CBb, 17-03-2020, nr. 19/99
ECLI:NL:CBB:2020:164
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
17-03-2020
- Zaaknummer
19/99
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2020:164, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 17‑03‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig, Proceskostenveroordeling)
Uitspraak 17‑03‑2020
Partij(en)
uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
zaaknummer: 19/99
uitspraak van de meervoudige kamer van 17 maart 2020 in de zaak tussen
Liander N.V. (Liander), appellante
(gemachtigden: mr. J.E. Janssen, mr. B.J.M. van Oorschot en mr. S. van den Akker),
en
Autoriteit Consument en Markt (ACM), verweerster
(gemachtigden: mr. B.O.N. van Hemessen en mr. A. van Dijk).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 1] B.V., te [plaats] , ( [naam 1] ) (gemachtigde: mr. M.R. het Lam).
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2018 heeft ACM beslist in een geschil tussen [naam 1] en Liander over het weigeren van transport door Liander op grond van artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 (E-wet).
Liander heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
ACM heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2020.
Partijen zijn verschenen bij genoemde gemachtigden.
Overwegingen
1. [naam 1] exploiteert een glastuinbouwbedrijf in de regio [regio] . Voor de bedrijfsvoering is [naam 1] aangesloten op onderstation [regio] . [naam 1] heeft Liander verzocht om verhoging van de transportcapaciteit. Liander heeft dit verzoek afgewezen. [naam 1] heeft hierover vervolgens bij ACM een klacht ingediend. ACM heeft zich bij het bestreden besluit onder meer op het standpunt gesteld dat er sprake is van schending van de transportplicht als bedoeld in artikel 24, eerste lid, van de E-wet.
2. Ter zitting van het College heeft Liander onder meer gesteld dat [naam 1] niet bestaat. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is geen [naam 1] B.V. ingeschreven. De handelsnaam [naam 1] B.V. is evenmin ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Dit betekent dat de klacht bij ACM is ingediend door een niet-bestaande partij. Een niet-bestaande partij kan geen klacht- of beroepsprocedures voeren, aldus Liander.
3. ACM en [naam 1] hebben deze stelling ter zitting niet betwist.
4. Het College overweegt als volgt.
4.1
Uit het uittreksel “ [naam 2] B.V.” van het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt het volgende.
De statutaire naam is [naam 2] B.V. De handelsnamen zijn [naam 3] en [naam 2] B.V. De datum van akte van laatste statutenwijziging is 4 januari 2017.
De oude statutaire namen zoals vastgelegd sinds 1 oktober 1993 waren van 27 mei 2004 tot 1 januari 2012 Kwekerij [naam 4] B.V. en van 1 januari 2012 tot 4 januari 2017 Kwekerij [naam 1] B.V.
De oude handelsnamen zoals vastgesteld sinds 1 oktober 1993 waren van 27 mei 2004 tot 1 januari 2012 Kwekerij [naam 4] B.V. en van 1 januari 2012 tot 4 januari 2017 Kwekerij [naam 1] B.V.
4.2
De klacht bij ACM is ingediend op 15 juni 2018 door [naam 5] B.V. namens [naam 1] B.V.
4.3
Hieruit volgt dat de klacht is ingediend namens een niet (meer) bestaande vennootschap. Een dergelijke entiteit kwalificeert niet als partij in de zin van artikel 51, eerste lid, van de E-wet waarbij – voor zover van belang – is bepaald dat een partij, die een geschil heeft met een netbeheerder, een klacht bij ACM kan indienen.
4.4
Dit betekent dat ACM de klacht van [naam 1] ten onrechte inhoudelijk heeft beoordeeld. ACM had de klacht niet-ontvankelijk moeten verklaren.
5. Het beroep is gegrond en het College vernietigt het bestreden besluit. Het College ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de klacht van [naam 1]niet-ontvankelijk wordt verklaard. Het College veroordeelt ACM in de door Liander gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt het College op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
Het College:
- -
verklaart het beroep gegrond;
- -
vernietigt het bestreden besluit;
- -
verklaart de door [naam 1] bij ACM ingediende klacht niet-ontvankelijk;
- -
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- -
draagt ACM op het betaalde griffierecht van € 345,- aan Liander te vergoeden;
- veroordeelt ACM in de proceskosten van Liander tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, mr. J.H. de Wildt en mr. T. Pavićević, in aanwezigheid van mr. P.M. Beishuizen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. P.M. Beishuizen