NJB 2020/980:Van door een feitelijkheid wederrechtelijk dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, art. 284 Sr: daarvan kan slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer tegen zijn of haar wil iets heeft gedaan, niet gedaan of geduld. Een dergelijke ‘feitelijkheid’ kan bestaan uit het uitsluitend uitspreken van woorden