Rb. Gelderland, 11-12-2019, nr. ARN 18/4222
ECLI:NL:RBGEL:2019:5991, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
11-12-2019
- Zaaknummer
ARN 18/4222
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2019:5991, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 11‑12‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2020:9560, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NLF 2020/0069 met annotatie van
NTFR 2020/547 met annotatie van mr. A.H.W. Steijn
Uitspraak 11‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Verdrag Nederland-Malta BV is voor verdragstoepassing inwoner van Malta. De BV is als gevolg daarvan in Nederland beperkt belastingplichtig en kan daarom niet in de heffing worden betrokken voor uit Zwitserland afkomstige rente.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 18/4222
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaak tussen
[X] te [Q], eiseres
(gemachtigde: mr. [A]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Breda, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2013 een aanslag (aanslagnummer [XXX].V.36.0112) vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 53.498. Tevens is bij beschikking € 2.949 aan belastingrente in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 juni 2018 de aanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen tijdig beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2019.
Namens eiseres is verschenen haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen mr. [B] en mr. [C].
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is in 1994 opgericht naar Nederlands recht en is statutair gevestigd te [(NL)]. In 2013 werd de statutaire directie en feitelijke leiding van eiseres uitgeoefend door een in Malta gevestigde rechtspersoon. Enig aandeelhouder van eiseres in 2013 was [D] ([D]), sinds 2004 woonachtig in Zwitserland.
2. Eiseres had in 2013 een rekening-courant vordering op [D]. De hierover berekende rente van € 53.485 is door [D] schuldig gebleven.
3. De commerciële winst van eiseres bedroeg in 2013 € 35.188. Deze winst bestond uit de door [D] schuldig gebleven rente van € 53.485 en ontvangen bankrente van € 13, verminderd met kosten en rentelasten van bij elkaar € 18.310.
4. Voor de winstbelasting in Malta maakte eiseres gebruik van het remittance base regime. In haar Maltese aangifte winstbelasting over 2013 heeft eiseres de door [D] schuldig gebleven rente van € 53.485 vermeld als ‘Investment income not arising and not remitted to Malta’. Over dit bedrag is als gevolg daarvan in Malta geen winstbelasting geheven.
5. In haar Nederlandse aangifte vennootschapsbelasting over 2013 heeft eiseres een belastbaar bedrag van nihil aangegeven. Bij de vaststelling van de aanslag is verweerder afgeweken van de aangifte en heeft hij het belastbaar bedrag gecorrigeerd naar € 53.498.
Geschil
6. In geschil is of de door [D] verschuldigde rente van € 53.485 door Nederland in de heffing van vennootschapsbelasting mag worden betrokken. Dat wil zeggen, of Nederland ten aanzien van deze rente heffingsbevoegd is, of dat de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Malta tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, van 18 mei 1977 (het Verdrag) dat verhindert. Het geschil spitst zich toe op de uitleg van de remittance base bepaling in artikel 2, vijfde lid, van het Verdrag. Niet langer in geschil is dat de door eiseres ontvangen bankrente van € 13 ten onrechte is gecorrigeerd. Het beroep is reeds hierom gegrond.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres in 2013 zowel belastingplichtig was in Malta, omdat haar feitelijke leiding daar was gevestigd, als in Nederland, omdat zij naar Nederlands recht is opgericht, vgl. artikel 2, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet vpb).
8. Eiseres stelt dat zij, als gevolg van het feitelijk gevestigd zijn in Malta, in Nederland slechts beperkt binnenlands belastingplichtig is. De heffing is toegewezen aan Malta en de remittance base bepaling brengt daar geen verandering in.
9. Verweerder is van mening dat eiseres, als gevolg van de oprichting naar Nederlands recht, in Nederland onbeperkt binnenlands belastingplichtig is. Op grond van de remittance base bepaling hoeft aan eiseres geen voorkoming van dubbele belasting te worden verleend voor de schuldig gebleven rente van € 53.485.
Beoordeling van het geschil
10. De verdeling van heffingsbevoegdheden tussen Nederland en Malta is geregeld in het Verdrag. Artikel 2, vijfde lid, van het Verdrag luidt als volgt:
“Artikel 2. Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
(…)
5. Indien op grond van een bepaling van deze Overeenkomst in een van de Staten een hetzij volledige, hetzij gedeeltelijke vermindering van belasting over bepaalde inkomsten moet worden verleend en ingevolge de in de andere Staat geldende wetgeving een persoon ter zake van die inkomsten niet voor het volle bedrag aan belasting is onderworpen, doch slechts voor zover die inkomsten naar die andere Staat zijn overgemaakt of aldaar zijn ontvangen, vindt de vermindering die de eerstbedoelde Staat ingevolge deze Overeenkomst moet verlenen, slechts toepassing op het gedeelte van de inkomsten dat naar de andere Staat is overgemaakt of aldaar is ontvangen.”
11. Ingevolge artikel 4, vierde lid, van het Verdrag wordt, indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepaling van het eerste lid inwoner van beide Staten is, hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
12. Ingevolge artikel 7 van het Verdrag (Winst uit onderneming) zijn de voordelen van een onderneming gedreven door een inwoner van een van de Staten slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting.
13. Ingevolge artikel 11 van het Verdrag (Interest) mag interest afkomstig uit een van de Staten en betaald aan een inwoner van de andere Staat, in die andere Staat worden belast.
14. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat de feitelijke leiding van eiseres in 2013 in Malta was gelegen. Op grond van artikel 4, vierde lid, van het Verdrag wordt eiseres dan voor de toepassing van het Verdrag geacht inwoner te zijn van Malta. Hoewel eiseres in Nederland binnenlands belastingplichtig is, is de rechtbank van oordeel dat eiseres daardoor in Nederland alleen in de heffing van vpb kan worden betrokken voor de bronnen die op grond van het Verdrag aan Nederland ter heffing zijn toegewezen, vergelijk Hoge Raad 17 februari 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC5259 (beperkte binnenlandse belastingplicht).
15. Nu geen sprake is van een vaste inrichting van eiseres in Nederland, noch van rente die afkomstig is uit Nederland, is Nederland niet heffingsbevoegd ten aanzien van het bedrag aan schuldig gebleven rente. Deze rente kan daarom niet in Nederland belast worden. Aan toepassing van de remittance base bepaling wordt niet toegekomen, omdat geen sprake is van voorkoming van dubbele belasting. De grondslagbeperking van onbeperkte belastingplicht naar beperkte belastingplicht kan dus niet worden aangemerkt als een vermindering van belasting over bepaalde inkomsten in de zin van de remittance base bepaling, zoals verweerder heeft betoogd. Het beroep is ook op dit onderdeel gegrond.
16. De rechtbank ziet onder ogen dat, als het inwonerschap op basis van het Verdrag toegewezen wordt aan Malta, altijd sprake is van een beperkte belastingplicht in Nederland en dat dan in het algemeen niet wordt toegekomen aan toepassing van de remittance base bepaling. Hoewel daardoor inkomsten mogelijk onbelast blijven, blijkt uit de bewoordingen van de remittance base bepaling en de toelichting daarop niet dat deze bepaling ruimer moet worden uitgelegd.
17. Aangezien eiseres geen afzonderlijke gronden tegen de beschikking belastingrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte belastingrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de aanslag.
18. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
19. Aan het verzoek om vergoeding van immateriële schade zal tegemoet worden gekomen. Tussen de ontvangst van de bezwaarschriften op 27 november 2017 en deze uitspraak is een periode van twee en een half jaar (naar boven afgerond) verstreken, zodat sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met een half jaar. Deze overschrijding is gelet op de datum van de uitspraak op bezwaar van 13 juni 2018 geheel toerekenbaar aan verweerder. De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding vormen de redelijke termijn te verlengen. Dit leidt tot een vergoeding van immateriële schade van € 500.
20. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.532 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het horen met een waarde per punt van € 254, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil;
- vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot het vergoeden van de door eiseres geleden immateriële schade ten bedrage van € 500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.532;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Westerbaan, voorzitter, mr. J.M.W. van de Sande en mr.drs. S.J. Willems-Ruesink, rechters, in tegenwoordigheid van S. Lensink MSc, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: | ||
griffier | voorzitter | |
Afschrift verzonden aan partijen op: | ||
Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep. |