dan wel gedaan, maar dat de kasboeken niet met zekerheid alleen zijn boekhouding betreffen. Verdachte stelt dat [naam 36] ook persoonlijke uitgaven kan hebben genoteerd. Verdachte heeft verklaard dat de werkwijze was dat hij ook voor zichzelf een kasboek bijhield en dat hij regelmatig samen met [naam 36] afsprak om de kasboeken te vergelijken. Op die manier moest [naam 36] verantwoording afleggen voor de door hem genoteerde inkomsten en uitgaven en werd bepaald wat persoonlijke uitgaven van [naam 36] waren en wat bedrijfsuitgaven waren. De rechtbank gaat niet mee in deze stelling van verdachte. Verdachte heeft zijn eigen kasboek – waaruit deze verschillen zouden kunnen blijken en daarmee aldus ondersteuning van zijn verklaring zou kunnen bieden – niet willen overhandigen. Verdachte heeft ook overigens geen stukken overhandigd die zijn verklaring zouden kunnen ondersteunen. Daar komt bij dat het de rechtbank – op basis van het dossier – niet is gebleken dat in de kasboeken persoonlijke inkomsten en uitgaven zijn genoteerd die klaarblijkelijk zijn te herleiden naar [naam 36] , [naam 13] of andere personen die voor verdachte werkten.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de kasboeken uitsluitend op de bedrijfsactiviteiten van verdachte zagen en dus niet ook op privéuitgaven van anderen.
De conclusie is dan ook dat in de onderneming van verdachte in de betreffende periode € 10.132.703,- contant is uitgegeven.
De rechtbank moet vervolgens de vraag beantwoorden of er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de contante gelden van misdrijf afkomstig zijn. Er zijn typologieën, feiten van algemene bekendheid en overige indicatoren die een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Een van deze typologieën is het gebruik van grote contante gelden zonder dat dit in officiële boeken te vinden is. De bedragen vermeld in de kasboeken leveren op zichzelf al een indicatie voor witwassen op. De rechtbank overweegt daarnaast als volgt ten aanzien van de inhoud van de kasboeken.
[adres]
In de kasboeken komen maandelijkse betalingen terug met de omschrijving: appartement en elektra (de Nederlandse vertaling van het Spaanse ‘Depa-Luz’) en de vermelding van de betreffende maand. Zo staat in het kasboek vermeld (uit het Spaans vertaald): ‘-2.100 – appartement-elektra februari – 01-03’ (bijlage 10 op pagina A 1409). Uit de gegevens van de ING bankrekening van [naam 13] blijkt dat op 2 maart 2016 in totaal € 2.100,- contant op de bankrekening van [naam 13] is gestort, waarna € 1.754,- is overgeboekt naar Actys wonen met als omschrijving ‘ [nummer] ’ (bijlage 4 op pagina A 1401). Uit de gegevens van de ING bankrekening van [naam 13] blijkt voorts dat in de periode van 5 juni 2015 tot en met 3 maart 2016 in totaal € 19.213,16 is betaald voor de woning aan de [adres] (bijlage 4 op pagina A 1401). In het kasboek staat ook vermeld (uit het Spaans vertaald): ‘-2.100 – appartement-elektra maart – 04-04’ (bijlage 10 op pagina A 1410). Uit gegevens van een ABN AMRO bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 13] blijkt dat op 5 april 2016 € 2.000,- contant op deze bankrekening is gestort, waarna € 1.755,- naar Actys wonen met als omschrijving ‘ [nummer] ’ (bijlage 3 op pagina A 1400) en € 218,- naar NUON (klantnummer [klantnummer] ) is overgeboekt (bijlage 8 op pagina A 1405). In de periode van 5 juni 2015 tot en met 3 juni 2016 is in totaal € 5.265,- voor de woning aan de [adres] betaald (bijlage 3 op pagina A 1400).39.Het dossier bevat een brief van Actys Wonen BV van 25 april 2016, gericht aan [verdachte] en betreft het perceel [adres] . Als kenmerk staat vermeld: [nummer] .40.Het dossier bevat tevens een acceptgiro van 27 april 2016, gericht aan [verdachte] voor de [adres] . Het daarop vermelde klantnummer is: [klantnummer] .41.
Verdachte stond van 22 mei 2006 tot en met 30 november 2007 ingeschreven op het adres [adres] . Na deze datum heeft niemand zich meer op dit adres ingeschreven. Het energiecontract van de woning aan de [adres] staat vanaf 1 augustus 2005 op naam van verdachte (klantnummer [klantnummer] ). Vanaf 4 augustus 2014 tot en met 24 november 2015 zijn de rekeningen betaald met het ING bankrekeningnummer [rekeningnummer] . Dit bankrekeningnummer staat op naam van [naam 13] .
Op 14 februari 2012 werd verdachte in een ander onderzoek aangehouden. Voorafgaand aan de aanhouding werd gezien dat [naam 39] zeer vermoedelijk een sleutel van verdachte kreeg, waarna [naam 39] het perceel [adres] betrad. [naam 39] heeft tijdens zijn politieverhoor verklaard dat de woning waar hij naar binnenliep, van ‘ [verdachte] ’ is.
Verdachte stond op 9 november 2011 één dag ingeschreven op het adres [adres] . De bewoners van dit adres hebben verklaard dat verdachte een zoon van een kennis is, dat verdachte niet woonachtig is op het adres en hier nooit heeft gewoond. Verdachte was op het adres ingeschreven vanwege een inschrijfadres voor zijn rijbewijs.42.
Op 5 juli 2016 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het perceel [adres] . In de hal en in de slaapkamers hingen foto’s van verdachte en zijn vriendin. Er lagen ook diverse persoonlijke goederen in het huis, zoals telefoons, harddisks en een notebook. Op één van de harddisks stonden foto’s van verdachte. Op een iPhone die in de slaapkamer is aangetroffen is een icloud account aangetroffen met emailadres [e-mailadres] com. Op een notebook zijn honderden foto’s en filmpjes aangetroffen, waaronder veel vakantiefoto’s van verdachte. Op het notebook staan de Windows Live Messenger Contactpersonen van de e-mailadressen [e-mailadres] en [e-mailadres] .43.
Tussenconclusie rechtbank: Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat er – ten behoeve van kosten voor een appartement – contante geldbedragen uit de kas werden gehaald, dat deze vervolgens op één van de bankrekeningen van [naam 13] werden gestort, waarna betalingen voor de woning aan de [adres] werden verricht. Ook kan worden vastgesteld dat deze woning feitelijk aan verdachte toebehoorde.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat de woning van hem was, maar dat [naam 36] de woning van hem mocht gebruiken sinds verdachte geëmigreerd is. Wel wilde hij van de woning gebruik kunnen maken als hij in Nederland was en dan zou hij ook voor die periode huur betalen (documentcode 11557416, pagina U 0131). De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. In de woning zijn veel persoonlijke spullen aangetroffen die aan verdachte kunnen worden gekoppeld. Verdachte heeft bovendien tijdens de uitleveringszitting in Chili een andersluidende verklaring afgelegd, namelijk dat hij het appartement had overgedragen aan zijn zus en zwager (documentcode 10987817, pagina A 6511) Verdachte heeft echter tijdens zijn aanhouding in een ander onderzoek in 2012 weer een andersluidende verklaring afgelegd, namelijk dat hij bij zijn moeder en zus verbleef als hij in Nederland was. Tijdens die aanhouding had verdachte bovendien documenten bij zich waaruit bleek dat de [adres] nog steeds zijn woning betrof. Gelet op de wisselende verklaringen – in samenhang met het energiecontract bij Nuon dat op naam van verdachte stond, de persoonlijke spullen die in de woning zijn aangetroffen en de bevindingen in het kader van zijn aanhouding in 2012 – stelt de rechtbank vast dat de woning aan de [adres] feitelijk nog steeds aan verdachte toebehoorde. De verklaring van verdachte – inhoudende dat de woning door [naam 36] werd gebruikt, dat hij aan hem had gevraagd om de spullen van hem weg te halen die niet door anderen gezien of meegenomen mochten worden en hij daarom niet weet waarom er nog persoonlijke spullen van hem in de woning lagen – schuift de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
[opslagbedrijf] opslagbox
In het kasboek van [naam 13] staat genoteerd dat op 30 juni 2016 € 2.500,- uit de kas is opgenomen met de omschrijving ‘appartement, elektra, box’ (de Nederlandse vertaling van het Spaanse ‘depa lux box’ (bijlage 1 op pagina A 1372).44.
Op 5 juli 2016 vond een doorzoeking plaats in de opslagruimte met nummer [nummer] van het bedrijf [opslagbedrijf] . In deze opslagruimte zijn meerdere goederen gevonden die konden worden gelieerd aan verdachte, zoals een op zijn naam gesteld (verlopen) Nederlands paspoort, een paspoort op naam van zijn vriendin [vriendin] en twee foto’s van verdachte met een vrouw.45.In de opslagruimte is ook een scooter Piaggio voorzien van het kenteken [kenteken] aangetroffen. Deze scooter is volgens de Rijksdienst voor het Wegverkeer op naam gesteld van verdachte.46.Het huurcontract van de opslagruimte [nummer] stond vanaf 4 mei 2010 op naam van [naam 40] . De facturen van 14 april 2016 en 15 mei 2016 zijn betaald vanaf het ABN-AMRO bankrekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [naam 13] . De facturen van 14 juni 2016 en 29 juni 2016 zijn per pin betaald op de vestiging van [opslagbedrijf] . De overige facturen zijn contant op de vestiging van [opslagbedrijf] betaald. Vanaf 6 juli 2016 zijn de facturen niet meer betaald.47.Op afbeeldingen van twee bankafschriften van de ABN-AMRO bankrekening [rekeningnummer] van [naam 13] zijn de betalingen aan [opslagbedrijf] te zien, te weten twee keer € 355,71 op 31 mei 2016 en € 355,71 op 29 juni 2016.48.
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat uit het kasboek ook blijkt dat er met de kasgelden is betaald voor de huur van de opslagbox bij [opslagbedrijf] en dat deze opslagbox – gelet op de persoonlijke spullen die daar van verdachte zijn aangetroffen – in gebruik wa bij verdachte. De verklaring van verdachte dat de opslagbox kennelijk door [naam 36] is gebruikt voor de opslag van zijn spullen uit de [adres] die [naam 36] op zijn verzoek uit de woning zou hebben gehaald, schuift de rechtbank – onder verwijzing naar hetgeen reeds hierboven is overwogen ten aanzien van die verklaring alsmede het gegeven dat de opslagbox op naam van een derde staat – als ongeloofwaardig terzijde.
Versluierd taalgebruik
Volgens de politie wordt in de kasboeken op een versluierde manier genoteerd, namelijk door gebruik te maken van gefingeerde namen en onduidelijke omschrijvingen, zoals bijvoorbeeld “ontvangen vriend” en “50 duizend Largo”.49.
Tussenconclusie rechtbank: Kennelijk was het de bedoeling dat verdachte niet (administratief) naar de [adres] en de opslagbox herleid zou kunnen worden. Het is een feit van algemene bekendheid dat tenaamstelling of betalingen door een ander ertoe strekken om eigendom te verhullen en dit levert een witwasvermoeden op. De rechtbank concludeert voorts dat in de kasboeken de inkomsten en uitgaven versluierd zijn aangegeven, waardoor de herkomst en de bestemmingen van de geldbedragen – op basis van alleen de notities in de kasboeken – voor derden niet herleidbaar zijn naar specifieke personen. Zo is er geen sprake van een duidelijke en uitgebreide administratie waarin de volledige namen van de ontvangers worden genoteerd. Versluierd taalgebruik is een indicator voor witwassen omdat het dient ter verhulling. Daar komt tot slot bij dat niet is komen vast te staan dat verdachte over legaal inkomen en vermogen beschikte waarmee het totale uitgegeven bedrag van € 10.132.703,- zou kunnen worden verklaard.
Gelet op dit alles concludeert de rechtbank dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat het totaalbedrag van € 10.132.703,- dat verdachte en de personen die voor hem werkten voorhanden hebben gehad, van misdrijf afkomstig is.
Contante geldbedragen van € 1.462.440,- (woning [naam 36] ) en € 46.190,65 (aanhouding verdachte)
Tijdens de doorzoeking van de woning van [naam 36] aan de [adres] op 5 juli 2016 is in een doos met opschrift ‘Louis Vuitton’ € 1.186.500,- aangetroffen, bestaande uit € 500,- biljetten. Daarnaast werd in een kartonnen doos in de kantoorruimte € 2.75,940,- aangetroffen, bestaande uit onder meer drie € 500,- biljetten. Het totaalbedrag is € 1.462.440,-.50.
Op 1 maart 2016 vraagt [naam 36] in een telefoongesprek met [naam 41] of ze wil kijken ‘hoeveel T-shirts er liggen’ en vraagt [naam 41] aan [naam 36] ‘of hij het maandelijks meeneemt’. [naam 36] kondigt aan ‘dat hij zo [naam 13] langs stuurt om dat te brengen’. Die avond wordt [naam 41] om 21:15 uur gebeld door een man die zegt dat hij over een kwartier bij haar is. Het telefoonnummer blijkt in gebruik te zijn bij [naam 13] . Door een observatieteam is gezien dat om 21:51 uur [naam 13] de woning van [naam 36] verlaat. Een dag later praten [naam 41] en [naam 36] over T-shirts en vraagt [naam 36] : “Maar gisteren, [naam 13] heeft je wat gebracht maar hoeveel ligt er nog van daarvoor?”.51.
[naam 41] heeft bij de politie verklaard dat het gesprek over geld ging.52.
Uit het in de woning van [naam 36] aangetroffen kasboek en de losse notities blijkt dat op sommige momenten zeer veel geld in de kas aanwezig was. Zo is in de periode van 2 maart 2015 tot en met 7 juni 2015 een bedrag van minimaal € 3.195.000,- in de kas voorhanden geweest. Op 18 juli 2016 is € 2.398.500,- voorhanden geweest.53.
Verdachte was op het moment dat hij op 20 oktober 2017 in Chili werd aangehouden in het bezit van 6.668.236 Chileense peso (omgerekend naar euro: € 8.955,70) en 5.910 Unites Arab Emirates Dirham (omgerekend naar euro: € 1.308,85). Ook had verdachte € 35.926,10 in zijn bezit, bestaande uit onder meer coupures van € 100,00, € 200,00 en € 500,00.54.
Tussenconclusie rechtbank: Uit het kasboek dat [naam 36] in het kader van zijn werkzaamheden voor verdachte bijhield – waarvan de rechtbank reeds heeft vastgesteld dat het volledig de boekhouding van het bedrijf van verdachte betreft – blijkt dat er op sommige momenten zeer veel contant geld in de kas aanwezig was. Gelet daarop alsmede op het telefoongesprek tussen [naam 41] en [naam 36] en de observatie van de voor verdachte werkzame [naam 13] op 1 maart 2016, is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [naam 36] het in zijn woning aangetroffen geldbedrag van € 1.462.440,- in het kader van zijn werkzaamheden voor verdachte voorhanden had. Het geldbedrag bestond mede uit zeer grote coupures. Onder verwijzing naar hetgeen reeds hiervoor is overwogen ten aanzien van het gerechtvaardigd vermoeden dat het uitgegeven totaalbedrag van € 10.132.703,- van misdrijf afkomstig s, bestaat er naar het oordeel van de rechtbank ook ten aanzien van het bij [naam 36] aangetroffen geldbedrag het vermoeden dat het van misdrijf afkomstig s.
Ten aanzien van het geldbedrag van in totaal € 46.190,65 (€ 8.955,70 + € 1.308,85 +€ 35.926,10) dat verdachte bij zich had tijdens zijn aanhouding in Chili op 20 oktober 2017, overweegt de rechtbank dat ook dat geldbedrag niet kan worden verklaard uit de bekende legale inkomsten van verdachte. Verdachte heeft bovendien wisselend verklaard over dit geldbedrag. Zo heeft verdachte in eerste instantie bij de politie verklaard dat hij van dat geld cadeautjes voor de familie en ‘dat soort dingen’ wilde kopen. Op een later moment heeft hij verklaard dat het geldbedrag legale inkomsten uit één van zijn bedrijven in Colombia betrof (documentcode 11557416, pagina U 130). Ter terechtzitting op 9 maart 2021 heeft verdachte evenwel verklaard dat het niet zijn geld was maar van een klant die dat geld wilde investeren in Chili.
Daar komt tot slot bij dat ook dit geldbedrag naast verschillende valuta, bestond uit grote coupures. Dit is eveneens een indicator voor witwassen. Alles afwegende, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een vermoeden dat ook dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is.
Voertuigen
Op 21 maart 2016 vond een doorzoeking plaats in het bedrijfspand van [naam 42] aan de [adres] . [naam 42] is bestuurder van meerdere BV’s, waaronder [B.V. 1] en [B.V. 2] , handelsnaam [handelsnaam] . Tijdens de doorzoeking werd in de gang in een kastje dat als afwerking van verwarmingspijpen moet dienen, een A4 map aangetroffen. In de map zaten diverse insteekhoezen gevuld met papieren bescheiden behorend bij voertuigen met Duitse kentekens: [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] . Deze voertuigen betreffen exclusieve en dure auto’s:
- -
[kenteken] : Mercedes-Benz ML 63 AMG nieuwprijs is € 166.100,-
- -
[kenteken] : Mercedes-Benz E 63 AMG nieuwprijs is € 153.221,-
- -
[kenteken] : Mercedes-Benz E 500 nieuwprijs is € 100.500,-
- -
[kenteken] : Mercedes-Benz AMG GLE 63S nieuwprijs is € 198.210,-
- -
[kenteken] : Mercedes-Benz E 500 nieuwprijs is € 107.395,-
- -
[kenteken] : Volkswagen Passat nieuwprijs is € 67.790,-
- -
[kenteken] : Audi RS3 Sportback nieuwprijs is € 71.860,-
- -
[kenteken] : Audi RS3 Sportback nieuwprijs is € 71,860,-
Uit informatie van Europol blijkt dat alle voertuigen ten name stonden van het Duitse bedrijf [bedrijf 3] , gevestigd te [plaats] . [bedrijf 3] is een onderneming van [naam 43] .55.
Van voornoemde voertuigen zijn de volgende bescheiden in de A4-map aangetroffen:
- [kenteken]56.
o een factuur voor een Mercedes-Benz ML 63 AMG gericht aan [naam 42] . Verkoper is het Duitse bedrijf [bedrijf 4] , gedagtekend op 20 mei 2015. Verkoopbedrag is € 98.319,33;
o Een bewijs van aanbetaling van € 40.000,- vanaf betaalrekening [rekeningnummer] (privérekening van [naam 42] ), gedagtekend op 22-05-2015. Bij de omschrijving staat vermeld: Anzahlung ML 63 AMG VINNR.355630.
o Een kwitantie waarin vermeld is dat een contante betaling is gedaan door [naam 42] van €77.000, - op 26 mei 2015 voor een Mercedes ML 63 AMG;
o Het originele kentekenbewijs, deel I en ll, bouwjaar 9 oktober 2014, chassisnummer [nummer] ;
- [kenteken]57.:
o het originele kentekenbewijs deel I en II (Mercedes-Benz E 63 AMG);
o een aankoopfactuur van € 82.500,- gericht aan [bedrijf 3] te [plaats] van [autoverhuurbedrijf] ., gevestigd te [plaats] ;
o kopie Belgisch bewijs op naam van [naam 44] ;
- [kenteken]58.:
o een kopie kentekenbewijs deel I en een origineel deel II, afgegeven voor een Mercedes E500 cabriolet, chassisnummer [nummer] , bouwjaar 14 juni 2011;
- [kenteken]59.:
o een kopie en een origineel kentekenbewijs deel I en II, afgegeven voor een Mercedes AMG GLE 63S , chassisnummer [nummer] , bouwjaar 24 juli 2015;
- [kenteken]60.:
o het originele en een kopie van het kentekenbewijs, afgegeven voor een Mercedes E500 cabriolet, chassisnummer WDD207 [nummer] , bouwjaar 4 juli 2014;
o verzekeringsbewijs [kenteken] , afgifte 14 september 2015 ten name van [bedrijf 3] ;
o een kopie van het Chileense paspoort van [verdachte] ;
o een kopie van het Nederlandse rijbewijs van [verdachte] ;
- [kenteken]61.:
o het origineel kentekenbewijs deel I en II, afgegeven voor een Volkswagen Passat met chassisnummer [nummer] , bouwjaar 22 mei 2013;
o een rekening van [servicecentrum] gericht aan [B.V. 1] voor een Volkswagen Passen met het chassisnummer [nummer] . Eindbedrag € 62.941,-;
- [kenteken]62.:
o het originele kentekenbewijs deel I en II behorend bij een Audi RS3 Sportback;
- [kenteken]63.:
o het origineel en een kopie van het kentekenbewijs, chassisnummer [nummer] , bouwjaar 4 november 2015;
o factuur, bedrag € 62.500,01 dd 3 november 2015 voor [naam bedrijf] .
Op 4 mei 2015 zijn de [kenteken]64.en [kenteken]65.waargenomen bij het perceel [perceel] . De huur van het perceel werd betaald door [naam 2] . Ook de [kenteken]66.en de [kenteken]67.zijn daar gezien.
Op 9 oktober 2015 is op camerabeelden van het Van der Valk hotel te Breukelen te zien dat [naam 2] bij het hotel komt aanrijden in een personenauto van het merk Mercedes, voorzien van het kentekenplaat [kenteken] , met als bijrijder [naam 38] .68.
De [kenteken] is op 17 april 2016 met als bestuurder [naam 36] in Spanje gecontroleerd.69.
Verdachte is op 30 november 2015, 1 december 2015, 23 en 24 februari 2016 waargenomen in de [kenteken] . Op 2 december 2015 werden verdachte in Frankrijk gecontroleerd toen hij in de [kenteken] reed. [naam 2] is op 30 november 2015 en op 17 en 21 februari 2016 waargenomen in de [kenteken] .70.Op 1 december 2015 is gezien dat verdachte in de [kenteken] reed. Op 2 december 2015 is [naam 2] in Frankrijk gecontroleerd toen hij in de [kenteken] reed.71.
Op 26 juni 2015 zijn verdachte en [naam 38] staande gehouden door de politie in Malaga. [naam 38] identificeerde zich met een identiteitskaart op naam van [naam 44] .72.
Tussenconclusie rechtbank: Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de voertuigen met de kentekens [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] door [naam 42] zijn gekocht en op naam van het bedrijf [bedrijf 3] gevestigd te [plaats] – het bedrijf van [naam 43] – zijn geregistreerd. Het betroffen hoofdzakelijk zeer exclusieve en dure auto’s. Bescheiden van deze voertuigen, een kopie van de paspoorten van verdachte en een vals identiteitsbewijs dat is gebruikt door [naam 38] zaten verstopt in een kastje dat als afwerking van verwarmingspijpen moest dienen. Verdachte is in een aantal van deze auto’s op meerdere data gezien. Ook is gezien dat verschillende personen die voor verdachte werkten te weten [naam 36] , [naam 13] , [naam 38] en [naam 2] (zie, pagina 25, voetnoten 8 en 9) gebruik maakten van een aantal van deze voertuigen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of kan worden vastgesteld dat er ten aanzien van voormelde voertuigen een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat het gebruik daarvan is gefinancierd met geld dat van misdrijf afkomstig is. De rechtbank heeft ter beantwoording van die vraag acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
1op 1-telefoon
Op 29 februari 2016 voert [naam 13] in de Volvo een telefoongesprek met een onbekende man. Uit dit gesprek blijkt dat [naam 13] een telefoon heeft gekocht en daar de applicatie WhatsApp op heeft gezet. [naam 13] moet het nummer van de NN-man toevoegen in WhatsApp en die telefoon vervolgens aan een vriend van de NN-man geven.73.De stem van de NN-man is vermoedelijk de stem van verdachte.74.
Uit de bakengegevens blijkt dat [naam 13] vervolgens naar de [adres] rijdt. Volgens de Kamer van Koophandel is op het adres [adres] een aantal bedrijven gevestigd, waaronder: [B.V. 2] . (handelsnaam [handelsnaam] ) en [B.V. 1] De bestuurder van alle op het adres gevestigde bedrijven is [naam 42] .
Vervolgens klinkt het geluid van de centrale deurvergrendeling, gaat het portier open en zegt [naam 13] tegen de NN-man: “Dit is voor jou, dat weet je? (…) Staat Compa. (…) Is de enigste.. Er is maar een…ehhh..een contactpersoon. (…) He je weet, ik kom van [verdachte] , he? Dat weet je. (…) Ik moest dit naar jou brengen en die telefoon, en er staat al een bericht verzonden naar hem toe, dus dan kan jij ehhh..met hem..ehhh”. Vervolgens vraagt de NN-man: “Dus dan kan ik deze nu gebruiken. Dat is gewoon een iPhone6? (…) En die gebruiken we alleen hiervoor, he?” Daarop antwoordt [naam 13] bevestigend. Vervolgens geeft [naam 13] de pincode voor de telefoon door, te weten [pincode] .75.
Tijdens de doorzoeking bij [naam 42] op 21 maart 2016 is een iPhone 6 aangetroffen. De telefoon kon worden ontgrendeld met de door [naam 13] genoemde pincode. In de telefoon stonden drie WhatsApp-gesprekken, waaronder een gesprek waarin door het telefoonnummer + [telefoonnummer] op ‘dinsdag’ is gestuurd: “Hey vriend dit is mijn nummer. Met de vriend van de ‘ GLE 63 ’. De laatste dinsdag vóór 21 maart 2016 is 15 maart 2016. Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer + [telefoonnummer] blijkt dat het telefoonnummer op 14 maart 2016 is gekoppeld aan een Iphone 6 met het imei-nummer [nummer] . Verdachte is op 16 juni 2016 in Spanje aangehouden voor het tonen van een valse legitimatiebewijs. Hij had toen een Iphone 6 met imei-nummer [nummer] bij zich. In het proces-verbaal van bevindingen is geverbaliseerd dat het imei-nummer uit 15 cijfers bestaat en het laatste cijfer een controlecijfer is; als het laatste cijfer anders is, blijft het imei-nummer uniek.76.
[kenteken]
In de losse notities die in de woning van bij [naam 36] zijn aangetroffen staat onder meer vermeld: “01-07 – 117.000 – ML Benz gegeven”.
In het onderzoek 26Wallis is onder [naam 45] een telefoon inbeslaggenomen. In die telefoon bevindt zich een database waarin onder meer staat vermeld: “01-07-2015 – [verdachte] – 117.000 – Betaling ML [naam 42] ”.
Uit het onderzoek 26Planthopper is gebleken dat er op 5 november 2015 een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen [naam 42] en [naam 45] , waarin onder meer door [naam 42] het volgende is gezegd: “Maar zijn broer was hier of één van zijn familie, want die auto met Chili is wel klaar”.
Uit het aangiftesysteem AGS van de Douane is gebleken dat de Mercedes-Benz [kenteken] op 23 november 2015 door [B.V. 2] in Rotterdam in een uitgaande zeeschip is geladen, met als bestemming [adres] (Chili). [B.V. 2] is een bedrijf van [naam 42] . Verdachte en diens vader – genaamd [vader] – zijn woonachtig op het adres [adres] (Chili). Uit een lopend strafrechtelijk onderzoek in Chili is gebleken dat de vader van verdachte in Chili gebruik maakt van de Mercedes. Uit een door de Chileense autoriteiten verstrekte foto is te zien dat de Mercedes is voorzien van een Chileens kenteken en dat dit kenteken is bevestigd over een Duitse kentekenplaat, beginnend met een [letter] en eindigend op een [cijfer] .77.
Het Chileense kenteken staat in Chili op naam van een in Engeland woonachtige Chileen genaamd [naam 46] .78.
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat de [kenteken] met geld van de onderneming van verdachte is betaald. Uit de bij [naam 42] aangetroffen bescheiden blijkt dat [naam 42] in totaal € 117.000,- (€ 77.000,- en € 40.000,-) voor dit voertuig heeft aanbetaald. Dit bedrag komt overeen met het bedrag dat in het kasboek van [naam 36] en in een telefoon van [naam 45] is vermeld als bedrag dat aan ‘ [naam 42] ’ is gegeven voor een ‘ML Benz’. Dat met ‘ [naam 42] ’ [naam 42] wordt bedoeld wordt ondersteund door het gesprek tussen [naam 45] en [naam 42] over een auto die naar Chili moet en de vaststelling dat er op 1 juli 2016 namens verdachte door [naam 13] € 50.000,- naar [naam 42] is gebracht. De [kenteken] is ook daadwerkelijk naar Chili verscheept, alwaar het voertuig door de vader van verdachte wordt gebruikt. De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte – net als de woning aan de [adres] , de opslagbox bij [opslagbedrijf] en de kasgelden – administratief niet aan het voertuig te koppelen is en het erop lijkt dat hij zijn betrokkenheid probeert te verhullen. In dat licht is het opvallend dat verdachte een 1 op 1-telefoon naar [naam 42] laat brengen en vervolgens op 21 maart 2016 een bericht stuurt naar [naam 42] waarin hij niet zijn naam zegt maar zichzelf voorstelt als ‘de vriend van de GLE 63 ’. Het bekende legale inkomen van verdachte kan niet verklaren hoe verdachte over dit exclusieve voertuig kan beschikken. Alles afwegende, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van dit voertuig een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat het is gefinancierd met geld dat van misdrijf afkomstig is. De ter terechtzitting van 9 maart 2021 afgelegde verklaring van verdachte dat dit voertuig door een oom van verdachte is aangeschaft, schuift de rechtbank – bij gebrek aan enige onderbouwing en in het licht van het voorgaande – als onaannemelijk terzijde.
Bij de beantwoording van de vraag of ten aanzien van overige voertuigen ook kan worden vastgesteld dat er sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat deze zijn gefinancierd met geld dat van misdrijf afkomstig is, heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
[kenteken]
Op een losse notitie die bij [naam 36] is aangetroffen, is vermeld: “07-07 – 68.200 – afgegeven voor Passat”. In de database van de GSM van [naam 45] staat vermeld: “07-07 – 62000 – passat”. Bij de doorzoeking bij [naam 45] werd een handgeschreven notitie aangetroffen met de vermelding: “Passat 68.200 voor 15e betalen”.79.
[kenteken]
Op 1 maart is blijkens de kasboeken € 35.000,- uit de kas gehaald met de omschrijving “auto Duitsland”. Tijdens een doorzoeking van de woning van [naam 13] zijn twee facturen van 1 maart 2016 van het bedrijf [naam bedrijf 2] , gevestigd te [adres] (Duitsland) aangetroffen. Op beide facturen staat onderaan vermeld dat een aanbetaling van 50% van het factuurbedrag vereist is. Factuur 1 betreft een factuur van 1 maart 2016 voor een totaalbedrag van € 35.333,33. Onderaan de factuur staat een handgeschreven bedrag van € 17.500,- met daaronder de datum 01.03.2016 vermeld. Factuur 2 betreft een factuur van 1 maart 2016 en is gericht aan [handelsnaam] te [plaats] , een onderneming van [naam 42] . Het totaalbedrag van de rekening is € 30.006,81. Onderaan de factuur staat een handgeschreven bedrag van € 17.500,- met daaronder de datum 1 maart 2016 vermeld. De factuur heeft betrekking op de betaling van onderdelen voor een Audi RS6 4.0 liter V8 en het tunen van dit voertuig. Volgens de gegevens van het baken in de Volvo met kenteken [kenteken] is de Volvo op 1 maart 2016 in Duitsland geweest. Uit de OVC in de Volvo blijkt dat [naam 13] de bestuurder was.80.
Uit informatie van Bureau Sirene te Portugal blijkt dat verdachte op 7 juli 2016 vanaf Lissabon Airport met het vliegtuig naar Dubai is vertrokken en een Audi RS6 met kenteken [kenteken] op 31 augustus 2016 op het parkeerterrein van het vliegveld te Lissabon is aangetroffen. De auto werd onder een dikke laag stof aangetroffen en had daar kennelijk voor een langere periode stil gestaan. De auto is op 6 oktober 2016 door een onbekende man opgehaald.81.
Mercedes E 63 AMG ( [kenteken] , ) [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken]
Getuige [getuige 1] is door de politie in Duitsland gehoord. Hij heeft verklaard dat hij werkzaam is bij [naam bedrijf 2] en dat de volgende voertuigen bij [naam bedrijf 2] zijn getuned: Mercedes Benz E500 ( [kenteken] ), Mercedes Benz GLE 63 S AMG ( [kenteken] ), Audi RS 3 Sportback ( [kenteken] ), Audi RS 6 Avant (zonder kenteken) en een Mercedes Benz E 63 AMG. Hij had steeds contact met ‘ [naam 47] ’, maar dat was niet de eigenaar van de auto’s. “ [verdachte] ” zou de eigenaar geweest moeten zijn. Dat is de getuige te weten gekomen bij het afhalen van een auto. Hierbij was een persoon aanwezig die zich als [verdachte] voorstelde en beweerde de eigenaar van de auto’s van die opdrachten te zijn. [getuige 1] beschrijft ‘ [verdachte] ’ als ongeveer 35-40 jaar oud, Zuid-Amerikaans type, sportief uiterlijk. Aan de getuige zijn vervolgens foto’s getoond en gevraagd of hij de personen op de foto’s kent. Daarop heeft hij ten aanzien van de persoon op foto 4 geantwoord dat dat ‘ [verdachte] ’ zou kunnen zijn.82.
De rechtbank neemt waar dat op foto 483.verdachte staat afgebeeld.
Op de iPhone van verdachte die in de woning aan de [adres] in beslag is genomen is een WhatsApp-bericht aangetroffen dat is verstuurd naar [naam 48] . In dat bericht staat vermeld: “Goeden avond, dit is [verdachte] .. Ben van het appartament aan de [adres] ”.84.
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande ook ten aanzien van de voertuigen met kentekens [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat deze zijn betaald met geld dat van misdrijf afkomstig is. De rechtbank overweegt daartoe allereerst dat getuige [getuige 1] van [naam bedrijf 2] heeft verklaard dat een man genaamd ‘ [verdachte] ’ bij [naam bedrijf 2] is langs geweest en dat deze ‘ [verdachte] ’ heeft gezegd dat hij de eigenaar van de auto’s is. Dat zouden de Mercedes Benz E500 ( [kenteken] ), Mercedes Benz GLE 63 S AMG ( [kenteken] ), Audi RS 3 Sportback ( [kenteken] ), Audi RS 6 Avant (zonder kenteken) en een Mercedes Benz E 63 AMG zijn. De getuige heeft ten aanzien van een aan hem getoonde foto verklaard dat de man op de foto ‘ [verdachte] ’ zou kunnen zijn. Dit kan niet worden beschouwd als een volledige herkenning. In samenhang met alle overige bevindingen ten aanzien van de voertuigen alsmede het gegeven dat de tweede naam van verdachte ‘ [verdachte] ’ is, kan naar het oordeel van de rechtbank echter met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte ‘ [verdachte] ’ is. Het verweer van de verdediging dat verdachte zichzelf nooit ‘ [verdachte] ’ noemt wordt – onder verwijzing naar het WhatsApp-bericht aan [naam 48] waaruit blijkt dat verdachte zichzelf weldegelijk ‘ [verdachte] ’ noemt – verworpen. De rechtbank overweegt voorts dat ook ten aanzien van deze voertuigen geen administratieve koppeling is te maken met verdachte, zodat ook hier sprake lijkt te zijn van een afschermconstructie.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het voertuig met kenteken [kenteken] in het bijzonder dat op grond van de kasboeken, de bakengegevens van de Volvo met kenteken [kenteken] en de stemherkenning van [naam 13] , kan worden vastgesteld dat op 1 maart 2021 met geld uit de kas van de organisatie van verdachte twee facturen van [naam bedrijf 2] zijn betaald. Eén van de facturen heeft betrekking op een Audi RS6 4.0 liter V8.
De rechtbank overweegt ten aanzien van [kenteken] in het bijzonder dat in de A4 map die bij [naam 42] is aangetroffen schriftelijke bescheiden zijn aangetroffen van diverse voertuigen, waarvan slechts één voertuig een Mercedes E 63 AMG betreft. Dit voertuig heeft het kenteken [kenteken] . Nu de getuige heeft verklaard dat ‘ [verdachte] ’ ook de eigenaar zou zijn van de Mercedes E 63 AMG, stelt de rechtbank vast dat de Mercedes E 63 AMG de [kenteken] betreft.
Het dossier bevat daarnaast ook bevindingen ten aanzien van een Mercedes S63 AMG. De officier van justitie heeft ten aanzien van dat voertuig ook gerekwireerd dat er sprake is van een vermoeden dat dit voertuig is betaald met geld dat van misdrijf afkomstig is. De rechtbank heeft ten aanzien daarvan acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
Mercedes S63 AMG
In het onderzoek 26Wallis zijn telefoongesprekken van [naam 42] afgeluisterd en opgenomen. Daaruit is gebleken dat [naam 42] op 14 april 2016 belt met een onbekende man met de voornaam ‘ [naam 49] ’, met telefoonnummer [telefoonnummer] . In het gesprek zegt [naam 42] dat ‘ [naam 49] ’ gebeld gaat worden door [verdachte] en gaat vragen over de auto die ze in bestelling hebben.
In het onderzoek 26Ontario is informatie opgevraagd bij Mercedes Nederland B.V. Daaruit blijkt dat door [naam 50] bij het autobedrijf [autobedrijf] een Mercedes type AMG S63 4MATIC Cabriolet met chassisnummer [nummer] is besteld. De auto wordt in augustus/september 2016 afgeleverd bij autobedrijf [autobedrijf] en is bestemd voor [naam 42] . De prijs van de auto is € 255.353,56.
Blijkens een CIOT bevraging staat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam van [naam 50] , [adres] . Op dat adres zit een Mercedes-Benz dealer gevestigd, genaamd [autobedrijf] staat op de internetsite vermeld als verkoper.
Ook in het onderzoek 13Orinus zijn telefoongesprekken van [naam 42] afgeluisterd en opgenomen. Daaruit is gebleken dat [naam 42] op 28 september 2016 telefonisch contact heeft gehad met [naam 50] , waarin [naam 42] onder meer om 14:25 uur vraagt hoe het met zijn Mercedes is en zegt dat ‘er zo effe iemand komt kijken’. Om 16:36 uur belt [naam 49] naar [naam 42] en zegt dat ‘die mannen weg zijn’ en dat hij de auto heeft laten zien.85.
Op 6 september 2016 is een technische actie gestart in de Mercedes-Benz AMG S63 met chassisnummer [nummer] . Uit een OVC-gesprek op 28 september 2016 is gebleken dat er een gesprek plaats vindt tussen [naam 50] en een NN-man met een Marokkaans accent. Het gesprek begint op 16.17 uur en eindigt omstreeks 16.27 uur. In het gesprek wordt gesproken over de Mercedes-Benz, over wat er allemaal in en op het voertuig zit aan accessoires. De stem van de NN-man is herkend als de stem van [naam 2] .86.
[naam 50] heeft op 27 september 2018 bij de rechter-commissaris verklaard dat het klopt dat hij met [naam 42] contact heeft gehad en dat hij een verkooporder heeft opgemaakt voor een Mercedes S63 AMG Cabrio. De auto zou voor [naam 42] zelf zijn.87.
Tussenconclusie rechtbank: Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat er sterke aanwijzingen zijn dat de Mercedes S63 AMG met geld van verdachte is gefinancierd en dat het voertuig in opdracht van verdachte wordt getuned. Gelet op het bekende legale inkomen van verdachte en het feit dat er ook voor dit voertuig geen administratieve link met verdachte kan worden gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat er ook ten aanzien van dit voertuig sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat dit voertuig is gefinancierd met geld dat van misdrijf afkomstig is.
Samenvattend concludeert de rechtbank dat er ten aanzien van de voertuigen met kentekens [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] , [kenteken] en [kenteken] alsmede een Mercedes S63 AMG een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat deze zijn betaald met geld dat van misdrijf afkomstig is. De rechtbank merkt op dat niet alle in het dossier genoemde [kenteken] kentekens hier besproken zijn, omdat aan de hand van bovenstaande het vermoeden van een witwasconstructie met voertuigen al voldoende aannemelijk is geworden.
Woning [adres]
Op 5 juli 2016 is onder [naam 36] een iPhone 6 (goednummer 5219395) in beslag genomen. De iPhone bevat tientallen foto’s van een luxueus huis waaraan nog verbouwingswerkzaamheden plaatsvinden. De foto’s zijn gemaakt in april en mei 2016.88.
Ook op een andere inbeslaggenomen iPhone (goednummer 5219397) van [naam 36] staat een grote hoeveelheid foto’s van een luxueus huis waaraan kennelijk in de maanden februari, maart, april en mei 2016 is verbouwd. Uit de chats die op de beide iPhones stonden blijkt dat de werkzaamheden plaatsvonden onder leiding van [naam 36] . Uit onderzoek blijkt dat het huis is gelegen op het complex [adres] .89.
Tijdens de aanhouding van verdachte in Chili werd in de auto waarin verdachte zich bevond, een iPad aangetroffen (goednummer 5516090). In het tabblad ‘Pictures’ bevond zich ook een aantal van foto’s van een luxueuze woning. Uit vergelijking van de foto’s van de iPad en die op de iPhones die onder [naam 36] in beslag zijn genomen blijkt dat het dezelfde woning betreft.90.
Op 6 augustus 2016 is de woning [adres] door de Spaanse politie doorzocht. In de woning was op dat moment [naam 51] aanwezig. In de woning werden documenten van verdachte aangetroffen, waaronder fotokopieën van het paspoort van verdachte en vliegtickets, een kwitantie van Louis Vuitton, een Life Miles kaart Avianca en een instapkaart op naam van verdachte.91.
Verdachte en [naam 51] hebben met respectievelijk de PGP-adressen [gebruikersnaam] en [PGP-adres 1] (zie voor de koppeling van deze PGP-adressen paragraaf 4.4.1.B.) een gesprek op 9 november 2015. Daarin vraagt [naam 51] aan verdachte of alles ok is met die man van het huis, waarna verdachte zegt dat alles oké is, dat hij hem het geld al heeft gegeven en dat alles rond is. Vervolgens zegt [naam 51] : “Ok ja hij moet ook een beetje aan jou denken vriend… Wij zijn ook goed voor hem geweest… Huis verbouwd altijd netjes de huur…. Zonder die verbouwing zou die het nooit verkopen…”. Daarop reageert verdachte als volgt: “Precies..790.. en ik betaal nog 210 voor andere dingen.. totaal een mil..”.92.
De vorige eigenaar van de woning – [naam 52] – heeft bij de politie in Spanje verklaard dat verdachte in augustus of september 2015 zou hebben verteld dat hij de woning wilde kopen. Verdachte heeft dat tegen [naam 52] gezegd nadat hij de huur van de woning van [naam 51] had overgenomen en de woning was gaan verbouwen. Ze kwamen een verkoopprijs overeen van € 780.000,-. In november 2015 is de verkoopovereenkomst gesloten. In maart 2016 zou verdachte tegen [naam 52] hebben gezegd dat een bedrijf in Dubai contact met hem zou opnemen. Verdachte zou samen met dat bedrijf de woning kopen. Bij een afspraak om dat in orde te maken nam verdachte een man genaamd [naam 53] en een advocaat mee. Verdachte vertelde aan [naam 52] dat [naam 53] de woning zou kopen namens een bedrijf in Dubai. Vervolgens is de verkoopakte door [naam 53] getekend en in juli en september 2017 werden twee bedragen van in totaal ongeveer € 660.000,- door een bedrijf genaamd [bedrijf 5] overgemaakt. In de koopakte wordt [naam 53] vermeld als de koper en is niet vermeld dat hij optreedt in naam van [bedrijf 5] .93.De rechtbank neemt waar dat op de koopakte van 20 oktober 201794.als koper staat vermeld: [naam 53] .
Getuige [naam 51] heeft bij de rechter-commissaris op 7 november 2019 verklaard dat het klopt dat verdachte de woning wilde kopen.95.
Getuige [getuige 2] heeft in 2018 bij de politie in Spanje verklaard dat hij werkt als onderhoudspersoneel in de Urbanisatie [adres] , dat de woning eerst aan [naam 51] werd verhuurd en nadien ‘ [verdachte] ’ tegen hem heeft gezegd dat hij de woning huurde zonder contract en de woning wilde kopen. De getuige heeft voorts verklaard dat ‘ [verdachte] ’ de woning heeft gekocht voor ongeveer € 800.000,-. [naam 53] heeft hij nog nooit bij de woning gezien. Met ‘ [verdachte] ’ bedoelt hij verdachte.96.Bij de rechter-commissaris heeft de getuige op 26 mei 2020 verklaard dat hij had gehoord dat ‘ [verdachte] ’ het appartement had gekocht en dat het appartement op naam van iemand anders is gezet, namelijk op naam van [naam 53] .97.
Getuige [naam 53] heeft op 22 september 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de woning heeft gekocht. Hij is er pas veel later ingetrokken, omdat hij na de koop voor een periode naar Dubai is gegaan.98.
Tussenconclusie rechtbank: Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de woning aan de [adres] op 20 oktober 2017 ten behoeve van verdachte is aangeschaft. Het aanvankelijk in november 2015 afgesproken verkoopbedrag van € 780.000,- komt nagenoeg overeen met het bedrag van ‘790’ dat in het gesprek tussen verdachte en [naam 51] op 9 november 2015 wordt genoemd. Dat verdachte de woning heeft gekocht wordt bovendien bevestigd door de voormalige eigenaar [naam 52] . De verklaring van [getuige 2] , de onderhoudsman, biedt daar ook ondersteuning voor. Dat dit een verklaring ‘van horen zeggen’ is doet daaraan niet af. Weliswaar kan in juridische zin niet worden vastgesteld dat verdachte eigenaar van de woning is geworden, maar er is voldoende bewijs waaruit volgt dat de woning verdachte feitelijk wel toebehoorde. De verklaring van verdachte dat hij geen eigenaar van de woning is, dat hij slechts als tussenpersoon handelde en alleen twee maal bij verbouwingen betrokken was, schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde.
Nu van verdachte geen legaal inkomen bekend is dat het (afgeschermde) eigendom van deze zeer luxe en dure woning kan verklaren, is het vermoeden ontstaan dat verdachte deze woning heeft gekocht van geld dat van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden wordt gesterkt door de vaststelling dat verdachte administratief niet aan deze woning kan worden gekoppeld, waardoor het erop lijkt dat verdachte ten aanzien van deze woning – net als bovenvermelde woning aan de [adres] en de opslagbox bij [opslagbedrijf] – buiten beeld probeert te blijven.
Luxe goederen: exclusieve horloges
In de woning aan de [adres] zijn tijdens een doorzoeking op 24 juli 2018 in een kluis drie Audemars Piquet horloges en een horloge van het merk Franck Muller aangetroffen.99.
Het dossier bevat foto’s waarop is te zien dat verdachte ogenschijnlijk zeer dure horloges draagt, zoals Audemars Piquet.100.
Verdachte heeft verklaard ter terechtzitting van 9 maart 2021 dat het klopt dat hij dure horloges heeft gekocht.101.
Tussenoverweging rechtbank: De rechtbank heeft reeds hiervoor overwogen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de woning aan de [adres] ) feitelijk aan verdachte toebehoorde. De rechtbank is gelet daarop van oordeel dat ook met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de in de woning aangetroffen Audemars Piquet horloges en het horloge van het merk Franck Muller, van verdachte waren. De rechtbank vindt daarin steun bij diverse foto’s in het dossier, waarop verdachte is te zien met dure horloges om zijn pols waaronder van het merk Audemars Piquet. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij exclusieve horloges heeft gekocht. Dat deze horloges niet van verdachte zijn, legt de rechtbank dan ook als ongeloofwaardig terzijde. Voor zover verdachte heeft verklaard dat hij in exclusieve horloges handelde overweegt de rechtbank dat verdachte dat niet heeft verklaard ten aanzien van de horloges die in de woning in [plaats] zijn aangetroffen. Ten aanzien van die horloges heeft verdachte immers slechts verklaard dat bij de persoon die in de woning verbleef ten tijde van de doorzoeking naar deze horloges gevraagd moet worden. Het verweer dat verdachte in horloges handelde, behoeft dan ook ten aanzien van deze horloges geen verdere bespreking.
Partiële vrijspraak
Het Openbaar Ministerie meent dat kan worden vastgesteld dat verdachte de eigenaar is van nog meer exclusieve horloges. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarbij gebaseerd op de lege horlogedozen en echtheidscertificaten die in de opslagbox bij [opslagbedrijf] box zijn aangetroffen, de drie echtheidscertificaten van horloges die bij [bedrijf 1] zijn aangetroffen en drie echtheidscertificaten die in de woning van de zus van verdachte zijn aangetroffen en waarvan één horloge ter reparatie is aangeboden door de toenmalige vriendin van verdachte. De rechtbank overweegt dat op basis van de doosjes en certificaten in de opslagbox niet kan worden vastgesteld wanneer de horloges door verdachte zijn gekocht. De rechtbank kan de aanschaf of het bezit van deze horloges daarom niet in de tenlastegelegde periode plaatsen. De rechtbank overweegt ten aanzien van een echtheidscertificaat van een Cartier horloge dat in de woning van de zus van verdachte is aangetroffen, dat het horloge weliswaar tweemaal ter reparatie is aangeboden door de toenmalige vriendin van verdachte, maar dat die bevindingen onvoldoende zijn om op basis daarvan te kunnen vaststellen dat het horloge door verdachte is gekocht.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte eigenaar was van de vier in de woning in [plaats] aangetroffen horloges, maar dat een dergelijke vaststelling niet kan worden gedaan ten aanzien van overige horloges waarvan de echtheidscertificaten en doosjes zijn aangetroffen. Verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van de in de tenlastelegging opgenomen merken ‘Rolex’, ‘Jaeger Lecoultre’, ‘Cartier’ en ‘Panerai’.
B. Juridisch kader
Ten aanzien van de tenlastegelegde geldbedragen, voertuigen, woning in [plaats] en horloges is er geen bewijs dat deze direct van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank zal daarom het toetsingskader hanteren dat wordt toegepast ingeval van een vermoeden van witwassen waarbij geen direct bewijs voor de brondelicten aanwezig is.
Naar inmiddels bestendige jurisprudentie kan witwassen bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Indien de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de legale herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
C. Verklaring verdachte
Gelet op het oordeel van de rechtbank dat ten aanzien van de onder A vermelde goederen sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden dat deze van misdrijf afkomstig zijn, mag van verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht over de herkomst van het geld.
Verdachte heeft verklaard dat hij in Colombia en Dubai bedrijven had. De rechtbank heeft ten aanzien daarvan reeds op pagina 24 verwogen dat verdachte op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd wat zijn inkomsten uit deze bedrijven zijn geweest zodat verdachte niet concreet en verifieerbaar heeft verklaard dat hij uit deze bedrijven méér inkomsten heeft gegenereerd dan reeds is vastgesteld.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij werkzaamheden verrichtte als ‘underground banker’. Dat zou volgens verdachte de in de kasboeken vermelde inkomsten en uitgaven verklaren alsmede mogelijk de in de woning van [naam 36] aangetroffen € 1.462.440,- en het contante geldbedrag van € 46.190,65 dat hij bij zich had tijdens zijn aanhouding in Chili. De kasboeken waren immers de boekhouding van zijn werkzaamheden als underground banker en [naam 36] , [naam 13] , [naam 2] en [naam 38] werkten voor hem. Verdachte heeft verder echter ten aanzien van underground banking niet méér verklaard dan feiten van algemene bekendheid, waarbij hij ter zitting enerzijds een beeld heeft geschetst als ware hij makelaar voor mensen die contante gelden wilden vervoeren en zich niet bezig hield met daadwerkelijk vervoer van contanten en anderzijds vertelde dat wel cash geld werd vervoerd en bewaard bij [bedrijf 1] te [plaats] . Op eenvoudige verdiepingsvragen heeft hij zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Zo heeft hij niet willen verklaren wie zijn klanten waren, hoeveel klanten hij had, om hoeveel geld het gemiddeld per opdracht ging, of hij kantoren op andere plekken had, hoeveel personeel hij in het buitenland had, van welke bedrijfsvoering de gelden kwamen, hoeveel commissie hij ontving en om welke jaarbedragen of omzet het ging. Verder heeft verdachte geen stukken overgelegd die zijn verklaring zouden kunnen onderbouwen, terwijl verdachte naar eigen zeggen weldegelijk een eigen boekhouding bijhield. Ook heeft hij zijn klantentelefoon niet willen overhandigen. De rechtbank overweegt daarnaast dat verdachte heeft verklaard dat hij over geldbedragen commissie ontving, maar dat is niet terug te zien in de kasboeken die bij [naam 36] en [naam 13] zijn aangetroffen. Dat het contante geldbedrag dat hij tijdens zijn aanhouding bij zich had van een klant was en hij het dus in het kader van underground banking bij zich had, acht de rechtbank ongeloofwaardig getuige ook zijn eerdere verschillende verklaringen daarover. De rechtbank overweegt voorts dat de handelingen die verdachte beschrijft en die in het dossier naar voren komen, ook passen bij iemand die zelf grote sommen contant geld naar een ander land wil (laten) brengen.
Ten aanzien van de exclusieve voertuigen heeft verdachte verklaard dat hij die auto’s verhuurde aan anderen en als tussenpersoon fungeerde. De voertuigen zouden dus niet van hem zijn. Verdachte heeft uitgelegd dat hij de voertuigen samen met anderen bij [naam 42] ophaalde en deze vervolgens naar het buitenland reed om daar aan klanten te verhuren. Op verdiepingsvragen over de wijze waarop werd betaald, wie zijn klanten waren, waar de auto’s werden opgehaald, waar de auto’s werden geretourneerd, hoeveel klanten hij had en hoeveel verdachte daarmee verdiende, heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft slechts verklaard dat hij 10% commissie zou krijgen bij de verhuur aan klanten. Verdachte heeft verder geen administratie overgelegd, zoals betalingsbewijzen of huurcontracten, die zijn verklaring zouden kunnen onderbouwen.
Verdachte heeft over de horloges verklaard dat hij een handeltje had in horloges. Hij mocht bij een bepaalde juwelier in Zuid-Amerika soms als eerste gelimiteerde horloges opkopen. Hij kreeg daarbij een BTW-voordeel, omdat hij de horloges in het buitenland inkocht. Ook kreeg hij korting en had hij voordeel vanwege de wisselkoers. Als voorbeeld noemde hij ter zitting dat hij een horloge van € 300.000,- voor € 200.000,- kon inkopen. Verdachte heeft echter op geen enkele wijze concreet en verifieerbaar onderbouwd dat hij in horloges handelde en er daarvan een inkomende geldstroom was. Zo heeft hij niet willen verklaren wie zijn klanten zijn, wat de omvang van zijn handel is en hoe lang hij die handel al heeft. Ook heeft hij geen administratie van zijn handel willen overleggen, terwijl hij die volgens eigen zeggen wel bijhield. In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden dat verdachte in horloges handelde. Zo blijkt nergens dat verdachte met inkopers of klanten communiceerde over horloges. Wel zijn er veel aanwijzingen dat verdachte horloges voor eigen gebruik heeft gekocht. Zo staat verdachte op veel foto’s afgebeeld met horloges van dure merken om zijn pols. Ook de in de woning aan de [adres] gevonden losse horloges duiden op eigen gebruik. De verklaring van verdachte is dan ook onvoldoende concreet en verifieerbaar.
De verklaring van verdachte dat hij ook handelde in PGP-telefoons en daarmee inkomsten genereerde, is evenmin geconcretiseerd of onderbouwd met stukken. Voor zover het dossier PGP-gesprekken van verdachte met [naam 22] bevat waarin zij mailen over telefoons, acht de rechtbank niet aannemelijk dat zij het daadwerkelijk over telefoons hebben. De rechtbank maakt uit de context op dat het hier over cocaïne moet gaan (zie paragraaf 4.4.3. ten aanzien van feit 1, tweede cumulatief/alternatief). Het dossier bevat voorts een OVC-gesprek waarin door [naam 2] wordt gesproken over ‘walkie talkies’. [naam 2] werkte volgens verdachte voor hem in het kader van underground banking. Voor zover de verdediging bedoelt te betogen dat [naam 2] ook taken verrichtte met betrekking tot telefoonhandel, valt het de rechtbank op dat in het OVC-gesprek wordt gezegd dat het vreemd is dat die walkie talkies er zijn. Ook om die reden draagt dit gesprek niet bij tot enige ondersteuning van de verklaring van verdachte over de telefoonhandel. Andere OVC-gesprekken waarin over PGP-telefoons en toegangscodes wordt gesproken kunnen evenmin voldoende steun bieden voor verdachtes genoemde handel in telefoons. Uit het dossier blijkt immers dat verdachte en personen die voor hem werkten met PGP-telefoons communiceerden.
De rechtbank concludeert dat verdachte op geen enkele wijze een verklaring heeft afgelegd die kan worden aangemerkt als concreet en verifieerbaar. De verweren van de verdediging worden verworpen.
D. Van misdrijf afkomstig
Omdat de verklaring van verdachte niet concreet en verifieerbaar is concludeert de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de contante geldbedragen van € 46.190,64 en € 1.462.440,- en de blijkens de kasboeken uitgegeven € 10.132.703,- – middellijk of onmiddellijk – van misdrijf afkomstig moeten zijn en dat verdachte dat wist. Dit geldt ook voor de exclusieve voertuigen, de woning in [plaats] en de aldaar aangetroffen vier horloges. Deze worden geacht – middellijk – van misdrijf afkomstig te zijn doordat deze zijn gekocht met geld dat van misdrijf afkomstig is. De bekende legale inkomsten van verdachte waren volstrekt onvoldoende om de uitgave en het bezit van enorme contante geldbedragen en de dure aankopen te kunnen verklaren.
E. Medeplegen van gewoontewitwassen
Het blijkens de kasboeken totaal uitgegeven geldbedrag van € 10.132.703,- heeft verdachte –
samen met de personen die voor hem werkten – voorhanden gehad, overgedragen, vervoerd
en omgezet.
De bij [naam 36] aangetroffen geldbedrag van € 1.462.440,- heeft verdachte samen met in ieder geval [naam 36] voorhanden gehad. Nu het geldbedrag zat verstopt in een Louis Vuitton doos, is ook de vindplaats verborgen.
Het contante geldbedrag van € 46.190,64 heeft verdachte tijdens zijn aanhouding in Chili voorhanden gehad alsmede de in de woning in [plaats] aangetroffen horloges.
Van de woning in [plaats] en de voertuigen zijn de werkelijke aard en de herkomst verhuld alsmede wie die de rechthebbende is en deze goederen voorhanden had.
Ten aanzien van alle contante geldbedragen, voertuigen, de woning in [plaats] en horloges is er sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de personen die voor hem werkten, te weten [naam 36] , [naam 13] , [naam 38] en [naam 2] .
Verdachte heeft verklaard dat [naam 36] , [naam 13] , [naam 38] en [naam 2] werkzaamheden voor hem verrichtten. Dit wordt bevestigd door het bijhouden van de kasboeken, het aantreffen van een grote kassom, gedeeltelijk verstopt bij [naam 36] , uitvoeringswerkzaamheden van deze personen en het rijden in voertuigen die aan verdachte te koppelen zijn. Van legale werkzaamheden is niet gebleken. Bij verdachte zelf zijn ook onverklaarbare contanten aangetroffen. Verdachte en zijn medewerkers onderhielden contact via PGP-telefoons en zijn medewerkers droegen eraan bij dat verhullingshandelingen plaatsvonden.
Ook is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met [naam 42] en [naam 43] , nu de voertuigen via [naam 42] werden betaald en vervolgens op naam van het bedrijf van [naam 43] werden gezet. Daarmee waren zij een cruciale schakel in de witwasconstructie ten aanzien van de voertuigen.
Concluderend heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde medeplegen van witwassen. Omdat de witwashandelingen over een langere periode hebben geplaats gevonden, is er sprake van gewoontewitwassen.
Omdat de rechtbank niet tot het oordeel komt dat er sprake is van witwassen uit eigen misdrijf maar uit enig misdrijf, is de kwalificatie-uitsluitingsgrond niet aan de orde. Het verweer van de raadsman dienaangaande behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft verzocht om aanhouding van de zaak teneinde het dossier Lenwe te voegen, indien de rechtbank bevindingen met betrekking tot [naam 54] en [naam 55] en drugshandel voor bewijsconstructie van witwassen zal gebruiken. Nu dat niet het geval is, behoeft dit verweer geen nadere bespreking.
4.4.2.2. Bewezenverklaring feit 1 eerste cumulatief/alternatief: leider van een criminele organisatie
Aan verdachte is onder feit 1 tenlastegelegd dat hij leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met gewoontewitwassen en met moorden.
Juridisch kader
De organisatie
Er moet in de eerste plaats een samenwerkingsverband zijn om te kunnen spreken van een organisatie. Dit samenwerkingsverband hoeft niet steeds in volle omvang te hebben bestaan. Voldoende is dat er een kern is van personen die de eigenlijke organisatie uitmaakt en dat zich daarbinnen en/of daaromheen personen bevinden die met elkaar samenwerken. Daarnaast moet sprake zijn van een zekere structuur. Deze hoeft niet hiërarchisch te zijn, niet vast te liggen en ook is niet vereist dat er een afgebakende taakverdeling is. Zelfs is niet vereist dat alle betrokkenen bij de organisatie elkaar kennen of met elkaar hebben samengewerkt. Organisaties zijn netwerken met een soms minder zichtbare, mogelijk zelfs wisselende structuur. Soms zijn het gelegenheidsnetwerken, gebaseerd op of voortkomend uit vriendschappen of zakelijke relevantie. Voldoende is dat er een harde kern is die over een bepaalde periode met elkaar heeft samengewerkt. Ten slotte mag een samenwerkingsverband niet min of meer toevallig zijn en moet dit verband een zekere duur hebben.
Oogmerk
Een criminele organisatie moet ten minste een duidelijke kern hebben die het gemeenschappelijk oogmerk deelt. Het oogmerk van het gestructureerd samenwerkingsverband moet -mede- gericht zijn op het gedurende enige tijd plegen van misdrijven.
Deelneming
Deelnemer aan de criminele organisatie is in ieder geval degene die heeft meegedaan aan de beoogde strafbare feiten. Daarbij is vereist dat de dader opzet moet hebben gehad op het criminele oogmerk van de organisatie en zijn eigen handelen.
I. Oogmerk: witwassen
Hiervoor is geoordeeld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen (4.4.2.1).
Op grond van de feiten en omstandigheden waarop dat oordeel is gebaseerd, is de rechtbank – anders dan de verdediging – van oordeel dat ook worden bewezen dat verdachte leiding heeft gegeven aan een criminele organisatie met het oogmerk gewoontewitwassen.
Verdachte was de spil in deze organisatie. Hij was de leider en [naam 36] was zijn coördinator. [naam 38] verving verdachte als dat nodig was. Aan hen gaf verdachte opdrachten door, waarna [naam 36] en [naam 38] deze naar de uitvoerders zoals [naam 2] en [naam 13] doorzetten. Er was sprake van een duidelijke hiërarchie.
Er was ook een hoge mate van georganiseerdheid. Verdachte en zijn vermogen moesten buiten beeld blijven en daarvoor waren geraffineerde afschermconstructies opgetuigd. In kasboeken werden de inkomsten en uitgaven van zeer grote geldbedragen bijgehouden. [naam 36] moest daarover verantwoording afleggen aan verdachte. Uit de kasboeken en notities blijkt ook het duurzame karakter van de organisatie, nu daarin inkomsten en uitgaven staan genoteerd over de jaren 2015 en 2016. Maar ook in 2014 was de organisatie al actief. Op 4 augustus 2014 is namelijk de energierekening van de [adres] , de woning die feitelijk aan verdachte toebehoorde, betaald vanaf de bankrekening van [naam 13] . Er was dan ook sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Door bewust afschermconstructies op te zetten om buiten beeld van politie en justitie te blijven en van geld te leven dat van misdrijf afkomstig is, heeft verdachte opzet gehad op zowel het oogmerk gewoontewitwassen als op zijn leiderschap.
II. Oogmerk: plegen van moord102.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens het Openbaar Ministerie is verdachte meerdere jaren leider geweest van een criminele organisatie die zich bezighield met moorden.
Verdachte deed dit niet alleen in het kader van zijn eigen criminele organisatie, maar zijn organisatie werkte ook samen met andere criminele organisaties, bijvoorbeeld die van [naam 19] , een en ander voor zover er een gezamenlijk belang bestond om gezamenlijke rivalen/vijanden uit te schakelen. In onderling overleg bepaalden deze criminele organisaties, waaronder die van verdachte, wie welke liquidatie op zich nam en hoe dit moest worden uitgevoerd. Ook hielden zij elkaar op de hoogte met betrekking tot zaken die goed en fout gingen. Waar nodig schoten ze elkaar te hulp.
In vijf verschillende zaaksdossiers is geverbaliseerd op welke concrete personen de moorden en/of moordplannen de organisatie van verdachte zich zou hebben gericht, te weten op: [slachtoffer 2] , [naam 17] (‘ [website] ’), [slachtoffer 3] (‘ [slachtoffer 3] ’), [naam 7] (‘ [naam 7] ’) en [slachtoffer 4] (‘ [slachtoffer 4] ’).
Daarnaast bevat het dossier PGP-berichten waarin andere (beoogde) doelwitten van verdachte en zijn criminele organisatie worden genoemd. Daarbij gaat het volgens de officier van justitie om [slachtoffer 1] , [naam 56] en [naam 15] . Aan de hand van een historische schets van de heersende conflicten in de onderwereld zijn alle doelwitten geïdentificeerd als vijanden van verdachte. De officier van justitie heeft er verder op gewezen dat zij nog lang niet beschikt over alle PGP-communicatie die verdachte heeft gevoerd over beoogde doelwitten en dat de PGP-communicatie waarover zij wel beschikt slechts het topje van de ijsberg is.
Uit onder meer PGP-communicatie tussen verdachte en [naam 19] blijkt volgens de officier van justitie dat telkens wordt gekeken wie de beste papieren heeft voor de uitvoering van een beoogde liquidatie. Deze beschuldiging ziet alleen op het leiderschap van een criminele organisatie die tot oogmerk het plegen van moorden had. Verdachte wordt in deze zaak dus niet vervolgd voor het voorbereiden, het uitlokken, het doen plegen en/of het medeplegen van concrete moorden, dan wel pogingen daartoe die volgens de officier van justitie door verdachte zijn opgepakt. Daarvoor zal eerst toestemming moeten worden gevraagd aan Chili, nu verdachte voor betrokkenheid bij concrete moord(poging)en niet aan Nederland is uitgeleverd. De pogingen of feitelijke liquidaties die door of namens [naam 19] zouden zijn uitgevoerd, worden ook niet aan verdachte toegerekend. Zo is de vergismoord in Marokko, waarbij het beoogde doelwit [slachtoffer 3] zou zijn geweest, volgens de officier van justitie door [naam 19] naar zich toe getrokken en door zijn criminele organisatie uitgevoerd. Net als de moorden op [slachtoffer 2] en [naam 17] wordt [naam 19] daarvoor vervolgd in het onderzoek 26Marengo.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit – kort samengevat – dat verdachte op geen enkele wijze betrokken is geweest bij liquidaties. De PGP-communicatie waarop het Openbaar Ministerie zich baseert en die aan verdachte wordt toegeschreven, betreft ‘brokjes’ uit gesprekken. Zonder de hele berichtgeving en de context kan niet worden vastgesteld dat besproken personen doelwitten van verdachte zijn en dat er sprake was van een gezamenlijk oogmerk om deze vijanden uit te schakelen. Ontbrekende communicatie kan niet worden ingelezen noch kan het ontbreken daarvan worden gebruikt als argument dat er via andere PGP-adressen is gecommuniceerd. Ander bewijs dat verdachte leider was van een criminele organisatie met als oogmerk moorden, bevat het dossier niet. Verdachte moet dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
De rechtbank zal hierna per genoemd zaaksdossier/doelwit de bewijsmiddelen en verweren bespreken en beoordelen.
Zaaksdossier [slachtoffer 2]
Op 17 april 2016 omstreeks 10:00 uur is [slachtoffer 2] in IJsselstein door vuurwapengeweld om het leven gekomen. Nadat [slachtoffer 2] was beschoten, zijn beide daders – blijkens getuigenverklaringen – naar een gereedstaande BMW gerend. Beide daders zijn in de BMW gestapt. Deze auto kon kennelijk niet gestart worden, waarna beide daders er te voet vandoor zijn gegaan. Uit onderzoek naar deze auto is vastgesteld dat de accu leeg was. In de auto werden twee vuurwapens aangetroffen. Eén van deze vuurwapens bleek het gebruikte vuurwapen te zijn. De daders waren identiek gekleed in zwarte regenpakken en hadden bivakmutsen op. Een getuige op een volkstuintjescomplex aan de Randdijk te IJsselstein zag kort daarop een onbekende man uit een tuinhuisje komen. Deze onbekende man was gekleed in kleding van de getuige. De man had een boodschappentas van de getuige bij zich, waarin later kleding – waaronder een zwart regenpak – werd aangetroffen. De aangehouden man betrof [naam 57] . Hij werd op 17 april 2016 om 10.20 uur aangehouden. In het tuinhuisje werden handschoenen en een bivakmuts aangetroffen. Deze bivakmuts bevatte DNA-materiaal van [naam 57] . Rond het volkstuintjescomplex werd nader onderzoek verricht. Daarbij werd in een sloot kleding aangetroffen, waaronder een regenbroek met regenjas en een bivakmuts. Langs een geluidswal werd een joggingbroek en een sweater aangetroffen. In een water nabij de Randdijk werd een Kalasjnikov met daarin meerdere patronen aangetroffen.103.
Op de plaats delict werden twee PGP-toestellen aangetroffen. Na onderzoek bleek dat deze toestellen waren gekoppeld aan de adressen [PGP-adres 21] (hierna: [PGP-adres 21] ) en [PGP-adres 22] .
Uit PGP-communicatie tussen [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) en zijn broer [naam 20] ( [PGP-adres 5] ) blijkt dat [naam 19] op 17 april 2016 om 02:26 uur tegen [naam 20] zegt:
“Brot fiets weghalen na hak meteen nu! Desnoods gaan we ze huis in morgen ga ik zelf brot om die stront kids te leren ok”.
[naam 20] ( [PGP-adres 9] ) communiceert vervolgens met [PGP-adres 21] het volgende:
tijd | bericht | |
[naam 20] | 02:28 | “Bro die fiets moet weg daar. [naam 58] zegt ga die hond doen” |
[PGP-adres 21] | 02:29 | “Die van ijzel tog” |
[naam 20] | 02:30 03:19 | “Yes sir die van ijssel. Die a5 moet weer na ijssel sir .” “Bro maak [naam 58] trots morgen, laat zien dat jullie t waard zijn voor dit werk. hij zegt desnoods zijn huis intrappen of als daglicht is gewoon doorgaan. Hij zei maakt niet uit hoelaat of ochtend vroeg of dachlicht als die slaapt worden jullie goed beloond”. |
Het dossier bevat voorts PGP-communicatie tussen [naam 20] ( [PGP-adres 5] ) en de onbekend gebleven gebruiker van het PGP-adres beginnend met [PGP-adres 23] . Daarin bespreken zij het volgende:
tijd | bericht | |
[naam 20] | 03:16 | “Hoelaat gaan jullie voor die huis van die hond staan?” |
[PGP-adres 23] | 03:16 | “6uur broer staan we daar.” |
[PGP-adres 23] | 06:20 | “Yo bro we zijn op ons plek”. |
[naam 20] | 09:57 | “Heb je contact met [naam 58] ?” |
[PGP-adres 23] | 10:06 | “Broer helemaal vol met petten daar. Hier ijsel bij die hond in de buurt k zit in de ingang van ijsel ik zie ze alleen lans me vliegen bro. Ze gassen allemaal die kant op”. |
[naam 20] | 10:08 | “Waarom reageerd [naam 58] niet?” |
[PGP-adres 23] | 10:11 | “Waar die hond woont bro” |
[naam 20] | 10:12 | “Bro ga checken bij [naam 58] ik vertrouw dit niet sir . Andersmoet ik heel snel hun pgp’s uit de lucht halen sir ? Ga snel snel”. |
[PGP-adres 23] | 10:13 | “Het is daar echt helemaal onder broer he ik ben bijna op die plek waar we hadden afgesproken k wou daar ff checken.” |
[naam 20] | 10:16 | “Welke pgp heeft ie?” |
[PGP-adres 23] | 10:16 | “Van [naam 58] en van hem, geloof ik”. |
[naam 20] | 10:17 | “ Sir heeft [naam 58] pgp van [naam 58] ? Ik ga ze wissen. Dit klopt niet”. |
[PGP-adres 23] | 10:18 | “Ja gooi ze uit de lucht bro” |
Op 17 april 2016 om 10:17:44 stuurt [naam 20] ( [PGP-adres 9] ) het volgende bericht naar de Helpdesk Ennetcom:
“Met spoed wipen sir ?
[PGP-adres 21]
[PGP-adres 22] ; 104.
Om 13:38 uur stuurt [naam 20] ( [PGP-adres 9] ) naar de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 24] : “Bro hoor net dat [naam 58] is opgepakt”.105.
Vanaf 11:43 wordt door [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) en [naam 20] ( [PGP-adres 5] ) het volgende besproken:
tijd | bericht | |
[naam 19] | 11:43 11:45 | “Lees rtv utrecht haha hy is na ziekenhuis gebracht dus ben benieuwt deze shit! Headshots zyn het niet dus pfffff” “Dus wat denk je woooooooopppp woooooooopppp of strond? Hahahaha” |
[naam 20] | 11:47 | “Hoop 1 dikke Wooooop Woooooop ahahha., is afwachten nu.” |
[naam 19] | 11:48 11:51 11:52 | “Hahahahaha daarom headshots anders shit!! Hahahaha insch’allah” “Wooooooooooppppp wooooooppppp hahahaha insch’allah!” “Die slaapt hahahah wooooooooooppppp wooooooppppp hahaha” |
[naam 19] ( [PGP-adres 4] ) communiceert ook met [naam 21] ( [PGP-adres 16] )106.:
tijd | bericht | |
[naam 19] | 11:51 | “Woooooooooooooooooooooooooppppp wooooooooooopppppp hahahaha insch’allah!” |
[naam 21] | 11:55 | “Sirrr inscha’allah alleeen maaar whooop whoooopss achtermekaar!!! Van die ene hoeren kind! Na de andere 1 voor 1 net een domino!!!!!” |
Het dossier bevat ook PGP-communicatie tussen verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) op 17 april 2016 en 18 april 2016. In een gesprek van 17 april 2016 dat om 11:52 uur begint met een bericht van [naam 19] naar verdachte, wordt het volgende besproken:
tijd | bericht | |
[naam 19] | 11:52 | “Wooooooooooppppp wooooooppppp hahahaha insch’allah!” |
[naam 19] | 11:58 | “Top [bijnaam 1] besaga inscha’allah net 1 enkeltje hahaha” |
Verdachte | 11:59 | “Hahahahah..Ya [bijnaam 1] Sir ??? Hahahah…Topppp, wat dan, en wie?? Hahah..Gezelliggg..!!!! Is iedereen veilig thuis gekomen????” |
[naam 19] | 12:01 | “Nog geen contact met heads! [bijnaam 3] van die [naam 59] sir maar staat nog niks duidelyk kk petten snelweg afgezet heli alles dus we gaan het horen insch’allah mooie woooooooopppppp wooooopppp”. |
Verdachte | 12:08 | “Hahahaha..Ok dannnn..hahaha..Topppp [bijnaam 1] Siirrr.. Hahahha.. Ok dannn!!! Haha..Whoopppp. Whooopp !!! Hahah toppp” |
Verdachte | 12:49 | “ [bijnaam 1] sir .. Weten we al wat van de heads???” |
[naam 19] | 12:51 | “Nee niks [bijnaam 1] inscha’allah ghir ze kennen omgeving super goed heb nu hun huizen snel laten schoonmaken!” |
Verdachte | 12:58 | “Dios quiera [bijnaam 1] Sir !! Dios quiera alles ok [bijnaam 1] Sir … Maar komt goed!!! Afwachten..Aub, laat me weten hoe of wat sir ..! En ja, scherp meteen alles laten schoon maken, beter voorkomen dan genezen!!” |
[naam 19] | 14:13 | “ Sir ‘kk kk fiets’ wou niet starten, kankerzooi. Ze zijn te voet gevlucht, volgens mij is er één gepakt.” |
Verdachte | 14:50 | “Neeee...Pffff, wat een kanker pech zeg.. Niet normaal!!! En die Soldaat, is die een topper, we moeten hem bij staan, en naar wie staat die gelinkt [bijnaam 1] Sir .. Sorry dat ik dat vraag!! Uw moet te allen tijden ingedekt zijn [bijnaam 1] Sir !!!!” |
[naam 19] | 14:52 | ”Ja zyn goeie jongens houden hun bek dicht geen link sir maar die hond slaapt als het goed is! Pfffff ongelooflyk wat een kk kk vloek gewoon” |
Verdachte | 14:55 | “ [bijnaam 1] Sir , soms kunnen dingen zo lopen, we moeten dan even, rust, even tot 3 tellen en alles goed bekijken. Dit is gewoon domweg …Pech...Kut zooi!!!” |
[naam 19] | 15:04 | “Whoooooooooppp whooooooooppp weg en ze gaan allemaal dood.” |
[naam 19] | 16:48 | (Doorgestuurd bericht) “ [naam 58] is aan het bellen nu, en spots Zijn met die andere head. Hij zegt die auto wilde gewoon niet starten ze hebben nog alles aan gedaan om m te starten maar hij wilde niet, die kalas ligt in een sloot en die 2 gtjes zaten nog in die fiets waar ze mee waren. Ze waren voor dat ze vertrokken vanochtend helemaal schoongemaakt met amoniac. Die head snapt niet dat ie fiets niet wou starten hij zweert op alles dat niks aanstond geen radio geen lader in de fiets niks.” |
Op 18 april 2016 gaat het gesprek verder107.:
tijd | bericht | |
Verdachte | 02:34 | “ [bijnaam 1] , wat is de situatie, hoe staan we er voor?” |
[naam 19] | 02:37 | “1 head gepakt maar ze hebben geen moer auto wou niet meer starten, vloek [bijnaam 1] !” |
Verdachte | 02:40 | “Pfffff wat een tering zooi, of de duivel der mee speelt, kan toch niet dat die niet start is gewoon een horror film!! Die andere is wel ok [bijnaam 1] , .. En [bijnaam 1] , als die ergens naar toe moet, zegt U het maar en we laten hem in colo onder brengen of peru of venezuel, pana.. Waar uw maar wilt [bijnaam 1] Sir !!” |
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er PGP-communicatie is tussen [naam 19] en zijn broer [naam 20] voorafgaand en direct na de liquidatie van [slachtoffer 2] . Ook verdachte en [naam 21] worden door [naam 19] snel van de liquidatie op de hoogte gesteld. De in de PGP-communicatie besproken informatie sluit naadloos aan op de feiten en omstandigheden rond de liquidatie van [slachtoffer 2] . Besproken wordt:
- dat er twee schutters (‘heads’) waren (“1 is gepakt” en “die andere is wel ok”),
- dat de auto niet wilde starten omdat de accu leeg was (“kk kk fiets wilde niet starten” en “Die head snapt niet dat ie fiets niet wou starten. Hij zweert op alles dat niks aanstond, geen radio, geen lader in de auto, niks”),
- dat de schutters te voet zijn gevlucht (“Ze zijn te voet gevlucht”), er veel politie aanwezig was (“kk petten snelweg afgezet heli alles”),
- dat de kalasjnikov in de sloot ligt en er twee handvuurwapens in de auto lagen (“Die kalas ligt in een sloot en die 2 gtjes zaten nog in die fiets waar ze mee waren”).
Uit het voorgaande blijkt dat [naam 19] en [naam 20] daderwetenschap hebben. Bovendien had [naam 20] voorafgaand aan de liquidatie PGP-communicatie met één van de opgepakte schutters [naam 57] (‘ [naam 58] ’) en heeft [naam 20] een wipe-verzoek ingediend voor het PGP-adres waarvan [naam 57] op dat moment gebruik maakte toen hij kort na de liquidatie geen contact met [naam 57] kon krijgen – te weten ‘ [PGP-adres 21] ’ – en van het andere PGP adres dat hoorde bij op een het plaats delict aangetroffen PGP telefoon. De rechtbank concludeert dan ook dat er door verdachte, [naam 19] , [naam 20] en [naam 21] is gesproken over de kort daarvoor gepleegde liquidatie van [slachtoffer 2] .
Zodra duidelijk is dat [slachtoffer 2] overleden is, communiceert [naam 19] dit meteen en vrijwel gelijktijdig aan verdachte, [naam 20] en [naam 21] . Daarop reageren ze allemaal bijzonder enthousiast. Verdachte wordt met de berichten “Wooooooooooppppp wooooooppppp” en “1 enkeltje” door [naam 19] geïnformeerd dat er zojuist iemand geliquideerd was. Verdachte reageert daarop met: “Hahahahah..Ya [bijnaam 1] Sir ??? Hahahah…Topppp (…) Hahah..Gezelliggg..!!!!”. Vervolgens wil hij weten om wie het gaat en of iedereen veilig is thuisgekomen. Als [naam 19] daarop antwoordt “ [bijnaam 3] van [naam 59] ”, is het voor verdachte kennelijk meteen duidelijk wie daarmee bedoeld wordt. Hij reageert met “Ok dan en Top”. Verdachte controleert daarna aan wie de opgepakte schutter gelinkt kan worden en verontschuldigt zich voor zijn vraag daarover aan [naam 19] . Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte vooraf wetenschap heeft gehad van een voornemen om [slachtoffer 2] te liquideren. Dat verdachte er kennelijk niet van op de hoogte was dat de liquidatie op 17 april 2016 zou plaatsvinden of wie dat zou uitvoeren, doet daar niet aan af.
Verdachte is zodanig begaan met wat er bij het vluchten van de schutters is gebeurd, dat hij het “een tering zooi” en “een horrorfilm” vindt. Verdachte zegt over de schutter (‘die soldaat’) dat ze hem moeten bijstaan. Verdachte probeert [naam 19] gerust te stellen door te zeggen dat het domweg pech is en dat dingen soms zo kunnen lopen en dat ze dan even rust moeten pakken, even tot drie moeten tellen en alles goed moeten bekijken. Verdachte biedt ook zijn hulp aan met het veilig in het buitenland onderbrengen van de andere schutter die nog voortvluchtig is (“Die andere is wel ok [bijnaam 1] , .. En [bijnaam 1] , als die ergens naar toe moet, zegt U het maar en we laten hem in colo onder brengen of peru of venezuel, pana.. Waar uw maar wilt [bijnaam 1] Sir !!”). Verdachte spreekt in de wij-vorm, waarmee hij zich als mede-eigenaar voor het ontstane probleem opwerpt, hij geeft advies aan [naam 19] en biedt bovendien concreet hulp aan bij het onderbrengen van de andere schutter in het buitenland.
Het verweer dat verdachte geen enkele rol of wetenschap heeft gehad ten aanzien van de liquidatie van [slachtoffer 2] , wordt gezien bovenstaand bewijs verworpen.
Verdachte heeft zich met betrekking tot de aan hem gekoppelde communicatie met [naam 19] beroepen op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft wel opgemerkt dat ‘ [gebruikersnaam] ’ passief reageert op wat [naam 19] stuurt en dat daaruit zou blijken dat ‘ [gebruikersnaam] ’ in werkelijkheid geen belang bij de liquidatie van [slachtoffer 2] zou hebben.
De rechtbank is het echter met de officier van justitie eens dat het aanbieden van een schuiladres aan de schutter van een zojuist gepleegde liquidatie niet gezien kan worden als passief gedrag, maar juist wijst op actieve betrokkenheid. Daar komt bij dat verdachte informeert naar de schutters en in de wij-vorm spreekt als hij vraagt: “Hoe staan we ervoor?” Ook complimenteert hij [naam 19] voor de juiste instructie die hij aan zijn mensen heeft gegeven om meteen de huizen van de schutters schoon te laten maken.
De rechtbank overweegt voorts dat uit deze communicatie blijkt dat er kennelijk meer doelwitten zijn. De gespreksdeelnemers weten niet meteen of [slachtoffer 2] overleden is, omdat ze op RTV Utrecht hebben gelezen dat het slachtoffer ( [slachtoffer 2] ) naar het ziekenhuis zou zijn gebracht. Volgens [naam 19] zijn het dan dus geen ‘headshots’ geweest. Ze zijn benieuwd of het “een whoooop whooop of strond” gaat worden. Daarop zegt [naam 20] : “Hoop 1 dikke wooooop woooop”. Als blijkt dat [slachtoffer 2] overleden is, communiceert [naam 19] dit met de woorden: “Wooooooooooppppp wooooooppppp hahahaha insch’allah!” De rechtbank maakt daaruit op dat met de woorden “whoooooooppppp whooooooppppp” een geslaagde liquidatie wordt bedoeld. De rechtbank stelt vervolgens vast dat [naam 19] tegen verdachte zegt: “Whoooooooooppp whooooooooppp weg en ze gaan allemaal dood.”. Ook [naam 21] zegt iets soortgelijks tegen [naam 19] : “Sirrr inscha’allah alleeen maaar whooop whoooopss achtermekaar!!! Van die ene hoeren kind! Na de andere 1 voor 1 net een domino!!!!!”
Overige doelwitten? ‘ [website] ’, ‘ [naam 56] ’, ‘ [slachtoffer 4] ’ en ‘ [slachtoffer 3] ’
In het hiervoor weergegeven PGP-gesprek tussen verdachte en [naam 19] van 17 april 2016, waarin verdachte door [naam 19] werd geïnformeerd over de liquidatie van [slachtoffer 2] , is ook het volgende besproken108.:
[naam 19] | “1head is veilig anders gepakt sir ! Die kk kk [website] moet slapen sir !” |
Verdachte | “Kijk, die hoere kind is we’ll een kandidaat want die man gaat echt te ver, maar we moeten weten ht goed te doen!!!!” |
[naam 19] | “De [website] met ze fotos, moet dood!” |
[naam 19] | “Nog geen contact met heads! (…) kk petten snelweg afgezet heli alles dus we gaan het horen insch’allah mooie woooopppp woooopppp en vanavond die [slachtoffer 3] ”. |
Verdachte | “Hahahaha..Ok dannnn..hahaha..Topppp [bijnaam 1] Siirrr.. Hahahha.. Ok dannn!!! Haha..Whoopppp. Whooopp !!! Hahah toppp” |
[naam 19] | “Die [slachtoffer 3] sir ! (…) Moet gaan!” |
Verdachte | “ [bijnaam 1] Sir .. Als we hem in die kanker tent laten slapen, is het daar zo moeilijk.. als ik kamikaze boys stuur..komen ze niet weg denkt u in de drukte…?” |
[naam 19] | “Nee sir dat is beter zich zelf opblazen onmogelyk heb u exact door gestuurt hoe die hoer doet. Maar gaan hem thuis doen sir heb jongens gaan kamikaze 1000000% sir hy gaat!!” |
Verdachte | “Pffff .. [bijnaam 1] Sir .. Aub .. Aub , laat ons een paar mee sturen .. Aub .. Sir kijk , U bent familia Sir , dus u is ik en ik ben u , en samen zijn we wij [bijnaam 1] Sir .. Dus als wij hem kunnen zakken dan doen we dat , .. Maar Sir , als we twee jongens kunnen laten langs lopen zonder masker of handschoenen , .. Zodra die ergens loopt , dan meteen zakken .. Openlijk !! .. In die club zou gewoon binnen zijn , denk u niet dat die mensen dan in paniek overal gaan rennen Sir ?” |
[naam 19] | Nee die kk hoer sir heeft by iedereen yzers en heads verzamelt sir spotters en heads zitten nu nu op hem sir geef [contact 3] even aub die man gaat zakken sir en daarna sir hun moeders kinderen vaders ben er klaar mee ze feesten op [bijnaam 3] sir en willen ons echt dood”. |
Verdachte | “ [bijnaam 1] sirr .. Nooit zeggen geef me even , .. We hebben alle tijd van de wereld , als we maar geen risico nemen want wil die hoeren geen enekel vreugde meer geven , tot dat we ze weg sturen naar hun moerrrrrrrr !!!!!” |
[naam 19] | “Die kk hoer sir heeft bij iedereen yzers en heads verzamelt sir , spotters en heads zitten nu op hem sir , geef mij even aub, die man gaat zakken sir en daarna sir hun moeders kinderen vaders ben er klaar mee ze feesten op [bijnaam 3] sir en willen ons echt dood heads heb ik geregelt voor die [slachtoffer 4] we gaan [bijnaam 3] trots maken vandaag was die [bijnaam 3] van [naam 59] hy gaf teveel info ook [bijnaam 3] en al onze jongens feesten vandaag! Sir en ik ga zelf geen onzin heads meer geld wolfen niks anders altijd onzin heb alleen goeie top driver nodig voor damsko is [bijnaam 3] ze gebied!” |
Verdachte | “ [bijnaam 1] sirr..Nooit zeggen geef me even,.. We hebben alle tijd van de wereld, als we maar geen risico nemen want wil die hoeren geen enkele vreugde meer geven, tot we ze wegsturen naar hun moerrr!!! Ga nu meteen vragen voor damsco sir , voor welke is dat Sir ? En sir , die [slachtoffer 4] .. Die kunnen we toch in Frankrijk zakken, die hitter staat klaar, en betalen die driver meteen!!!” |
[naam 19] | “Deze hoerenzoon gaat in mijn stad Tetouan sir . Is geregelt morgen alle infoe heads gaan hem open snyden” |
Verdachte | “Deze kanker vieze rat,..Laat U mijn deze open laten snijden [bijnaam 1] Sir ” |
[naam 19] | “ Sir zullen die kk [naam 56] laten slapen?” |
Verdachte | “Hahaah.. [bijnaam 1] Sir ..Haha.. Ik hou van U.. Haha.. Dat zijn echte gedachtes, maar nee.. Wij hadden die hoofdpijn een tijd was moe.. Wachten en kijken of we ht anders kunnen doen, wij hadden dat toen tegen mensen alle gezegt en kregen zwaar hoofdpijn !!! [bijnaam 1] Sir , we doen wat we moeten doen, .. Fuck ze, maar we moeten scherp en tacktisch te werk gaan !!!” |
Tussenoverweging rechtbank: De rechtbank stelt vast dat – nadat verdachte door [naam 19] was geïnformeerd over de zojuist uitgevoerde liquidatie van [slachtoffer 2] – verdachte en [naam 19] het gesprek vervolgen met de bespreking van personen die zij aanduiden als ‘ [website] ’, ‘ [naam 56] ’, ‘ [slachtoffer 4] ’ en ‘ [slachtoffer 3] ’.
Over ‘ [slachtoffer 3] ’ wordt besproken dat ‘die moet gaan’ en ‘moet slapen’ en dat ze hem ‘laten zakken’ als ze dat kunnen. Ook ‘ [website] ’ moet ‘slapen’, ‘gaan’ en ‘dood’. Verder moet ook ‘ [naam 56] ’ ‘gaan slapen’ en gaan ze ‘ [slachtoffer 4] ’ ‘laten zakken’ en ‘open snijden’. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze bewoordingen, mede gelet op de context van het gesprek over [slachtoffer 2] die zojuist geliquideerd was, dat verdachte en [naam 19] hier soms concreet en soms in meer algemene termen spreken over deze personen als gemeenschappelijke doelwitten om te vermoorden.
Verdachte heeft zich ten aanzien van deze berichten op zijn zwijgrecht beroepen. De verdediging heeft wel als mogelijke interpretatie van de gesprekken gegeven dat ‘ [gebruikersnaam] ’ probeert om [naam 19] naar de mond te praten, probeert mee te bewegen en probeert tegen te houden als [naam 19] ‘ [website] ’, ‘ [naam 56] ’ en ‘ [slachtoffer 3] ’ noemt.
De rechtbank leest de reacties van verdachte anders.
Op het moment dat [naam 19] schrijft dat ‘die kk kk [website] moet slapen’ reageert verdachte daarop door te stellen dat ‘dat hoere kind wel een kandidaat is maar dat ze het wel goed moeten weten te doen’. Verdachte zegt niet dat ‘ [website] ’ niet geliquideerd zou moeten worden. Hij zegt slechts dat ze het wel goed moeten doen.
Op het bericht van [naam 19] dat ze die avond ‘ [slachtoffer 3] ’ gaan doen, reageert verdachte door te vragen: “Aub, laat ons een paar mee sturen”. Ook zegt verdachte: “Als we maar geen risico nemen want wil die hoeren geen enkele vreugde meer geven”. De rechtbank leest ook hierin niet dat verdachte afhoudt of alleen mee veert. Verdachte wil juist graag meedoen door een paar van zijn mannen mee te sturen. Ook denkt verdachte mee door zich af te vragen of de ‘kamikaze boys wel weg kunnen komen in de drukte als ze hem in die kanker tent laten slapen’ omdat mensen in paniek overal naartoe zullen gaan rennen.
Wat betreft het voorstel van [naam 19] om ‘ [naam 56] ’ te laten slapen ligt de situatie iets genuanceerder. Daar lijkt verdachte inderdaad afhoudender, aangezien zijn eerste reactie is: “Dat zijn echte gedachtes, maar nee”. Maar vervolgens zegt verdachte ook: “Wachten en kijken of we het anders kunnen doen”. Het is niet duidelijk wat verdachte daarmee bedoelt, het kan immers duiden op een andere (mogelijk niet gewelddadige) manier om een probleem op te lossen, maar het sluit geweld evenmin uit. Wat hier ook van zij, ten aanzien van [website] en [slachtoffer 3] is in ieder geval zeker geen sprake van een afhoudende opstelling van verdachte.
Al met al wordt het verweer van de verdediging dat verdachte uitsluitend een beetje meebuigt, de boel afhoudt en niet serieus meedenkt over het liquideren van verschillende mensen verworpen.
Gelet op al het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte PGP-gesprekken heeft gevoerd over de geliquideerde [slachtoffer 2] en over andere mogelijke liquidatiedoelen (‘ [website] ’, ‘ [naam 56] ’, ‘ [slachtoffer 4] ’ en ‘ [slachtoffer 3] ’).
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze berichten serieus te nemen zijn en of verdachte de bedoeling had om samen te werken om deze personen te liquideren. Ter beantwoording van die vraag heeft de rechtbank acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
Doelwit ‘ [website] ’
Het dossier bevat een PGP-gesprek tussen [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) en [naam 21] ( [PGP-adres 16] ) waarin zij op 17 april 2016 het volgende bespreken109.:
[naam 19] | “Die [website] regel alleen driver die hoeren zoon moet slapen weer foto van [bijnaam 5] en [bijnaam 9] !! En wie wie heeft gegeven moet ook slapen! Regel alleen driver sir damsko is u gebied”. |
[naam 21] | “Ja sirr ben aant rond vragen wie foto heeft gegeven. Maar genen die heeft gegeven gaat nooit zeggen! Dus ben aan’t uitzoeken! Sir . Ja driver ga k ff kijken sir maar weten ze al waar die [website] woont enz!?” |
[naam 19] | “ Sir die is simpel die hoerenzoon gaat!! Openlyk klaar al die kk journalisten moet weten niet meer fotos info teveel sir !” |
Op 24 maart 2016 zegt [naam 1] ( [PGP-adres 11] ) tegen [naam 19] ( [PGP-adres 6] )110.:
“We hebben die man nodig die die bommen maakt sir pffff dat zijn ze hoor!!! die ontsteker is top !! Ahhahaha”
“Neee zijn gewoon lafe honden sir niks met geloof te maken maar zo mantje. Hebben die prof is met bommen maken doekoe geven uit die shit haaien voor [naam 58] zorgen maar allen bommen en onstekers voor ons maaken !! Ahahahahh”
“Hhahahha jaa sir moet een zogoeie maker hebeen dan is echt klaar hoor maar denk is mekteb dat nog niet in onze handen is gevallen anders afgelpen !! Ahahahha.”
Op 21 juli 2016 is ontdekt dat er een bom was bevestigd onder de auto van [naam 17] .
[naam 17] heeft in het onderzoek naar de mislukte aanslag op zijn leven (onderzoek 13Raspvijl) verklaard: “Ik heb gehoord dat het uit de hoek van 26Koper komt. Ik heb weer wat stukjes geschreven over 26Koper. [naam 1] hoort daar ook bij. Samen met [naam 19] en [verdachte] . [naam 1] regelt de moorden enzo. [naam 19] is de man met het geld. Samen met [verdachte] heeft hij de lijnen overgenomen van die Frankie Pannekoek. Ik hoor uit het milieu dat het uit deze hoek moet komen. En dat het te maken heeft met de stukjes die ik schrijf”.111.
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat verdachte en [naam 19] op 17 april 2016 met elkaar bespreken dat ‘ [website] ’ te ver gaat met zijn foto’s. Met [naam 21] heeft [naam 19] het ook over ‘ [website] ’ en dat ‘die hond moet slapen’ vanwege foto’s van ‘ [bijnaam 5] ’ en ‘ [bijnaam 9] ’. [naam 19] zegt: “Al die kk journalisten moet weten niet meer fotos info teveel sir !” Het is een feit van algemene bekendheid dat [naam 17] een misdaadverslaggever en websitecolumnist was en dat hij de website [website] had opgericht. Op zijn website deed [naam 17] verslag van nieuws uit de onderwereld, plaatste foto’s en noemde namen. [naam 17] heeft verklaard dat hij artikelen over ‘ [verdachte] ’, [naam 19] en [naam 1] heeft geschreven. In het licht van de mislukte bomaanslag op 21 juli 2016 is het opvallend dat [naam 1] op 24 maart 2016 tegen [naam 19] zegt dat ze die man nodig hebben die bommen maakt en dat de ontsteker top is. [naam 17] heeft naar aanleiding van de mislukte aanslag verklaard dat hij uit ‘het milieu’ heeft gehoord dat de mislukte aanslag op zijn leven te maken heeft met de stukjes die hij heeft geschreven over ‘ [verdachte] ’, [naam 19] en [naam 1] .
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat kan worden vastgesteld dat met ‘ [website] ’ [naam 17] werd bedoeld en dat door verdachte, [naam 19] , [naam 1] en [naam 21] wordt besproken dat [naam 17] geliquideerd moet worden. Verdachte en [naam 21] proberen op 17 april 2016 om een chauffeur (‘driver’) daarvoor te regelen.
Doelwit ‘ [slachtoffer 3] ’
Op 17 april 2016 spreken [naam 19] en [naam 21] over ‘ [slachtoffer 3] ’112.:
[naam 21] | “Sirrr inscha’llah alleeen maaar whooop whoooooopss achtermekaaar!!! Van die ene hoeren kind! Na de andere 1 voor 1 net een domino!!!!!!” |
[naam 19] | “Vanavond insch’allah [slachtoffer 3] hahaha |
[naam 21] | “Ghir sir ghir alleen focus sir focus! En komt goed 1 voor 1 tabonjemahom!!” |
[naam 19] | “Amin amin sir !! Allemaal hoerenkinderen 1 voor 1!” |
[naam 19] ( [PGP-adres 4] ) en [naam 20] ( [PGP-adres 5] ) bespreken in het gesprek dat zij op 18 april 2016 voeren naar aanleiding van de liquidatie van [slachtoffer 2] , ook het volgende:
[naam 19] | “Hahaha ok brot ghir insch’allah als alles goed is door na [slachtoffer 3] !!”. |
[naam 20] | “Inschallah brot, ghir. En als heads goed zijn weggekomen dan horen we dat vandaag nog, dan kunnen ze door met [slachtoffer 3] ”. |
[naam 19] | “Vanaovond insch’allah [slachtoffer 3] hahaha”. |
[naam 19] | Brot [slachtoffer 3] !! Doorgaan”. |
[naam 19] | “ [slachtoffer 3] waar die ook is!” |
[naam 20] | “Inschallah brot, gewoon rustig en kalm en afwachten.” “Beste laten we vandaag afkoelen en head effe van straat houden. En ze moeten verder plannen hoe ze gaan doen die [slachtoffer 3] , en spots hebben nieuwe fietsen nodig (..) Dat lijkt mij nu het beste en overal is blauw van de petten zelfs op de snelweg.” |
[naam 19] | Die [slachtoffer 3] hoer wat gaan we doen?” |
[naam 20] | Die gaan we gewoon doorzetten die hoer, zodra spots nieuwe auto hebben dan meteen bepreken hoe en wet, en laat ze bij meet&eat checken en bij vandaag, overal. Die hond gaat slapen ghir inschallah.” |
Tussenconclusie rechtbank: Het gesprek tussen [naam 19] en [naam 20] is hetzelfde gesprek als waarin zij de zojuist gepleegde liquidatie op [slachtoffer 2] bespreken. [naam 19] en [naam 20] bespreken met elkaar of ze meteen doorgaan met ‘ [slachtoffer 3] ’ als de schutters (‘heads) van de liquidatie van [slachtoffer 2] goed zijn weggekomen. [naam 19] wil dat ze die avond doorgaan met ‘ [slachtoffer 3] ’, maar [naam 20] vindt dat ze vandaag beter kunnen afkoelen en schutters (‘head’) van de straat kunnen houden. Ze moeten verder plannen hoe ze die ‘ [slachtoffer 3] ’ gaan doen en de observanten (‘spots’) hebben nieuwe voertuigen (‘fietsen’) nodig. Bovendien is nu overal politie (‘blauw van de petten’), zelfs op de snelweg. De rechtbank maakt hieruit op dat het plan om ‘ [slachtoffer 3] ’ te liquideren serieus en voor zeer korte termijn gepland is. Dat met ‘ [slachtoffer 3] ’ [slachtoffer 3] wordt bedoeld, kan naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld zoals wel door de officier van justitie is gesteld. Dat ‘ [slachtoffer 3] ’ een bijnaam is van [slachtoffer 3] blijkt immers alleen uit een afschermproces-verbaal dat niet voor het bewijs kan worden gebruikt. De rechtbank volstaat dan ook met de vaststelling dat ‘ [slachtoffer 3] ’ een beoogd doelwit van verdachte en [naam 19] is.
Doelwit ‘ [slachtoffer 4] ’
Op een onder [naam 1] inbeslaggenomen PGP-telefoon is het volgende gesprek van 14 maart 2016 tussen verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 1] ( [PGP-adres 11] ) aangetroffen113.:
Verdachte | “Broer.. We gaan nodig hebben dat [naam 60] naar colo gaat broer, een neef van die [naam 7] , die slang gaat daarheen, en we kunnen hem pakken, ik denk dat ht [slachtoffer 4] is.. Kunnen we alles van he afpakken, we gaan hem handel laten af geven.. Zo een 500 kilo.. En die gaan we dan afpakken en dan is die weg broer.. Is dat ok? Laat Sir ons ook daar bij helpen en we verdelen de buit met hem!” |
[naam 1] | “Jaaa start broer maar weet niet of we sir met deze moeten laten bemoeien want tijdje geleden zij ik hem ook die [slachtoffer 4] moet slapen wisten alles van hem toen was hij niet zo happig hij zij heb niks met hem maar met die andre broer dus denk dat we deze beter zelf kunnen fixen maar zoizo kan ik hem vragen als je wilt [bijnaam 1] ?”” |
Verdachte | “Nee, .. Niet doen.. Dan fixen we zelf,.. Maar laat [naam 60] alvast daar heen gaan dan, .. Want we gaan een ontvoeren daar, moeten we even alles weten van hem !!!” |
In het PGP-gesprek dat verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) naar aanleiding van de liquidatie van [slachtoffer 2] op 18 april 2016 voeren, bespreken zij ook het volgende114.:
Verdachte | “Aaaaahhhhhh.. [bijnaam 1] Sirr..Als we dan fixen, maar Sir , onze broer en Ik hebben U al gezegt, die jongens staan klaar Sir .. Niet zo doen, aub..Aub..Deze kanker vieze rat,..Laat U mijn deze open laten snijden [bijnaam 1] Sir , die boys staan al klaar Sir ..!!” |
[naam 19] | “ Sir u bent echt een wyze man mocro erin kan alles maar mocro zyn grootste hoeren die er zyn sir ! Daarom heb heads van [contact 3] stad geregelt kamikaze gaaan door voor ons sir kennen de weg en direct zodiac in na. Span sir geeft [contact 3] deze week ga hem letterlijk kapot snyden!!! Ze gaan voelen wat woede is en vooral nu [bijnaam 3] er niet is! Sir wy zyn 1 dus aub denk met [contact 3] mee en ik met u!” |
[naam 19] | “Schutters, alles staat klaar. Als [slachtoffer 4] in Tetouan is hij door, klaar.” |
Verdachte | “Toppp sir … Dat is top nieuws!!!!!” |
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat verdachte op 14 maart 2016 met [naam 1] bespreekt om ‘ [slachtoffer 4] ’ te pakken. De rechtbank volstaat met de vaststelling dat ‘ [slachtoffer 4] ’ een doelwit is, nu met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat daarmee de door de officier van justitie gestelde ‘ [slachtoffer 4] ’ wordt bedoeld.
Verdachte stelt voor om dit samen met [naam 19] (‘ [bijnaam naam 19] ’) te doen. [naam 1] antwoordt dat hij verwacht dat [naam 19] ‘ [slachtoffer 4] ’ niet interessant vindt. Verdachte beslist vervolgens dat ze het dan zelf gaan doen. Hieruit blijkt in ieder geval dat [verdachte] degene is die uiteindelijk beslist. Kennelijk heeft [naam 1] het echter verkeerd ingeschat, want uit het PGP-gesprek tussen verdachte en [naam 19] maakt de rechtbank op dat [naam 19] het toch op ‘ [slachtoffer 4] ’ heeft gemunt en dat al is geregeld dat de schutters (‘heads’) ‘ [slachtoffer 4] ’ gaan opensnijden. Als [slachtoffer 4] in Tetouan is dan is hij volgens [naam 19] dood. Alles is al geregeld, schutters staan al klaar en ‘morgen’ krijgen ze alle informatie. Verdachte wil ‘ [slachtoffer 4] ’ echter in Frankrijk ‘laten zakken’. Hij zegt: “Niet zo doen, aub..Aub..Deze kanker vieze rat,..Laat U mijn deze open laten snijden [bijnaam 1] Sir , die boys staan al klaar Sir ..!!” De rechtbank kan dit bericht niet anders uitleggen dan dat verdachte graag degene wil zijn die de liquidatie van ‘ [slachtoffer 4] ’ voor zijn rekening neemt. Met de officier van justitie krijgt de rechtbank de indruk dat verdachte en [naam 19] lijken te strijden om wie ‘ [slachtoffer 4] ’ voor zijn rekening mag nemen. [naam 19] legt vervolgens aan verdachte uit dat het beter is om ‘ [slachtoffer 4] ’ in Tetouan te liquideren omdat hij daar schutters heeft vanuit zijn eigen stad die de weg kennen en direct op een speedboot (‘zodiac’) kunnen stappen richting Spanje. De rechtbank gaat dan ook niet mee in de stelling van de verdediging dat ‘ [gebruikersnaam] ’ probeert om [naam 19] op andere gedachten te brengen ten aanzien van het liquideren van ‘ [slachtoffer 4] ’. Verdachte probeert [naam 19] slechts over te halen om ‘ [slachtoffer 4] ’ in Frankrijk te doden in plaats van in ‘Tetouan’. De rechtbank maakt hieruit op dat het plan om ‘ [slachtoffer 4] ’ te vermoorden serieus en concreet is en verdachte actief meedenkt over de beste uitvoering van een beoogde liquidatie en deze liquidatie graag op zich wil nemen.
De rechtbank zal hierna beoordelen of uit het dossier andere doelwitten van verdachte blijken.
Andere doelwitten? ‘ [naam 7] ’
Het dossier bevat een PGP-bericht tussen [naam 1] ( [PGP-adres 8] ) en [naam 23] ( [PGP-adres 13] ) waarin [naam 1] op 16 september 2015 tegen [naam 23] zegt dat hij ‘die brada van [naam 58] wil laten zakken’.115.
In een PGP-gesprek op 19 september 2015 bespreken [naam 19] ( [PGP-adres 7] ) en een onbekend gebleven gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 25] het volgende:116.
[naam 19] | “Wat kunt u [contact 3] zeggen over die [naam 7] broertje? |
[PGP-adres 25] | “Die [naam 7] broertje van [naam 58] hoor ik in de wandelgangen dat die veel in dubai zit en soms naar barca gaat maar wanneer weet ik niet broer.” |
[naam 19] | “Broertje van [naam 58] die is zwaar op ze hoede” |
[PGP-adres 25] | “Die flikker van [naam 58] broertje die komt niet naar nl hoor niks van hem broer…” |
Op dezelfde dag heeft [naam 19] ook een PGP-gesprek met de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 26] (hierna: [PGP-adres 26] ) waarin hij over ‘ [naam 7] ’ spreekt:117.
[naam 19] | “Deze moeten snel gaan rasta ze hebben veel geld en hebben veel geld op onze hoofd gezet!!” |
[PGP-adres 26] | “Ok dan moet je inderdaad een oorlogsverklaring gaan afgeven, maar [bijnaam naam 19] doekoe en ballen hebben zijn 2 dingen. Jij en [bijnaam 5] hebben fucking koeieballen, hun zijn allemaal snuivende maloten. Ze komen er wel achter Denken echt dat geld hun gaat redden.” |
[naam 19] | Ja precies ga iedereen afmaken die met [naam 7] wat doet. Iedereen gewoon!!!” |
[PGP-adres 26] | “Ik ga je met die joe militie laten kontakten. Kijk maar wat jullie voor elkaar kunnen betekenen.” |
Het dossier bevat tevens een PGP-gesprek tussen verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 1] ( [PGP-adres 11] ) op 14 maart 2016, waarin verdachte een door hem op 13 maart 2016 ontvangen bericht van [naam 22] ( [PGP-adres 18] ) doorstuurt naar [naam 1] :
“ [bijnaam 1] is tiara residence on palm juneirah please if you sent some body make sure very very clean face becase they look allot around must of the time is from 5pm but some time also late. After the gym they go eat something at the bar and they sit always inside”.
Verdachte schrijft daarbij de tekst:
“Dit is die plek waar [naam 7] gaat sporten steeds broer, kan je dit aan die OT man sturen..?”
Op 18 maart 2016 stuurt verdachte ( [PGP-adres 3] ) wederom een bericht door dat hij die dag van [naam 22] heeft ontvangen:
“ [bijnaam 1] the place I told you last time is sure 4 times a week where he is going out I don’t know because many place here so can be difficult because he can change I think the gym is the best way easier one try option if not work I will make a meeting with him and you will sent the photograph”.118.
Verder zegt verdachte in hetzelfde gesprek tegen [naam 1] :
“Die kanker rat .. Die moet broer, die is meteen KO broer. En die kanker gasten kunnen niet altijd zo een geluk hebben ..!!!! Ik heb geloof in die taxis broer!!!!!”119.
Op 4 april 2016 stuurt [naam 23] ( [PGP-adres 20] ) naar [naam 1] ( [PGP-adres 12] ) dat hij een hotel heeft geboekt voor 6 april tot 20 april. Vervolgens vindt op 6 april 2016 de volgende berichtenwisseling tussen [naam 23] en [naam 1] plaats:120.
[naam 23] | “Broer ik ben in Dubai. Ben ingechekt in het hotel.” |
[naam 1] | “Nog geen nieuws van taxi’s niks?” |
[naam 23] | “Nee broer we gaan vanavond lokale tijd 10 uur met hun afspreken dan wat eten met ze. Wil je dat we aan het werk gaan hier met buurten afgaan? JBR Palm en The Hills? Dan gaan we alvast daarmee aan het werk zo.” |
[naam 1] | Jaa broer aub die man moet toch te vinden zijn en binnen kort is er een feest waar die zeker gaat zijn dan moetje daar na toe maar nu gewoon goed kijken daar en die taxis zet ze op scherp dat is belangrijk.” |
[naam 23] | “Oke broer. Ik ga zometeen dan beginnen met werk hier. Taxi jongens zijn we vanavond mee. Oke bro als die plek van de feest tijdig bekend is dan kan ik samen met me [bijnaam 3] daar al voor werk doen. Dan op de dag van de feest ga ik naar binnen en me [bijnaam 3] blijft in de auto achter om gelijk op mijn teken dan die persoon te volgen zodra hij het feest verlaat en dan voeg ik 15 min later om te volgen.” (…) “Broer ben net klaar met eten met de taxi jongens. De auto is niet gespot nog door hun. Ze zitten er op. Ze hebben ook een andere optie gegeven. Op internet kan je aan de hand van kenteken de boetes inzien en de auto details. Als die persoon vaak boete maakt op een bepaalde traject dan weten we in ieder geval welke traject en rond hoelaat hij die aanhoudt. Misschien kan ik een patroon ontdekken als er een boete geschiedenis is van die auto. Kan ik die kenteken nachecken op internet bro? De website is gewoon van de overheid ook om je belasting boetes etc te betalen.” |
[naam 23] | “Broer een overzicht van vandaag: Ochtend vanaf 06:00 tot 09:00 hebben we bij Al Bateen residence en Marina boulevard gepost. Marina boulevard is de gewezen plek waar die persoon zou hardlopen elke ochtend. Hier heb ik samen met mijn [bijnaam 3] om en om gezeten en rondgelopen. Die persoon hebben we niet gezien. Na 09:00 wordt het te benauwd om te sporten/hardlopen. Al Bateen hebben we ook niet 1 van de genoemde autos gespot. Daarna zijn we rondjes gaan rijden bij de Palm, daar ook geen vooruitgang geboekt. The Hills gaan we vanavond heen bro. We blijven concentreren dagelijks op Jbr palm en The Hills bro.” |
Uit vluchtgegevens van [naam 23] blijkt dat hij op 5 april 2016 en op 20 april 2016 betalingen heeft gedaan op het nationaal vliegveld van Dubai.121.
[naam 23] heeft op 20 april 2020 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij meerdere keren in Dubai is geweest en dat het mogelijk was dat hij hier in april 2016 ook was.122.
In een PGP-gesprek tussen verdachte ( [PGP-adres 3] ) en [naam 22] ( [PGP-adres 18] ) op 16 en 17 april 2016 bespreken zij het volgende met elkaar:123.
Verdachte | “We are looking mi [bijnaam 1] , but y think he did not go, the Colombian mema was whit him there!! And please we have to know all from him please!!! Where will you meet him [bijnaam 1] ? Some were where we can follow him?” |
[naam 22] | “ [bijnaam 1] I know your idea already You want take him here ))) Is difficult but not impossible.” |
Verdachte | “ [bijnaam 1] , y have to tell you out of respect, and y have wapens and all, Ak..! But because the mate want to live there y wille do whit knife, I have the ninjas there ready and y see him one place y do him.. But y can not bring you in problems, so if you meet him and and 100 meter away we stab him, you will have problems mi [bijnaam 1] ...Pffff.. [contact 3] head is going overtime to get him.. Y have not seen him, 1 time we saw him mall with black bently.. But when the ninja came he was gone!!!!!” |
[naam 22] | “Hi [bijnaam 1] (…) I spoke with kar today I will meet him Wednesday.” |
Verdachte | “Mi [bijnaam 1] , you give me much power and make me happy that y tell you , because y respect you and never ever want to bring you problems .. And never ever want the mate to feel bad of also problems , because he is starting to go there, .. But you are to long there !!! So the problem will be much more bigger for you mi [bijnaam 1] !!! Ok [bijnaam 1] , then y will do whit knife for 100 % .. Y will put the iron away .. So we don't have problems .. We have 2 ninjas there , .. They are there for the moment we see him , one will do it , other one will look if all go good he don't do nothing !!! They are real man and know what will happen but all is fixed so don't worry !! Y think what you say is the best , this Dog was in cavaly club , whit colombian people .. We where there but the ninja could not come in , he had a problem whit some one that day , .. He was very very very lucky that dog , our OT man made pictures inside !!!! Pfffffff .. We have to know when he will be some where N mall .. restaurant .. Terrasa , and they come and finish mi [bijnaam 1] .. Then all is again a bit back to normal , you willsee , .. Now because he is paranoid and very afraid , he has lost to much work and other colombian don't want to work like they do , .. They los .. 1950.. 3000 ..5000 3700 .. All in short time and colombian all say this is because his problem .. Because he is paranoid , he pay to get me but other make him crazy so he give all the time money .. You understand .. So never will be calm if he is walking around and paying to make war .. Like a bitch .. Hiding there !!!!” |
[naam 22] | “ [bijnaam 1] GPS we can put on his car so we will know where he lives. The house can be also an option I tell you why. Must of the building in dubai if you go true the garace and take emergency stairs is no cameras so the job can be done very clean just follow him when he go back home the ninja go true the emergency stairs wait him when he come out from the elevator on his floor.” |
Verdachte | “Perfecto [bijnaam 1] .. Perfecto !!!! That’s the best place [bijnaam 1] , he will be relax there .. Perfecto!! And [bijnaam 1] y can send girl also for him.. He think is hooker for him, she will tell us where they are, y put Gps on her phone!!” |
Op 7 april 2016 is [naam 1] in Ierland aangehouden.124.
Op 17 april 2016 bespreken [naam 23] ( [PGP-adres 20] ) en de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 27] (hierna: [PGP-adres 27] ) het volgende:125.
[PGP-adres 27] | “Ik ben strakke gezien en hij zocht al contact met je op maar hij kon mij niet bereiken. Hun wisten het al vorige week dat ie was geveegd. Hij wist ook niet voor wat je daar was. Hij denkt die brada van die sc maar als hij iets anders ís dan moet je me zeggen. Hij heeft alleen bc1 en pgp hij heeft geen ennet. Als je daar bent op zoek naar casper het vriendelijke spookje dan kan je beter terug komen. lk heb die mail van hem hier en ga het opslaan bij deze boxer. Hij vroeg me om die ot gasten te gebruiken maar hij wilde jou daar overspreken. Die [bijnaam 11] heeft het goed die gasten daar hebben al spullen voor hem gebracht etc.” |
[naam 23] | “Oke broer. Ja ik ben hier voor die brada broer. Die info moest nog van [bijnaam 11] komen. Dus hier alles opdoeken bro? Moe. Hoe is het met [bijnaam 11] en wat zeggen ze is hij weg tijdje?” |
[PGP-adres 27] | “Bro ik weet niks van die mission daar en strakke ook niet. Je hebt geen pgp dus je kan ook geen contact met hem maken. Dus wordt moe zo. Beter kom je terug als je níks van die man hebt gezien en die kosten van je worden sowieso gedekt want als het goed is het voor [bijnaam 1] . Niemand heeft hem nog gesproken maar die sir heeft contact met die advo van hem daar en als het goed is gaat hij alleen voor dat boekje even zitten daar hij heeft aangegeven dat die klokkies en die doekoe niet van hem zijn dus dat kan van tafel worden geschoven. Maar je weet nooit wat zal gaan komen maar tatta heeft niet om hem gevraagd. Hij ís wel onderwerp van de dag gekkk klein hoofdje ook. Superr moe man wollah alles valt in duigen zo die strakke heeft contact met die [bijnaam 1] en sir . Heb je sir vandaag weer zien spelen fc knudde is weer bezig hoor.” |
[naam 23] | “Ja bro wollah [bijnaam 11] is nodig buiten. En dan trappen we hem naar niffo bergen in. Is voor [bijnaam 1] bro. Safie ik ga hier opdoeken en pleitte. Dan als ik er ben maken we contact met Strakke. Voor wat willen ze de OT jongens gebruiken bro? Sir moe. Raar. Moe.” |
Vervolgens stuurt [PGP-adres 27] op 18 april 2019 naar [naam 23] ( [PGP-adres 20] ): “Bro [bijnaam 1] gaat je mailen als hij je mailt moet je zeggen welke hunter ben je. Hij gaat je moeten zeggen kakkerlakken. Hij zegt je moet nog even blijven. En deze of gasten moeten een gps halen en Jou kant op sturen gekk.”
Tijdens de aanhouding van verdachte op 20 oktober 2017 in Chili is op een onder hem inbeslaggenomen telefoon een door hem ontvangen foto aangetroffen waarop een persoon is te zien die opvallend veel gelijkenissen vertoont met [naam 7] Bouyakrichan. De foto bleek gehaast te zijn gemaakt en de achtergrond van de foto is donker. Mogelijk is de foto ergens binnen gemaakt, zonder dat de persoon op de foto hiervan op de hoogte was.126.
‘ [bijnaam 10] ’ is in het criminele milieu een bekende bijnaam van [naam 6] . [naam 7] is de oudere broer van hem.127.
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat verdachte en [naam 22] spreken over het ontmoeten van een persoon die ze willen neersteken (“stab him”). Deze persoon wordt door verdachte en [naam 22] aangeduid met ‘ [naam 7] ’. [naam 19] en [naam 1] zijn al in september 2015 op zoek zijn naar een persoon die wordt aangeduid met ‘ [naam 7] ’ en/of ‘broertje/brada van [naam 58] ’. Nu ‘ [bijnaam 10] ’ een bijnaam is van [naam 6] en [naam 7] zijn broer is, zou het om [naam 7] kunnen gaan. Bovendien is uit de communicatie tussen verdachte en [naam 22] op te maken dat er een foto is gemaakt van de persoon waarnaar ze op zoek waren (“Our OT man made pictures inside!!!”) en in een telefoon van verdachte is een foto van aangetroffen van een man die veel gelijkenissen vertoont met [naam 7] . De foto leek gehaast ergens binnen gemaakt te zijn zonder dat die persoon daarvan op de hoogte leek te zijn.
De rechtbank stelt voorts vast dat [naam 23] vanaf 6 april 2016 in Dubai is en met spotters (‘taxi’s’) rondrijdt met het doel om ‘ [naam 7] ’ te vinden. [naam 23] houdt daarbij [naam 1] nauwgezet op de hoogte. Verdachte heeft gesuggereerd dat met ‘taxi’s’ normale taxi’s kunnen worden bedoeld die in Dubai rondgereden worden door Indiërs en Pakistanen en alle hotels kennen. De rechtbank is echter met de officier van justitie van oordeel dat deze uitleg onwaarschijnlijk is gelet op het bericht van [naam 1] dat ‘die kankerrat KO moet’ en ‘ze geloof moeten hebben in die taxi’s’.
Op 16 en 17 april 2016 bespreekt verdachte met [naam 22] dat hij twee ‘ninja’s’ klaar heeft staan en dat hij ook een man heeft die het beoogde slachtoffer observeert. Verdachte geeft vervolgens aan dat ze klaar staan en dat hij vuurwapens heeft (“wapens and all, Ak..!”) maar dat het volgens hem beter is om een mes te gebruiken (“do whit knife” en “stab him”). Vervolgens wordt besproken om een prostituee te regelen die hen naar ‘ [naam 7] ’ kan leiden of om een GPS baken te plaatsen in het voertuig van ‘ [naam 7] ’ zodat hij kan worden gevolgd naar zijn woning. [naam 22] geeft als optie dat de schutter via de garage en brandtrap omhoog kan gaan aangezien daar geen camera’s hangen. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte een sturende rol heeft in de voorbereiding van de liquidatie van ‘ [naam 7] ’ en dat hij daarbij beslissingen moet nemen over de wijze van uitvoering. Die leidinggevende rol blijkt ook uit de communicatie tussen [naam 23] en de gebruiker van het PGP-adres [PGP-adres 27] , waarbij [naam 23] op 17 april 2016 aangeeft dat hij in Dubai is vanwege een klus voor verdachte (‘ [bijnaam 1] ’). [naam 23] moet nog informatie van [naam 1] (‘ [bijnaam 11] ’) krijgen, maar door de aanhouding van [naam 1] krijgt [naam 23] uiteindelijk bericht dat verdachte (‘ [bijnaam 1] ’) rechtstreeks contact met hem zal opnemen. Dat uiteindelijk niet is gebleken dat er door verdachte contact is opgenomen met [naam 23] , is – anders dan de verdediging heeft gesteld – niet opmerkelijk nu op 19 april 2016 dag de Ennetcom server in beslag is genomen.
Uit de PGP-gesprekken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van een nauwe afstemming van de planmatige activiteiten ten aanzien van het beoogde doelwit van verdachte, [naam 19] en [naam 1] .
De raadsman heeft aangevoerd dat [naam 19] in september 2015 een probleem had met ‘ [naam 7] ’ maar dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokken was bij dat conflict en [naam 1] pas in september 2015 tegen [naam 19] heeft gezegd dat hij verdachte zou moeten ontmoeten. Dat ‘ [naam 7] ’ niet al in september 2015 een gezamenlijk doelwit van verdachte en [naam 19] is, maakt niet dat ‘ [naam 7] ’ dat niet op een later moment kon zijn geworden. Bovendien blijkt uit het PGP-bericht van [naam 1] aan [naam 23] dat ‘ [naam 7] ’ in ieder geval al in 2015 een doelwit van [naam 1] was.
Andere doelwitten? ‘ [slachtoffer 1] ’
Het dossier bevat ook processen-verbaal die betrekking hebben op de poging tot liquidatie van [slachtoffer 1] op 5 november 2015 in Diemen. [naam 1] is hiervoor als opdrachtgever veroordeeld (onderzoek TandemII).
Het dossier bevat verder een PGP-gesprek tussen verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 2] ( [PGP-adres 2] ) van [geboortedag] 2015, aangetroffen op een onder [naam 2] inbeslaggenomen PGP-telefoon. Daarin stuurt verdachte een bericht naar [naam 2] dat hij van [naam 1] (‘ [bijnaam 2] Bv Ltda’128.) heeft ontvangen. [naam 1] heeft op zijn beurt dit bericht ontvangen van [naam 23] ( [opgeslagen naam 6]129.). In dat bericht staat het volgende door [naam 23] geschreven:
“Broer [naam 61] zegt het lijkt er duidelijk op dat de politie dit heeft laten gebeuren! Maar ze houden nog alles achter! Deze brief is via een contact van hem bij hem gekomen en deze brief was bestemd alleen voor die rechter-commassaris! Die brief is vernietigd! Ze hebben een grote kans op een veroordeling zoals hij het nu al ziet 12 tot 15 jaar mist er meer kan worden gelinkt aan hun aan de hand van de wapens en autos pel/bakens enzo! Het is nu nog allemaal onduidelijk maar het lijkt erop alsof politie al tijdje bezig is! Als hij meer info ergens los kan trekken dan meld hij mij direct! [bijnaam 1] heeft een telefoon laten droppen bij hem maar geen oplader zegt hij.”
Op 16 november 2015 stuurt verdachte ( [gebruikersnaam] ) naar [naam 2] ( [PGP-adres 2] ):
Verdachte | “Buur khey bro, .. alles ok daar? Broer kijk of jij die black naar die advo kan brengen..! Laatje zoweten welke broer.” |
Verdachte | “Is goed laat me weten” |
[naam 2] | “Buur, die pgp moet naar die avo van [bijnaam 12] .. Die thomas, kn je hem brengen naar hem aub!!!!” |
Op 23 november 2015 bespreken verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 2] ( [PGP-adres 2] ) het volgende:
Verdachte | “Heyje moet als je kan even met de advo gaan praten en die codes geven en mails broer…ok” |
[naam 2] | “Okee, is goed wnr morgen?” (…) |
Verdachte | “Broer alles ook daar?” |
[naam 2] | “Ja ik ga zo die advo bellen kijken waar die is” |
Verdachte | “Ok bro, meteen!!” |
[naam 2] | “Neemt niet op belt zeker zo terug” |
Verdachte | “Ok broer, top..!” |
[naam 2] | “Yoo bro heb met hem afgesproken hij is Breda” |
Verdachte | “Ok, je moet naar hem toe dan om die telli te fixen broer…!” |
[naam 2] | “Okee is goed.” |
Vervolgens stuurt [naam 2] ( [PGP-adres 2] ) naar verdachte ( [gebruikersnaam] ) op 24 november 2015: “Ben geweest hij had m niet bij zich heb op blaadje geschreven gaat avond sturen zei hij.”
Later stuurt verdachte ( [gebruikersnaam] ) naar [naam 2] ( [PGP-adres 2] ):
Verdachte | “Die advo had moeten krijgen van iemand.. Ok is dus fout gegaan,.. ik laat die jongens die advo bellen Ok.” |
[naam 2] | “Jaa die advo die was naar starbuckss gegaan zat daar half uur te wachten jij reageerde niet meer toen ik je stuurde.” |
Verdachte | “Broer, stuur me aub de nummer van die advo en die naam ok!” |
[bijnaam 12] is de bijnaam van [naam 62] . Dit is één van de schutters die is veroordeeld voor de poging tot liquidatie van [slachtoffer 1] . Hij liet zich bijstaan door advocaat mr. Thomas uit Breda.
Op 27 november 2015 bericht [naam 2] ( [PGP-adres 2] ) het volgende aan verdachte ( [gebruikersnaam] ):
[naam 2] | “Zag [naam 60] gister in de buurt” |
Verdachte | “Hoe zag die er uit? En.. Waar was die?” |
[naam 2] | “Was [adres] hij liep beetje mank en stapte auto in bmw 7serie zwart” |
Op 4 december 2015 wordt [slachtoffer 1] door verbalisanten gezien in een zwarte BMV 7 serie. Tot 2019 stond [slachtoffer 1] ingeschreven op de [adres] . Dat is op ongeveer 1 km afstand van de [adres] .
Vervolgens stuurt verdachte ( [gebruikersnaam] , ‘ [verdachte] - [verdachte] ’ en ‘ [bijnaam 1] ’) op 20 december 2015 naar [naam 2] ( [PGP-adres 2] ):
Verdachte | “Bro kijk even op je pgp, bij de datum van..November tussen 7 en 11 nov ..Of je geld hebt gekregen.. Van..Iemand..Aub..!!” |
[naam 2] | “Nee toen heb ik geen geld ontvangen ben pas begonnen toen ik die advo gaf.” |
Verdachte | “Ik vraag dat je op je pgp kijkt naar ouwe berichten broer!” |
[naam 2] | “Heb ik al gewist ouwe berichten.” |
Verdachte | “Hoomann.., lekker dan!!” |
[naam 2] | “Ik weet kreeg vanaf ik naar die advo moest doeko en dan links rechts geven.” |
Verdachte | “Wanneer was dat,..?” |
[naam 2] | “Toen die gasten gepakt waren toch voor [slachtoffer 1] erna.” |
Verdachte heeft op het antwoord van [naam 2] dat hij alle oude berichten heeft gewist ook met een ander bericht gereageerd. In deze andere reeks berichten hebben verdachte en [naam 2] het volgende naar elkaar gestuurd:
Verdachte | “Ok maar.. Buiten dat.. Kan je aub .. Even nadenken of je en waar je geld hebt aangepakt bro.” |
[naam 2] | “Jaa dat had ik laatst aan compa laten zien.” |
Verdachte | “Ja.. Maar denk even er voor wat je van mensen hebt gehad en waar,.. Gewoon even herinneren en opschrijven.. Even voor de zekerheid!!” |
[naam 2] | “Daarvoor pakte ik niks aan. Dus vanaf dat die gasten geklemt waren kreeg ik 10k om aan advo te geven enz.” |
In het PGP-toestel van [naam 2] zijn de volgende notities aangetroffen130.:
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat verdachte via [naam 23] en [naam 1] op 11 november 2015 door ‘ [naam 61] ’ is geïnformeerd over de aanhouding van een verdachte en de stand van het onderzoek. ‘ [naam 61] ’ zal het melden als hij meer informatie kan lostrekken. Verdachte krijgt deze informatie zes dagen na de poging liquidatie van [slachtoffer 1] op 5 november 2015. Uit het bericht kan ook worden opgemaakt dat ze een telefoon aan ‘ [naam 61] ’ hebben gegeven, maar dat ze de oplader zijn vergeten. Voorts maakt de rechtbank uit de PGP-berichten op dat verdachte op 16 november 2015 [naam 2] de opdracht geeft om een PGP-telefoon naar de advocaat (‘advo’, ‘thomas’) van de aangehouden en uiteindelijk veroordeelde schutter [naam 62] te brengen. Kennelijk gaat dat niet helemaal goed, waarna verdachte de levering van de PGP-telefoon naar zich toetrekt. Blijkbaar heeft verdachte er een groot belang bij dat de advocaat van een van de schutters een PGP-telefoon krijgt. Ook blijkt uit de PGP-berichten dat verdachte informatie van [naam 2] wil hebben over geld dat [naam 2] in ontvangst zou hebben genomen. Dat zou mogelijk nog in de telefoon van [naam 2] staan. [naam 2] heeft verder naar verdachte gestuurd dat hij is begonnen met het geven van geld aan advocaten ‘toen die gasten gepakt waren voor [slachtoffer 1] erna’ (“Vanaf dat die gasten geklemt waren kreeg ik 10k om aan advo te geven enz”). Verdachte benadrukt voorts dat [naam 2] moet opschrijven wat hij van mensen heeft gekregen. Alhoewel [naam 2] aan verdachte bericht dat hij oude berichten heeft verwijderd, worden in de telefoon van [naam 2] nog wel notities aangetroffen waarin specifiek bedragen voor advocaten (‘advo t’ en ‘advo k’) zijn vermeld. Als verdachte op 27 november 2015 van [naam 2] te horen krijgt dat [naam 2] ‘ [naam 60] ’ in de buurt heeft gezien, wil verdachte direct details weten (“Hoe zag die er uit? En.. Waar was die?”). De details die [naam 2] vervolgens aan verdachte doorgeeft komen overeen met gegevens die van [slachtoffer 1] bekend zijn, namelijk dat hij in de buurt van de [adres] woont waar [naam 2] hem heeft gezien en dat hij in een overeenkomstige auto rijdt als waarin [naam 2] hem gezien heeft (zwarte BMV 7 serie).
De rechtbank concludeert dat verdachte interesse heeft in [slachtoffer 1] en in de ontwikkelingen in de zaak over de poging tot liquidatie van [slachtoffer 1] en dat verdachte een PGP-telefoon en geld aan de advocaat van de in die zaak aangehouden verdachte heeft gegeven. Verdachte heeft dan ook enige bemoeienis gehad in de nasleep van de poging tot liquidatie.
Andere doelwitten? ‘ [bijnaam 13] ’
Op een onder [naam 2] in beslag genomen PGP-telefoon met PGP-adres [PGP-adres 2] is een gesprek aangetroffen met verdachte ( [gebruikersnaam] ), waarin op 23 oktober 2015 het volgende is besproken131.:
Verdachte | “Broer, dat je ht weet, ze zouden laatst die [bijnaam 13] laten zakken maar jij zat achter op de scooter van hem…klopt dat?” |
[naam 2] | “Nee ik hem een tijdje niet gezien.” |
Verdachte | “Ok.. Nee daar voor, dus voor die tent is die gewaarschuwd!!” |
[naam 2] | “Ok bro ik kreeg die mail en dacht je wilt ht maar niet leren bro, ik zei, volgende keer als die er op zit gewoon vlammen bro!!” |
[naam 2] | “Nee heb al heel lang niet op een brommer met hem gezeten en vanaf die dag in hotel Utrechtse ben ik zakelijk met hem” |
Verdachte | “ok bro, beter.. Maak geen grappen bro!!!” |
[naam 2] | “Jaaa sws ik weet t is echte shit” |
Tussenconclusie rechtbank: De rechtbank stelt vast dat verdachte tegen [naam 2] zegt dat [naam 2] bij een persoon achterop de scooter zat die ze wilden ‘laten zakken’. Deze persoon wordt door verdachte ‘ [bijnaam 13] ’ genoemd. Verdachte zegt [naam 2] dat hij heeft gezegd dat ze de volgende keer gewoon ‘moeten vlammen’ als hij erop zit en waarschuwt hem indringend. De rechtbank maakt hieruit op dat verdachte een voorgenomen liquidatie van ‘ [bijnaam 13] ’ bespreekt.
Overige feiten en omstandigheden
Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van moorden, heeft de rechtbank verder acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
In een onder [naam 1] inbeslaggenomen PGP-telefoon ( [PGP-adres 11] ) is een gesprek aangetroffen tussen [naam 1] en [naam 19] ( [PGP-adres 6] ) op 30 maart 2016. Daarin bespreken zij het volgende132.:
[naam 1] | “Jaa begrijp u zoizo net als anders om mocht ik er niet meer zijn allah hafad moet ook gewoon door gaan sir met die kk hoeren allemaal” |
[naam 19] | “Dat zo wie zo sir is levenstaak geworden moment dat we stoppen gaan wy eraan” |
[naam 1] | “Evht sir dan afgelopen en mensen om ons heen dat moet nooit gebeuren maar gaat ook nooit gebeuren inshallah!!!” |
In het PGP-gesprek dat verdachte ( [gebruikersnaam] ) en [naam 19] ( [PGP-adres 4] ) naar aanleiding van de liquidatie van [slachtoffer 2] op 18 april 2016 voeren, bespreken zij ook het volgende133.:
Verdachte | “ [bijnaam 1] Sir , staan naassst U.. Tot he einde en er na [bijnaam 1] Sirr.., ze gaan allemaal gaan, geen andere weg of keuze!!!” |
Verdachte | “Ok Sir .. U speelt me op mijn gevoelens, en ik ben met U Sir , zo als [bijnaam 3] is met U en met Mijn !! .. Dus zijn we Een!!!! En [bijnaam 1] Sir , wat we maar kunnen doen, gaan we doen, om deze ratten te laten voelen wat een vuist is… Wat een Familia.. Wat broederschap echt betekent !!!.. Wat tot het einde en er na is [bijnaam 1] Sir !!!!!” |
[naam 19] | “Amin sir amin ! U zult zien heb ik niks nodig alleen myn bradas zyn alles in [contact 3] leven geld doet [contact 3] niks sir niks ! Ze gaan omdat ze moeten gaan en we hebben elkaar niks niks te bewyzen sir echt als wat dan ook is zal u vragen net als dat ik [bijnaam 3] naast [contact 3] heb en u ook sir wat dan ook ben er sir ! tot dood en verder en erna!” |
Verdachte | “Amin [bijnaam 1] ..Amin Sir !!! En dat is wat ons altijd.. Altijd sterker zal maken dan al die andere ratten, geld is hun God, ..Geld is hun alles,.. En dat is niets zonder echter mensen om je heen te hebben, en loyaal zijn Sir !!!! Bloed maakt je verwant Sir .. Maar loyaal maakt je Familiaaa!!!! en dat is wat we zijn, een Familiaaa !!!!!! |
[naam 19] | “ sir u moet weten tot myn zoons aan toe zullen dood gaan voor ons is ons leven insch’allah geef ze 3jaar niemand in dubai meer veilig sir niemand!! En we zyn familiaa niet met woorden maar daden sir insch’allah ! En [bijnaam 3] moet weten hy is er even niet dus gaan nu wreder doen als ooit even moeder weg zusje alles deze week sir dan hell op die handen.” |
Eindconclusie rechtbank:
Op grond van het voorgaande, kan naar het oordeel van de rechtbank worden bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van moorden. Daarbij heeft er tussen verdachte, [naam 19] en [naam 1] een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur bestaan, gericht op het uitschakelen van wederzijdse vijanden. De PGP-berichten kunnen niet anders uitgelegd worden dan dat zij gaan over het liquideren van personen. Ten aanzien van de doelwitten ‘ [slachtoffer 3] ’ en ‘ [slachtoffer 4] ’ kan worden vastgesteld dat er sprake was van plannen die op zeer korte termijn zouden worden uitgevoerd. Om het doelwit ‘ [naam 7] ’ te vinden waren zelfs al observanten naar Dubai gestuurd en was er een afspraak met ‘ [naam 7] ’ gemaakt. Het verweer dat – zonder enige context – niet kan worden vastgesteld dat de gesprekken waarin wordt gesproken over personen die ‘moeten gaan slapen’, ‘moeten gaan zakken’, ‘KO moeten’ en ‘dood moeten’ niet serieus zijn en op basis daarvan een oogmerk tot het liquideren van personen niet kan worden vastgesteld, schuift de rechtbank dan ook – gelet op alle bevindingen in onderling verband en samenhang bezien – terzijde.
De van verdachte in het dossier aanwezige PGP-berichten beslaan de periode van 16 november 2015 tot en met 18 april 2016. De gesprekken tussen verdachte en [naam 19] betreft de periode van 17 april tot en met 18 april 2016. Deze gesprekken hebben zij gevoerd enkele dagen voordat de Ennetcom-server in beslag genomen werd. De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat het zeer waarschijnlijk is dat verdachte eerder gesprekken over liquidaties heeft gevoerd, aangezien hij en de personen met wie hij gesprekken voerde telkens instemmend en direct op elkaar reageerden. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in overweging dat verdachte precies wist dat er iemand was geliquideerd toen [naam 19] op 17 april 2016 naar hem stuurde: “Wooooooooooppppp wooooooppppp hahahaha insch’allah!” en “Top [bijnaam 1] besaga inscha’allah net 1 enkeltje hahaha”.
Verdachte, [naam 19] en [naam 1] waren een lijst van gezamenlijke vijanden aan het ‘afwerken’. Allereerst is de reactie van verdachte als [naam 19] hem op de hoogte stelt van een zojuist uitgevoerde liquidatie daarvoor tekenend. Verdachte reageert immers meteen bijzonder enthousiast en vraagt slechts om wie het gaat. Dàt er iemand is geliquideerd, verbaast hem kennelijk niet. Zo was het ook voor verdachte slechts de vraag ‘voor welke’ hij een chauffeur in Damsko moest regelen toen dit door [naam 19] aan hem werd gevraagd.
Verder hebben ze besproken dat ‘ze allemaal moeten zakken’, ‘dat ze nergens veilig zijn’ en ‘dat niemand in Dubai veilig is’. Ook wordt er telkens gesproken in de wij-vorm en wordt de zeer hechte relatie tussen verdachte, [naam 19] en [naam 1] veelvuldig benadrukt. Zo heeft verdachte tegen [naam 19] gezegd: “ [bijnaam 1] Sir , staan naassst U.. Tot het einde en er na [bijnaam 1] Sirr.., ze gaan allemaal gaan, geen andere weg of keuze!!!”. Ook benadrukt verdachte dat hij met [naam 19] en [naam 1] (‘ [bijnaam 3] ’) één zijn: “Ik ben met U Sir , zo als [bijnaam 3] is met U en met Mijn !! .. Dus zijn we Een!!!! En [bijnaam 1] Sir , wat we maar kunnen doen, gaan we doen, om deze ratten te laten voelen wat een vuist is… Wat een Familia.. Wat broederschap echt betekent !!!.. Wat tot het einde en er na is [bijnaam 1] Sir !!!!!” Volgens verdachte zijn ze een familie: “Dat is wat ons altijd.. Altijd sterker zal maken dan al die andere ratten, geld is hun God, ..Geld is hun alles,.. En dat is niets zonder echter mensen om je heen te hebben, en loyaal zijn Sir !!!! Bloed maakt je verwant Sir .. Maar loyaal maakt je Familiaaa!!!! en dat is wat we zijn, een Familiaaa !!!!!!”
[naam 19] heeft dit beaamd: “We hebben elkaar niks niks te bewyzen sir echt als wat dan ook is zal u vragen net als dat ik [bijnaam 3] naast [contact 3] heb en u ook sir wat dan ook ben er sir ! tot dood en verder en erna!”. Ook heeft [naam 19] gezegd: “Geef ze 3 jaar niemand in dubai meer veilig sir niemand!! En we zyn familiaa niet met woorden maar daden sir insch’allah ! En [bijnaam 3] moet weten hy is er even niet dus gaan nu wreder doen als ooit.”
Ook [naam 19] en [naam 1] hebben hun loyaliteit en band naar elkaar geuit. Zo heeft [naam 19] tegen [naam 1] gezegd: “ Sir nooit dank zeggen tussen ons! Tot dood en verder!” Het antwoord van [naam 1] luidt: “Tot de dood en verder sir love!!”. Volgens [naam 19] is het een levenstaak geworden. Volgens hem gaan ze er zelf aan als ze ermee zouden stoppen. De rechtbank concludeert dat het samenwerkingsverband werd gekenmerkt door het gezamenlijke belang dat verdachte, [naam 19] en [naam 1] hadden bij het uitschakelen van hun vijanden.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte, [naam 19] en [naam 1] actief met elkaar overlegden wie er uitgeschakeld moest worden en hoe dat het beste uitgevoerd kon worden. Er werden afspraken gemaakt over wie welke vijand zou doden, waarbij doorslaggevend lijkt wie de beste geografische bekendheid in een gebied had. Zo benadrukte [naam 19] ten aanzien van de uit te voeren liquidatie van ‘ [slachtoffer 4] ’ in Tetouan dat zijn ‘kamikaze’ de weg kennen en direct een zodiac in kunnen naar Spanje.
Dat er sprake was van een geografische verdeling blijkt ook uit de bespreking van het beoogde doelwit ‘ [website] ’. Zo vroeg [naam 19] aan verdachte om een driver’ te regelen voor ‘ Damsko ’ (straattaal voor Amsterdam). Hij gaf daarbij aan dat Amsterdam (‘ Damsko ’) het gebied is van ‘ [bijnaam 3] ’ ( [naam 1] ). Een dag eerder vroeg [naam 19] ook aan [naam 21] om een ‘driver’. Hierbij gaf hij aan dat Amsterdam het gebied van [naam 21] betreft. Hieruit volgt dat Amsterdam, waar [naam 19] kennelijk een bestuurder van een vluchtauto nodig heeft, het gebied is van ‘ [bijnaam 3] ’ ( [naam 1] ) en (sinds de aanhouding van [naam 1] het gebied) van [naam 21] .
Ook bieden verdachte en [naam 19] elkaar hulp aan waar nodig. Zo vroeg verdachte aan [naam 19] of de uitvoerders van de liquidatie van [slachtoffer 2] veilig zijn, of hij nog iets voor ze kon betekenen en bood hij zijn hulp aan bij het veilig onderbrengen van de voortvluchtige schutter.
Leider criminele organisatie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat van de criminele organisatie waarbij verdachte met [naam 19] en [naam 1] een samenwerkingsverband vormde, verdachte één van de leiders was.
[verdachte] en [naam 19] werkten soms samen, maar zij beschikten ook ieder over hun eigen criminele organisatie waarmee zij liquidaties coördineerden en vervolgens konden uitvoeren. Maar het was ook mogelijk dat ze samenwerkten in de uitvoering. Verdachte voerde, voor zover op basis van dit dossier is na te gaan, over het algemeen zelf geen communicatie met de uitvoerders van liquidaties. Dit is bijvoorbeeld te zien wanneer [naam 23] in Dubai is om op zoek te gaan naar ‘ [naam 7] ’. Hij legt verantwoording af aan [naam 1] en toen [naam 1] werd aangehouden kreeg hij van een NN-man te horen dat verdachte (‘ [bijnaam 1] ’) hem zou gaan mailen. Voor de periode dat [naam 23] in Dubai was werden bovendien alle kosten door verdachte (‘ [bijnaam 1] ’) gedekt.
Dat verdachte leider van zijn criminele organisatie was blijkt ook uit de opdracht die hij heeft gegeven aan de uitvoerders van de beoogde liquidatie van ‘ [bijnaam 13] ’. Als [naam 2] weer bij ‘ [bijnaam 13] ’ achterop de scooter blijkt te zitten, dan moeten ze van verdachte ‘gewoon vlammen’. Verdachte is ook degene die de opdracht gaf om een PGP-telefoon aan advocaten te geven en aan wie [naam 2] over de betaling van advocaten verantwoording moest afleggen. Tevens bepaalde hij wie wat op welke wijze deed en met wie hij samenwerkte bij het uitschakelen van doelwitten. Zo besliste verdachte in een gesprek met [naam 1] om voor de liquidatie van ‘ [slachtoffer 4] ’ niet samen te werken met [naam 19] . Ook was hij degene die [naam 22] de opdracht gaf om ‘ [naam 7] ’ met een mes uit te schakelen in plaats van met een wapen.
Voor verdachte waren de coördinatoren [naam 1] en (na de aanhouding van [naam 1] ) [naam 21] . Zij stuurden vervolgens de uitvoerders (observanten en schutters) aan. Uit het dossier blijkt dat [naam 2] zich in ieder geval bezighield met het brengen van geld en PGP-telefoons naar advocaten. Ook [naam 22] kan als deelnemer worden beschouwd, nu hij het beoogde doelwit ‘ [naam 7] ’ in Dubai probeerde te lokken en met verdachte meedacht over de wijze van uitvoering van het neersteken van ‘ [naam 7] ’. Gelet op de klaarblijkelijke organisatie van het uitschakelen van dit beoogde doelwit, heeft [naam 22] naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op de aanmerkelijke kans dat hij aan een criminele organisatie deelnam.
Verdachte had het dus als leider enerzijds voor het zeggen ten aanzien van zijn eigen criminele organisatie en had anderzijds samen met [naam 19] en [naam 1] het gedeeld leiderschap van een criminele organisatie waar het gezamenlijke vijanden betrof.
De rechtbank concludeert dat verdachte leiding gaf aan een criminele organisatie met als oogmerk moorden. Tot deze organisatie behoorden ook degenen die blijkens de berichten op enig moment actieve betrokkenheid hadden, te weten in ieder geval [naam 19] , [naam 1] , [naam 22] , [naam 2] , [naam 23] en [naam 21] .
Voorwaardelijke verzoeken
De verdediging heeft een aantal voorwaardelijke aanhoudingsverzoeken gedaan.
Indien de rechtbank de moord op [naam 6] in enige bewijsconstructie zou gebruiken, verzoekt de verdediging om het onderzoeksdossier Halcones toe te voegen. In verband met de poging tot liquidatie van [slachtoffer 1] heeft de verdediging verzocht om het dossier Tandem I en II te voegen. Ook heeft de verdediging verzocht om het dossier Marengo te voegen in verband met de doelwitten [naam 17] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . In verband met de liquidatie van [slachtoffer 2] heeft de verdediging ook verzocht het dossier Napoles te voegen. Daarnaast wil de verdediging het dossier Vosbergen (onderzoek betrekking hebbend op [naam 19] en [slachtoffer 3] ) gevoegd zien.
Tot slot heeft de verdediging verzocht om het dossier Himalaya te voegen, omdat in dat dossier onderzoek is gedaan naar de liquidatie van [naam 15] . Uit deze onderzoeken zou volgens de verdediging blijken dat verdachte geen betrokkenheid had bij gepleegde (pogingen tot) liquidaties. Ten aanzien van het doelwit ‘ [slachtoffer 4] ’ heeft de verdediging verzocht om voeging van het dossier Cissus waarin onderzoek is gedaan naar een ontvoering van [slachtoffer 4] .
De rechtbank verwerpt alle voorwaardelijke verzoeken, omdat zij voeging van die dossiers niet noodzakelijk acht. Aan verdachte wordt leidinggeven aan een criminele organisatie met als oogmerk moorden verweten. Zodra geconcludeerd wordt dat die organisatie er was, dat verdachte daarvan de leider was en dat de organisatie als oogmerk had om te moorden, is dit feit bewezen. Niet is vereist dat kan worden vastgesteld dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de voorbereiding, de uitlokking, het (doen of mede-) plegen van deze moorden, dan wel de pogingen daartoe.
Het is dan ook bij deze beschuldiging niet relevant of in andere onderzoeken is komen vast te staan wie daadwerkelijk liquidaties hebben uitgevoerd en/of daartoe opdracht hebben gegeven.
Om die reden is voor deze zaak evenmin noodzakelijk het dossier Cissus, dat ziet op een ontvoering van [slachtoffer 4] te voegen en om hem als getuige te horen.
III. Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende bewijs dat [zus] en [zwager] (de zus en zwager van verdachte) een rol hadden binnen een criminele organisatie van verdachte.
Ook bevat het dossier onvoldoende bewijs dat een criminele organisatie van verdachte – naast het plegen van gewoontewitwassen en moorden – als oogmerk het bezit van (vuur)wapens en munitie had. De rechtbank verwijst daartoe naar wat ten aanzien van de vrijspraak voor feit 3 (bezit van (vuur)wapens en munitie) in paragraaf 4.4.3. is overwogen. Verdachte zal van die onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4.3.
Vrijspraak
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief (CSV met als oogmerk voorbereiding drugshandel)
Aan verdachte wordt verweten dat hij zich in de periode van 4 augustus 2014 tot en met oktober 2017 – al dan niet als leider – schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk de voorbereiding om drugs:
- -
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen (2 onder a Opiumwet);
- -
te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren (2 onder b Opiumwet);
- -
te vervaardigen (2 onder d Opiumwet),
dan wel de bevordering daarvan.
De rechtbank ziet onvoldoende bewijs voor dit verwijt en overweegt daartoe het volgende.
Het dossier bevat PGP-gesprekken tussen verdachte en [naam 22] , gevoerd in de periode van 11 tot en met 15 april 2016. Op 11 april 2016 wordt gesproken over “telefoons”. Er wordt besproken over hoe de telefoons ruiken en dat ‘ze’ niet te lang in het pakhuis moeten liggen. Op 13 april 2016 wordt besproken dat er is afgesproken met ‘ [bijnaam 14] ’ en ‘een hele lange jongen’.
Uit een PGP-gesprek tussen [naam 36] en [naam 13] – personen die werkzaam zijn voor verdachte – blijkt dat [naam 36] op 14 juni 2016 aan [naam 13] doorgeeft dat hij van verdachte de opdracht heeft gekregen om contact op te nemen met het PGP-adres [PGP-adres 28] en dat [naam 13] een ontmoeting heeft met ‘een lange Nederlandse jongen’. In het bij [naam 13] aangetroffen kasboek van de organisatie staat genoteerd dat op 10 juni 2016 € 105.000,- is ontvangen. Op 10 juni 2016 laat verdachte aan [naam 22] weten dat ze vandaag ‘100’ hebben gegeven en hij vraagt wanneer [naam 22] ‘een andere taxi’ stuurt zodat verdachte de andere ‘100’ kan sturen. Het dossier bevat ook een PGP-gesprek van 15 april 2016, waarin [naam 22] aan verdachte stuurt dat ‘de 100’ is vertrokken, dat hij de ‘M’ van verdachte te lekker vindt en dat ‘AMG’ ook goed is.
De rechtbank acht het aannemelijk dat in deze PGP-gesprekken over verdovende middelen wordt gesproken. Zo wordt er gesproken over ‘telefoons’ en over hoe deze ‘telefoons’ ruiken en dat ze niet te lang in het pakhuis mogen blijven liggen. Daar komt bij dat er over ‘M’ en ‘AMG’ wordt gesproken die lekker zouden zijn. Het is een feit van algemene bekendheid dat pakketten van samengeperste cocaïne vaak worden voorzien van stempels. De gesprekken leveren ernstige bezwaren op voor betrokkenheid van verdachte bij een of twee transacties met betrekking tot verdovende middelen (artikel 2 onder b Opiumwet).
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de twee gesprekken tussen verdachte en [naam 22] dus zeer verdacht, maar tegelijkertijd dient zich de vraag aan of deze gesprekken in samenhang met ander bewijs in het dossier van voldoende gewicht is om de beschuldiging voorbereiden of bevorderen van drugshandel door een criminele organisatie te kunnen dragen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op diverse plaatsen, in telefoons en digitale gegevensdragers die aan verdachte kunnen worden gekoppeld zijn notitieboekjes, losse notities, berekeningen en fotobestanden aangetroffen die zien op de import van diverse goederen vanuit Zuid-Amerikaanse landen (ananassen, bananen, ingeblikte perziken, diepgevroren vis, scheepsonderdelen, autocilinders, Peruaanse koffie, Braziliaanse koffie, cacaobonen en tabak), vaartuigen en vaarroutes, namen van cocaïneschepen, onderschepte cocaïneladingen, de haven van Uruguay en containers. Een deel van de notities zat verstopt in een toilet onder een wasbak. Daarbij zat ook een opgerolde krant, met een artikel over een statig motorjacht waarin begin augustus 2011 1.200 kilo cocaïne was aangetroffen. Voorts zijn in een opslagbox – tussen spullen van verdachte – papiersnippers aangetroffen die – aan elkaar gepast – een lijstje vormen van chemicaliën waarmee cocaïne kan worden teruggewonnen en gekristalliseerd.
Uit het feit dat verdachte in verband kan worden gebracht met dergelijke schriftelijke bescheiden, volgt in ieder geval dat verdachte interesse had/heeft in verdovende middelen.
De bescheiden bieden echter onvoldoende ondersteuning om te kunnen concluderen dat de PGP-gesprekken tussen verdachte en [naam 22] over het voorbereiden of bevorderen van drugshandel gaan. Een groot deel van deze schriftelijke bescheiden is namelijk niet gedateerd. Bovendien zijn voornoemde fotobestanden al in februari 2012 – en dus buiten de tenlastegelegde periode – aangetroffen op een iPhone van verdachte. Ook een luchtvrachtvervoersbewijs van 4 maart 2008 voor het vervoeren van bloemen van Ecuador naar Amsterdam dat in de woning van de zus van verdachte op 21 juli 2016 is aangetroffen, valt buiten de tenlastegelegde periode. Die gegevens kunnen dus niet onmiddellijk gekoppeld worden aan de PGP-berichten tussen verdachte en [naam 22] .
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op een iPhone – die op 20 oktober 2017 bij de aanhouding van verdachte in Chili in beslag is genomen – zoekopdrachten naar drugsgerelateerde personen en organisaties, het versturen van containers en geheime deuren zijn aangetroffen. Voorts blijkt uit de internetgeschiedenis van een onder verdachte in beslag genomen iPad, dat met de iPad diverse misdaadsites zijn bezocht. Daarbij werden berichten opgezocht over onder meer drugssmokkel. De officier van justitie heeft erop gewezen dat dit de laatste actieve handelingen van verdachte in vrijheid zijn geweest en dat dit de overtuiging verstevigt dat verdachte tot het moment waarop hij is aangehouden volop in de drugshandel zat. De rechtbank is echter van oordeel dat die conclusie niet uit deze zoekopdrachten kan worden getrokken.
De officier van justitie heeft er ook op gewezen dat het dossier PGP-berichten tussen verdachte en [naam 1] bevat, waarin zij op 20 maart 2016 bespreken dat ‘er 400 door hun is genakt’ waar zij ook ‘op zaten’, ‘dat ze alles van hem gaan afpakken’ en ‘dat ze hem handel laten afgeven.. zo een 500 kilo’. Op 7 april 2016 wordt via [naam 1] aan verdachte gevraagd ‘wat topspullen in Guyana kosten’. Verder heeft de officier van justitie gewezen op een PGP-bericht van 16 april 2016 waarin door [naam 63] – die volgens de officier van justitie een deelnemer van de criminele organisatie van verdachte is – en [naam 64] wordt gesproken over ‘200 stuks zetten’ en ‘300 willen doen’ en er wordt gezegd: “Wat had je me garantie gegeven bij de vorige bro? Die van msc va hem?”.
Naar het oordeel van de rechtbank bevatten deze gesprekken – mede door het versluierde taalgebruik – onvoldoende aanwijzingen dat hier over verdovende middelen wordt gesproken of dat verdachte daarbij betrokken was.
De officier van justitie heeft haar standpunt – inhoudende dat verdachte leider is van een criminele organisatie met als oogmerk de voorbereiding van drugshandel – tevens onderbouwd met de vondst van cocaïneresten in kunststof tonnen in het bedrijf van de zus en zwager van verdachte, [bedrijf 1] . Ook is er bij [bedrijf 1] in een kleine kluis – die zich in een grotere kluis bevond – een weegschaal aangetroffen. Voorts is er een Nokia telefoon gevonden, waarin slechts drie contacten stonden ( [contact 1] , [contact 2] en [contact 3] ) en is een verborgen ruimte aangetroffen. De zus en zwager van verdachte zijn in april 2016 op stel en sprong met hun kinderen uit Nederland vertrokken en over de inbeslagname van de gehele inboedel van [bedrijf 1] is op geen enkel moment contact opgenomen met het onderzoeksteam. De zus van verdachte heeft tijdens een telefoongesprek met haar moeder gezegd dat verdachte degene is die telkens schade aanricht en dat zij het slecht heeft door toedoen van haar broer. In een PGP-gesprek tussen verdachte en [naam 22] op 13 april 2016 zou ook nog zijn besproken dat ‘een hele lange jongen ze meeneemt om drie stuks te controleren’, dat ‘de rest in Noord vlakbij de ring ligt’ en ‘dat ze de rest krijgen als ze ze goed vinden’. De officier van justitie heeft erop gewezen dat [bedrijf 1] hemelsbreed een kilometer boven de ringweg A10 ligt.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat [bedrijf 1] als opslag voor verdovende middelen fungeerde. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat echter niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld. De rechtbank overweegt daartoe dat de cocaïneresten die in de kunststof tonnen zijn gevonden, ook in het kader van andere – in de Opiumwet strafbaar gestelde – drugshandelingen in de tonnen kunnen zijn terechtgekomen. Ook de weegschaal kan niet als zodanig in verband worden gebracht met de voorbereiding/bevordering van drugshandel. Dat de ruimte die door de officier van justitie wordt omschreven als een ‘verborgen ruimte’ ook daadwerkelijk een verborgen ruimte is, is de rechtbank op basis van de foto’s in het dossier onvoldoende gebleken. De mogelijkheid dat het hier een verwarmingselement betreft, zoals door de verdediging is gesteld, vindt de rechtbank niet geheel onaannemelijk.
De officier van justitie heeft meermalen benadrukt dat de verschillende bewijsmiddelen en aanwijzingen door de jaren heen – waaronder de bevindingen die niet binnen de tenlastegelegde periode vallen – in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. Daaruit blijkt dat verdachte zich al vanaf de jaren 90 bezighield met de grootschalige handel in cocaïne. Verdachte heeft jarenlang geïnvesteerd, waarna hij uiteindelijk een grote en machtige speler op de cocaïnemarkt is geworden, die onder meer intensief samenwerkt met de Italiaanse maffiabaas [naam 22] .
De rechtbank is echter van oordeel dat de onderzoeksbevindingen – ook in onderling verband en samenhang bezien – onvoldoende zijn om op basis daarvan tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het bestaan van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband met een bepaalde samenwerkingsgraad in de periode augustus 2014 tot en met oktober 2017 met als oogmerk handelen in strijd met artikel 2 onder a, b of d van de Opiumwet.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde. Om die reden behoeft het voorwaardelijk verzoek om het dossier Lenwe te voegen, geen bespreking.
Feit 3 (voorhanden hebben wapens en munitie)
De rechtbank is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
In de Volvo met kenteken [kenteken] zijn op 5 juli 2016 in een verborgen ruimte tussen de achterbank en de kofferbak vuurwapens en munitie aangetroffen. De sleutel van de Volvo lag in de woning van [naam 13] . Daarnaast is in de woning van de (ex)vriendin van [naam 13] een vuurwapen aangetroffen en in de woning van [naam 13] een doosje met munitie.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de wapens en munitie passen binnen de activiteiten van de criminele organisatie van verdachte. Nergens is uit gebleken dat de deelnemers – los van de organisatie – ook eigen activiteiten verrichtten waaruit het bezit van die wapens en munitie verklaard kan worden. Het is eerder aannemelijk dat de wapens en munitie van de organisatie door de deelnemers – die handelden in gezamenlijke verantwoordelijkheid – op verschillende locaties werden bewaard. Daarmee kan worden vastgesteld dat verdachte het voorhanden hebben van de wapens en munitie, heeft medegepleegd.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Onder paragraaf 4.4.2.1. en paragraaf 4.4.2.2. is reeds door de rechtbank vastgesteld dat [naam 13] voor verdachte werkte, dat hij betrokken was bij het door verdachte gepleegde gewoontewitwassen en dat hij in dat kader als deelnemer van een criminele organisatie van verdachte kan worden gekwalificeerd. Ook is reeds vastgesteld dat de Volvo werd gebruikt door leden van een criminele organisatie van verdachte. Het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende om voormelde vuurwapens en munitie aan verdachte te kunnen koppelen. Het dossier bevat ook geen andere onderzoeksbevindingen op basis waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat verdachte met [naam 13] – of andere leden van de organisatie die van de Volvo gebruik maakten – bewust en nauw heeft samengewerkt bij het bezit van deze vuurwapens en munitie. Verdachte kan dan ook niet – als medepleger – verantwoordelijk worden gehouden voor alles wat in de Volvo, in de woning van [naam 13] en zijn (ex)vriendin is aangetroffen.
De officier van justitie heeft gesteld dat het een feit van algemene bekendheid is dat de georganiseerde drugshandel en het witwassen van grote geldbedragen vaak gepaard gaan met extreem geweld. Van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het voorbereiden/bevorderen van drugshandel, wordt verdachte vrijgesproken. Ten aanzien van het witwassen is de rechtbank van oordeel dat het geen feit van algemene bekendheid is dat dit gepaard gaat met extreem geweld, zodat dit onvoldoende is om de wapens en munitie aan verdachte te koppelen.
De rechtbank overweegt tot slot dat weliswaar onder paragraaf 4.4.2.2. is vastgesteld dat verdachte een criminele organisatie met het plegen van moorden als oogmerk had, maar niet gebleken is dat [naam 13] en de Volvo bij die criminele organisatie betrokken waren.
Alles afwegende, moet verdachte van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken. Dit leidt ook tot de partiële vrijspraak voor het bezit van wapens in georganiseerd verband in feit 1.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit1
in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2017 in Nederland en Chili en/of Dubai (de Verenigde Arabische Emiraten) en Duitsland en Spanje, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband bestaande uit verdachte en
[naam 2] en
[naam 42] en
[naam 36] en
[naam 13] en
[naam 38] en
[naam 43] en
een of meer (onbekende) anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten gewoontewitwassen,
en
in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2017 in Nederland en Dubai (de Verenigde Arabische Emiraten), heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband bestaande uit verdachte en
[naam 2] en
[naam 19] en
[naam 1] en
[naam 22] en
een of meer (onbekende) anderen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten moord,
zulks terwijl hij, verdachte, de leider van voormelde organisaties was;
Feit 2
in de periode van 4 augustus 2014 tot en met 20 oktober 2017, te Amsterdam en Amstelveen en Badhoevedorp en Oostzaan, althans in Nederland, en Chili en/of Dubai en Duitsland en Spanje,
tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, immers hebben verdachte en zijn mededaders van voorwerpen, te weten:
- -
voertuigen en
- -
een woning ( [adres] ) en
- -
geldbedragen in totaal 10.132.703,00 euro (kasboeken en notities) en
- -
een geldbedragen in totaal 1.462.440 euro (aangetroffen in de woning van [naam 36] aan de [adres] ) en
- -
geldbedragen in totaal 46.190,65 euro (aangetroffen bij verdachte tijdens zijn aanhouding in Chili), en
- -
luxe goederen, te weten exclusieve horloges van het merk Audemars Piquet en Franck Muller,
de werkelijke aard en/of herkomst en/of vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op
voornoemde voorwerpen was en voornoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad
en/of
voornoemde voorwerpen, heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of van voornoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 jaar, met aftrek van de dagen dat verdachte in voorarrest heeft gezeten.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft onder meer verzocht om bij het bepalen van de op te leggen straf rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en met de per 1 juli 2021 in werking tredende Wet straffen en beschermen als gevolg waarvan voor gedetineerden het recht op voorwaardelijke invrijheidstelling na twee derde van de vrijheidsstraf komt te vervallen en wordt gemaximeerd tot 2 jaar. Ook heeft de verdediging verzocht om rekening te houden met de zware detentieomstandigheden van verdachte. Vanaf oktober 2017 tot maart 2018 was verdachte gedetineerd in een maximaal beveiligde ondergrondse gevangenis te Santiago (Chili). Verdachte heeft daar het nodige meegemaakt en gezien. Vanaf het moment dat hij in Nederland is aangekomen, zit verdachte in de [detentieadres] . Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het zwaar heeft gehad in detentie. In de gevangenis in Chili heeft hij gezien dat twee mensen werden neergestoken en gedurende de hele reis van Chili naar Nederland heeft hij een blinddoek en een koptelefoon opgehad.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ten aanzien van de criminele organisatie met oogmerk moord Verdachte was de leider van een goed georganiseerde criminele organisatie, gericht op het plegen van moorden. Uit PGP-communicatie blijkt dat in huiveringwekkende berichten wordt besproken wie beoogde doelwitten waren en hoe die personen het beste uitgeschakeld konden worden. Deze gesprekken zijn ook te koppelen aan daadwerkelijke gebeurtenissen en handelingen en moeten daarom serieus worden genomen. Verdachte bespreekt in korte tijd en op achteloze wijze dat verschillende mensen dood moeten. Het is ontluisterend en weerzinwekkend dat verdachte met zijn organisatie op deze manier over leven en dood denkt te kunnen beschikken. Het achterliggend motief lijkt in alle gevallen steeds geld of wraak. Kennelijk is dit voor verdachte meer waard dan een mensenleven en dat maakt een en ander nog afschuwelijker. De kennelijke hongerigheid om mensen om te willen brengen en vervolgens te juichen nadat iemand is geliquideerd is uitermate schokkend. Moord is een van de zwaarste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht dat ongekend leed veroorzaakt voor nabestaanden en daarnaast beroering in de samenleving teweeg brengt. De leider van een organisatie die een van de zwaarste misdrijven die er bestaat als doel heeft, verdient de maximum straf die voor deelname aan een criminele organisatie mogelijk is, te weten zes jaar gevangenisstraf. Dit vermeerdert de rechtbank nog met een derde vanwege verdachtes leiderschap. In totaal komt de rechtbank voor dit onderdeel dus uit op 8 jaar gevangenisstraf.
Ten aanzien van de criminele organisatie met oogmerk gewoontewitwassen en ten aanzien van het medeplegen van gewoontewitwassen.
Verdachte heeft daarnaast leiding gegeven aan een organisatie die zich bezig hield met witwassen op grote schaal. Door dit bewust in een geoliede organisatie en middels verschillende constructies te doen, heeft hij vele personen bij zijn criminaliteit betrokken. Verdachte heeft zich daarbij schuldig gemaakt aan medeplegen van gewoontewitwassen. Dankzij afschermconstructies was verdachte in staat om gedurende een lange periode een luxe leven te leiden met geld dat van misdrijf afkomstig is. Daardoor kon hij over woningen, luxe goederen en exclusieve voertuigen beschikken en heeft hij bijna € 12.000.000,- contant voorhanden gehad. Verdachte leefde er op los ten koste van de samenleving.
Witwassen op deze enorme schaal vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. De ernst hiervan kan niet genoeg benadrukt worden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die strafrechters in Nederland hebben vastgesteld. Er is geen afzonderlijk oriëntatiepunt voor witwassen, maar de rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor fraudezaken. Het oriëntatiepunt voor fraudezaken met een benadelingsbedrag vanaf € 1.000.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden tot de maximum op te leggen gevangenisstraf. Strafverzwarend is dat het in dit geval om zeer waardevolle goederen en om zeer hoge geldbedragen gaat alsmede dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt en dat hij dit samen met anderen én in georganiseerd verband heeft gedaan. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar is voor dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank daarom passend.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie van 4 februari 2021, waaruit blijkt dat verdachte de afgelopen vijf jaren niet is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Er zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die ertoe nopen om in dit strafproces tot strafvermindering over te gaan vanwege hetgeen verdachte in Chili in detentie stelt te hebben meegemaakt. Dat de reis naar Nederland onaangenaam zal zijn geweest, wil de rechtbank aannemen maar vormt, gelet op de duur van die ervaring, afgezet tegen de ernst van de feiten, evenmin een grond voor stafvermindering. Voor wat betreft de detentieomstandigheden in Nederland overweegt de rechtbank dat onder meer de penitentiaire regelgeving verdachte mogelijkheden biedt om rechtsmiddelen in te stellen tegen de wijze waarop de voorlopige hechtenis wordt tenuitvoergelegd. Voorts zijn de rechtbank geen bijzondere detentieomstandigheden gebleken, die strafverlaging rechtvaardigen.
De inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen, eerder per 1 mei 2021 bepaald, is uitgesteld naar 1 juli 2021. Op het moment van deze uitspraak is de wet nog niet in werking getreden en daarom heeft de rechtbank daar ook geen acht op geslagen. Overigens is het aan de rechter om te bepalen welke factoren van belang zijn bij het bepalen van de straf.
Dat er volgens de verdediging sprake is van eendaadse samenloop, omdat er sprake is van één criminele organisatie met meerdere en niet – zoals de officier van justitie heeft betoogd – van twee criminele organisaties waarbij één criminele organisatie zich richt op witwassen en moord en de andere criminele organisatie op de voorbereiding en/of het bevorderen van drugshandel, behoeft evenmin bespreking nu verdachte van de criminele organisatie met als oogmerk de voorbereiding en/of bevorderen van drugshandel zal worden vrijgesproken. Gelet op die vrijspraak zal de rechtbank ook niet ingaan op het door de verdediging gevoerde verweer dat de eis van de officier van justitie op gespannen voet staat met artikel 7 EVRM en het nulla poena sine lege beginsel ten aanzien van de tenlastegelegde criminele organisatie met voorbereiding en/of bevorderen van drugshandel.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar in beginsel passend en geboden is.
De rechtbank houdt er wel rekening mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM met ruim 19 maanden is overschreden, omdat niet binnen twee jaar na de aanvang van de redelijke termijn vonnis is gewezen. De aanvangsdatum van de redelijke termijn is daarbij bepaald op 20 oktober 2017. Op die dag is verdachte in Chili aangehouden om te worden uitgeleverd naar Nederland. De rechtbank zal vanwege de schending van de redelijke termijn 12 maanden op de straf in mindering brengen.
Concluderend, zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 11 jaar opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest en in uitleveringsdetentie heeft gezeten.
9. Beslag
Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals vermeld op de als bijlage II aan dit vonnis gehechte beslaglijst. De verdediging heeft ten aanzien daarvan geen verweer gevoerd. De rechtbank komt ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen – overeenkomstig de vordering van de officier van justitie – tot het volgende oordeel.
Verbeurdverklaring
De volgende items op de beslaglijst met datum 5 maart 2021 die ter zitting is overgelegd, worden verbeurd verklaard, nu, het bewezenverklaarde onder feit 2 is begaan met betrekking tot deze voorwerpen:
- Geld (63, 64, 66, 67, 71, 72,en 73);
- Aan de voertuigen gerelateerde-items (65, 70, 77, 78, 79 en 80);
- Telefoons (74, 75, 76);
- Horloges 83 t/m 87.
Onttrekking aan het verkeer
Het op de beslaglijst onder 81 en 96 vermelde inbeslaggenomen pistool en munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Bewaren voor rechthebbende
De op de beslaglijst onder 1 tot en met 62, 68, 82 en 89 tot en met 95 vermelde inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden bewaard voor de rechthebbende, nu met het voortduren van het beslag geen strafvorderlijk belang meer wordt gediend en niet kenbaar is van wie deze goederen zijn, aangezien kennisgevingen van inbeslagneming van deze goederen ontbreken.
10. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 140 (oud) en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
11. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding partieel nietig, zoals hiervoor in rubriek 3 is weergegeven.
Verklaart het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief bewezen geachte:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij de leider van die organisatie was;
ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
medeplegen van gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 11 (elf) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in uitleveringsdetentie, verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen met nummers 63 tot en met 67, 70 tot en met 80 en 82 tot en met 87, zoals vermeld op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerpen met nummers 81 en 96, zoals vermeld op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte beslaglijst.
Gelast bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen met nummers 1 tot en met 62, 68, 82 en 89 tot en met 95 zoals vermeld op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. [voorzitter] , voorzitter,
mrs. [rechter 1] en [rechter 2] , rechters,
in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 mei 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 31‑05‑2021
Documentcode 9627133, pagina’s A 2855-2857;
Documentcode 10306399, pagina’s A 3506-3507;
Documentcode 13655091, pagina’s A 6909-6913 (aanvulling oktober 2020);
Documentcode 10168756, pagina A 3275;
Documentcode 10829740, pagina’s A 5015-5016;
Documentcode 9627133, pagina A 2858;
LERAB15019-2614 (documentcode 8335560), pagina’s A 3452-3455;
Documentcode 10958265, pagina’s A 3731-3741;
Documentcode 11041843, pagina A 4857;
Zie bijvoorbeeld Documentcode 11880434, pagina A 6325 en Documentcode 11984374 pagina A 5927;
Proces-verbaalnummer LERAB15019-2615, pagina’s A 4118-4119;
Documentcode 11922196, pagina’s A 6108-6111;
Documentcode 12867989, pagina’s A 6658 (aanvulling juni 2020);
Proces-verbaalnummer LERAB15019-2314, pagina’s A 3839-3842;
Proces-verbaalnummer LERAB15019-2316, pagina’s A 3870-3872;
Documentcode 12792170, pagina A 6700 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 13567952, pagina A 7036 (aanvulling oktober 2020);
Documentcode 10862238, pagina’s A 4073 en A 4086-4088;
Proces-verbaalnummer LERAB15019-2602, pagina’s A 3775-3776;
Documentcode 11979001, pagina’s 6543-6552; proces-verbaalnummer 2012332179, pagina A 4870;
Documentcode 10373035, pagina’s A 3445-3446;
Documentcode 9831408, pagina’s A 2974-2978;
Proces-verbaalnummer 43/2018, pagina’s A 2991-2993;
Documentcode 13655091, pagina’s A 6909-6913 (aanvulling oktober 2020);
Proces-verbaalnummer LERAB15019-2310, pagina’s A 3743-3744;
Documentcode 12867989, pagina’s A 6658-6666 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 12858489, pagina A 6803 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 6184912, pagina’s E 0001-0002;
Documentcode 6410831, pagina E 1419;
Documentcode 9561526, pagina E 2677;
Een proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021;
Documentcode 10987817, pagina’s A 6494-6495;
Documentcode 9561526, pagina E 2677;
Documentcode 6895255, pagina’s A 254-257;
Documentcode 9491344, pagina’s E2138-2140;
Documentcode 11557416, pagina U 0128; Een proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021;
Documentcode 9491344, pagina’s E 2139-2140;
Documentcode 7149376, pagina’s A 1380-1381; Documentcode 6895255, pagina’s 259-262;
Een geschrift, zijnde een brief van Actys Wonen BV, pagina A 1403;
Een geschrift, zijnde een acceptgiro van NV NUON Klantenservice, pagina A 1402;
Documentcode 6261247, pagina A 1205-1208;
Documentcode 6954955, pagina’s A 700-723;
Documentcode 7381052, pagina A 1364;
Documentcode 6938031, pagina’s A 541-542;
Documentcode 6939243, pagina A 614;
Documentcode 7340248, pagina’s 1442-1443;
Zaaksdossier witwassen [naam 13] , pagina’s 126-127;
Documentcode 9491344, pagina’s E 2138-2140;
Documentcode 6878295, pagina’s A 0154-0156;
Documentcode 6973037, pagina’s K 123-125;
Documentcode 6899947, pagina K 0031;
Documentcode 7149376, pagina A 1391-1393;
Documentcode 9489772, pagina’s E 2130-2135;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1978 en A 1980-1981;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1981-1982;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1985-1986;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1986-1987;
Documentcode 7996179, pagina A 1987;
Documentcode 7996179, pagina A 1990;
Documentcode 7996179, pagina A 1980;
Documentcode 7996179, pagina A 1991;
Documentcode 7996179, pagina A 1994;
Documentcode 7996179, pagina A 1986;
Documentcode 7996179, pagina A 1980;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1989;
Documentcode 7996179, pagina A 1991;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1987;
Documentcode 7996179, pagina A 1980;
Documentcode 7298588, pagina’s A 1991-1993;
Documentcode 7996179, pagina A 1994;
Documentcode 7996179, pagina A 1986;
Documentcode 6476943, pagina’s A 1524;
Documentcode 7624370, Pagina A 1967;
Documentcode 6476943, pagina’s A 1524-1525;
Documentcode 8118778, pagina’s A 2130-2131;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1982-1985;
Documentcode 7298588, pagina A 1692;
Documentcode 7996179, pagina’s A 1990-1991;
Documentcode A 1379, pagina A 1385;
Documentcode 7298588, pagina’s A 1995-1997; Info bureau Sirene, rubriek A 1792;
Een geschrift, zijnde een getuigenverhoor van [getuige 1] op 11 april 2018, politiebureau te Aken, pagina’s E 2652-2658;
Een geschrift, zijnde een foto op pagina E 2666;
Documentcode 6954955, pagina’s A 700-702;
Documentcode 8190950, pagina’s A 2071-2074;
Documentcode 7366124, pagina’s A 1945-1955;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 50] bij de rechter-commissaris van 27 september 2018;
Documentcode 9036307, pagina’s A 2345 en 2352;
Documentcode 9043505, pagina A 3169;
Documentcode 9596078, pagina A 2771-2773;
Proces-verbaalnummer 2016-100689-000107, pagina’s A 3328 en A 3349-3357;
Documentcode 10306399, pagina A 3507;
Een verhoor getuige [naam 52] , pagina’s F 383-386;
Een geschrift, zijnde een koopakte, pagina F 368;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 51] op 7 november 2019 bij de rechter-commissaris;
Een geschrift, 74.931.157-D, inhoudende de verklaring van [getuige 2] op 24 juli 2018 door de recherche te Malaga, pagina’s F 341-346;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 26 mei 2020 bij de rechter-commissaris;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] op 26 mei 2020 bij de rechter-commissaris;
Documentcode 10019045, pagina’s 3312 en 3314-3317 en Documentcode 10738877, pagina A 3945;
Documentcode 9861093, pagina’s A 5576-5579;
Een proces-verbaal van de terechtzitting van 9 maart 2021;
Indien in processen-verbaal van bevindingen is geverbaliseerd dat bij de vermelde tijden telkens twee uren opgeteld moeten worden, zal de rechtbank voor de leesbaarheid van het vonnis de tijden van verstuurde berichten reeds gecorrigeerd weergeven;
Proces-verbaalnummer 2016117075, pagina’s A 3949-3950;
Documentcode 11853089, zaaksdossier liquidatie [slachtoffer 2] , pagina’s 3-6;
Documentcode 11922196, pagina A 6113;
Documentcode 11853089, zaaksdossier liquidatie [slachtoffer 2] , pagina 6;
Documentcode 10862238, pagina’s A 4075-4077;
Documentcode 10862238, pagina A 4079-82;
Documentcode 11897416, pagina A 5930;
Documentcode 12792170, pagina A 6698 en A 6713;
Documentcode 7148707, pagina A 6538;
Documentcode 11886377, zaaksdossier voorbereiding moord [slachtoffer 3] , pagina 9;
Documentcode 12792170, pagina’s A 6693 en A 6701 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 10862238, pagina’s A 4084-4077;
Documentcode 11786396, pagina’s A 5630-5631;
Documentcode 11631089, pagina’s A 5480-5482;
Documentcode 11631089, pagina’s A 5484-5485;
Documentcode 12792170, pagina’s A 6704-6705 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 12792170, pagina A 6748 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 12867989, pagina’s A 6658 en A 6665-6666 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 12858489, pagina’s A 6803-6804;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 23] op 20 april 2020 bij de rechter-commissaris;
Documentcode 10372664, pagina’s A 3476-3481;
Documentcode 12792170, pagina A 6693 (aanvulling juni 2020);
Proces-verbaal LERAB15019-3801, pagina’s A 3793-3795;
Documentcode 11862064, pagina’s 10-11;
Documentcode 11862064, zaaksdossier voorbereiding moord [naam 7] , pagina’s 2-3;
Zie pagina 20 van dit vonnis, voetnoot 18;
Zie pagina 22 van dit vonnis, voetnoot 27 en 28;
Documentcode 13567952, pagina’s A 7022, 7026 en A 7034-7042;
Documentcode 13567952, pagina’s A 7026 en A 7031-7034;
Documentcode 12792170, pagina A 6714 (aanvulling juni 2020);
Documentcode 10862238, pagina’s A 4084-4077;