Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen
Artikel 54 Deelneming aan de procedure door de beweerde inbreukmaker
Geldend
Geldend vanaf 06-03-2002
- Bronpublicatie:
12-12-2001, PbEG 2002, L 3 (uitgifte: 05-01-2002, regelingnummer: 6/2002)
- Inwerkingtreding
06-03-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2001, PbEG 2002, L 3 (uitgifte: 05-01-2002, regelingnummer: 6/2002)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
1.
Wanneer een vordering tot nietigverklaring van een ingeschreven Gemeenschapsmodel wordt ingesteld, mag elke derde die aantoont dat met betrekking tot hetzelfde model jegens hem een inbreukprocedure is ingeleid, zich, zolang het Bureau geen eindbeslissing heeft genomen, als partij in de nietigheidsprocedure voegen, indien hij binnen drie maanden na de inleiding van de inbreukprocedure een verzoek daartoe indient.
Hetzelfde geldt, wanneer een derde aantoont dat de houder van het Gemeenschapsmodel hem heeft aangemaand een veronderstelde inbreuk op het model te staken, en dat hij een procedure heeft ingeleid ter verkrijging van een rechterlijke beslissing ertoe strekkende dat hij geen inbreuk op het Gemeenschapsmodel maakt.
2.
Het verzoek tot voeging wordt schriftelijk gedaan en met redenen omkleed. Het verzoek wordt eerst geacht te zijn gedaan nadat de taks voor nietigverklaring, alsmede die van artikel 52, lid 2, zijn betaald. Vanaf dat tijdstip wordt het verzoek, behoudens de in de uitvoeringsverordening vastgestelde uitzonderingen, behandeld als een vordering tot nietigverklaring.