Wanneer hierna wordt verwezen naar een eindproces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL202M2010177931 van politie Midden- en West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 256.De verklaring van verdachte, afgelegd op de zitting van 25 april 2013;
Rb. Zeeland-West-Brabant, 20-08-2013, nr. 02/666916-10
ECLI:NL:RBZWB:2013:6114
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
20-08-2013
- Zaaknummer
02/666916-10
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2013:6114, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20‑08‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑08‑2013
Inhoudsindicatie
"Een gedeeltelijke veroordeling voor het seksueel binnendringen bij een minderjarige in het kader van een vrijwillige relatie. Vrijspraak van de overige tenlastegelegde onderdelen omdat deze zijn gebaseerd op 1 bewijsmiddel, te weten de verklaring van de minderjarige die onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen. Verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden."
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 666916-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 augustus 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. Verkaart, advocaat te Breda
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 augustus 2013, waarbij de officier van justitie, mr. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met [slachtoffer] ontucht heeft gepleegd, die mede bestond uit het seksueel binnendringen van haar lichaam terwijl zij nog geen 16 jaar oud was.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Op grond van artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering dient een minderjarige bij een zedendelict te worden gehoord. Het doel daarvan is dat een strafvorderlijk optreden achterwege kan blijven waar dit niet geboden is. De raadsman stelt zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat [slachtoffer] niet wenste dat er vervolging werd ingesteld, althans dat het Openbaar Ministerie onvoldoende heeft laten blijken dat er een belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij het Openbaar Ministerie dit heeft laten meewegen. Uit het dossier komen geen zwaarwegende belangen naar voren die noopten tot vervolging. Daar komt bij dat er sprake is van een schending van de redelijke termijn nu pas tweeënhalf jaar na de uitkomst van de zaak is besloten tot dagvaarden.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat verdachte werkzaam was als leraar en voetbaltrainer, naast het leeftijdverschil, voldoende grond voor de officier van justitie heeft kunnen opleveren om tot vervolging over te gaan. Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank stelt voorts vast dat de overschrijding van de redelijke termijn geen aanleiding vormt om daaraan in dit kader consequenties te verbinden
Nu ook verder niet is gebleken van een reden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, is de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals het is tenlastegelegd en baseert zich daarbij op de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, de verklaring van de moeder van [slachtoffer] en de deels bekennende verklaring van verdachte bij de politie. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de MSN-gegevens. Bovendien komt deze verklaring tot in detail overeen met hetgeen zij aan haar moeder heeft verteld, terwijl [slachtoffer] op dat moment nog niet wist dat dit tot een vervolging zou leiden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank slechts tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen verdachte heeft bekend. Voor het overige tenlastegelegde zit geen steunbewijs in het dossier. De verklaring van de moeder van [slachtoffer] is een verklaring van horen zeggen en kan derhalve niet als steunbewijs dienen. Op grond van de MSN-gegevens kan niet worden vastgesteld dat er geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden, zoals [slachtoffer] heeft verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit, behoudens het onderdeel waarin verdachte wordt verweten dat hij zijn penis in de vagina en/of anus van [slachtoffer] heeft gebracht, wettig en overtuigend bewezen gelet op:- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 6 augustus 20131.;
- het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer]2..
De rechtbank stelt vast dat verdachte bekent dat hij met [slachtoffer] heeft getongzoend, dat zij hem heeft afgetrokken en gepijpt en voorts dat het zou kunnen dat hij haar borsten heeft betast, zij het dan over haar kleding heen. Verdachte ontkent echter dat sprake is geweest van de vaginale en anale seks, die [slachtoffer] in haar getuigenverklaring bij de politie en bij de rechter-commissaris omschrijft. Hoewel voor de rechtbank de betrouwbaarheid van getuige [slachtoffer] buiten discussie staat en zij op belangrijke onderdelen geloof hecht aan haar verklaring, kan de rechtbank niet komen tot een veroordeling van verdachte ter zake van de handelingen die door hem worden ontkend.
Het bewijs dat een verdachte een strafbaar feit heeft begaan, kan niet uitsluitend op de verklaring van één getuige worden gebaseerd, maar dient in voldoende mate steun te vinden in de overige bewijsmiddelen. In beginsel geldt hierbij dat twee getuigenverklaringen, afkomstig uit dezelfde bron, niet voldoende zijn, tenzij in die extra verklaring feiten en omstandigheden naar voren komen die steun geven aan de verklaring van de getuige en die als afkomstig uit een onafhankelijke bron zijn aan te merken. Dit geldt ook indien de verklaring van de getuige, in casu [slachtoffer], betrouwbaar wordt geacht. Die betrouwbaarheid dient door ander bewijs te worden ondersteund.
De verklaring van de moeder van [slachtoffer] geeft weer wat [slachtoffer] haar heeft verteld over het contact met verdachte en wat er zich tussen haar en verdachte, in globale bewoordingen, heeft afgespeeld. Dat is gebaseerd op informatie die zij van [slachtoffer] heeft verkregen. Deze verklaring is derhalve afkomstig uit één en dezelfde bron, te weten [slachtoffer], waardoor zij in beginsel niet als ondersteunend bewijs kan dienen. In de verklaring van moeder zijn geen zaken te vinden die te relateren zijn aan het gebeurde en waarover moeder uit eigen wetenschap kan verklaren. Zaken als een gedragsverandering, sporen van het delict, informatie uit een medische verklaring en dergelijke.
Ook de MSN-berichten tussen [slachtoffer] en verdachte bieden onvoldoende steun aan de getuigenverklaring van [slachtoffer], nu de inhoud van die berichten ook in een andere gang van gebeurtenissen kan worden geplaatst. Uit de MSN-berichten komt immers nergens expliciet naar voren dat sprake is geweest van anale dan wel vaginale seks.
Evenmin zijn in de verklaringen van verdachte aantoonbaar onwaarheden of tegenstrijdigheden aan te wijzen die bij de beoordeling van het bewijs een rol kunnen spelen.
De rechtbank concludeert dat zij, gelet op vorenstaande, kan vaststellen noch ontkrachten dat de vaginale en/of anale seks, zoals beschreven door [slachtoffer], zich heeft voorgedaan. Nu er aangaande die seksuele handelingen slechts één zelfstandig bewijsmiddel aanwezig is, acht de rechtbank niet wettig bewezen dat verdachte vaginale en/of anale seks heeft gehad met verdachte, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 6 juli 2010 tot en met
13 augustus 2010 te Breda, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of
zijn verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of zich vervolgens
door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
die [slachtoffer] getongzoend en/of de borsten van die [slachtoffer] betast;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 240 uur, met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat een voorwaardelijke straf achterwege kan blijven. Verdachte heeft zijn werkzaamheden als leraar reeds vrijwillig beëindigd en is altijd meewerkend geweest. Er heeft geen enkele vorm van dwang plaatsgevonden en er is ook geen aangifte geweest. Gelet op deze omstandigheden en het tijdsverloop meent de raadsman dat een gematigde werkstraf voldoende is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de toen 15-jarige [slachtoffer] in het huis van verdachte. Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Ofschoon er sprake was van wederzijdse instemming had verdachte zich bewust moeten zijn van het leeftijdsverschil en het feit dat hij haar voetbaltrainer was en daarmee van het overwicht dat hij dientengevolge op haar had. Ook had verdachte zich rekenschap moeten geven van de mogelijke nadelige gevolgen die de ontuchtige handelingen voor aangeefster zouden kunnen hebben, zowel op korte als op langere termijn. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan maar zijn eigen verlangens voorop gesteld. Hierdoor heeft verdachte wellicht een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist.
De rechtbank stelt voorop dat in gevallen waarbij sprake is van vergelijkbare ontuchtige handelen buiten echt met een kind tussen de 12 en 16 jaar geregeld gevangenisstraffen worden opgelegd. De rechtbank acht het feit ook in dit geval dermate ernstig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel in de rede ligt.
Aan de andere kant stelt de rechtbank vast dat het gaat om een ouder feit van medio 2010. Verdachte heeft lange tijd in onzekerheid verkeerd over de afwikkeling van de jegens hem gerezen verdenking. De rechtbank weegt – in voor verdachte gunstige zin – voorts mee dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft en dat hij niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar feit. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte al deels gestraft is voor zijn handelen doordat hij zich gedrongen voelde om zowel zijn werk als docent als zijn trainerschap neer te leggen.
De ouderdom van de feiten en de overige strafverminderende factoren leiden ertoe dat de rechtbank niet over zal gaan tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met de officier van justitie acht de rechtbank een taakstraf in combinatie met een
voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat een taakstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden is. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen, maar met name wordt hiermee beoogd de ernst van het feit te benadrukken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk deel van de straf een proeftijd van twee jaar verbinden.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2.500,=.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 500,= een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Zij neemt daarbij in aanmerking dat het feit dat [slachtoffer] zelf contact zocht met verdachte, en ook geen aangifte heeft willen doen, niet wegneemt dat later bij haar het besef is doorgedrongen dat de gebeurtenissen nooit plaats hadden mogen vinden, hetgeen bij haar heeft geleid tot problemen.
Het gevorderde acht de rechtbank tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
Voor het overige acht de rechtbank het gevorderde bedrag onvoldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de benadeelde partij daarom voor dat deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
8. De wettelijke voorschriften
9. De beslissing
De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 500,=, ter zake van immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
13 augustus 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;(BP.09)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer],
€ 500,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 10 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04).
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Volkers en mr. Van Schaik, rechters, in tegenwoordigheid van Van Beijsterveldt, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 augustus 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 6 juli 2010 tot en met
13 augustus 2010 te Breda, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]), die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd,
die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of
zijn verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of zich vervolgens
door die [slachtoffer] laten pijpen en/of
zich door die [slachtoffer] laten aftrekken en/of
die [slachtoffer] getongzoend en/of de borsten van die [slachtoffer] betast;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑08‑2013
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer], blz. 63-70 van voornoemd eindproces-verbaal.