Rb. Noord-Nederland, 17-09-2015, nr. LEE 14/3468, nr. LEE 14/3469
ECLI:NL:RBNNE:2015:4444
- Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
- Datum
17-09-2015
- Zaaknummer
LEE 14/3468
LEE 14/3469
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNNE:2015:4444, Uitspraak, Rechtbank Noord-Nederland, 17‑09‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 17‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Beschikkingen VAR WUO terecht herzien in beschikkingen VAR Loon voor verlener AWBZ-zorg in natura.
Partij(en)
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: LEE 14/3468 en 14/3469
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 17 september 2015 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Groningen verweerder
(gemachtigde: [gemachtigde] ).
Procesverloop
Verweerder heeft beschikking van 15 oktober 2013 verklaard dat de aan eiseres voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 gegeven Verklaring arbeidsrelatie (VAR-verklaring) wordt herzien. Deze herziening houdt in dat de voordelen die eiseres uit de in haar aanvraagformulier omschreven werkzaamheden geniet of zal gaan genieten, niet meer worden aangemerkt als winst uit onderneming. Deze voordelen worden vanaf 15 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 aangemerkt als loon uit dienstbetrekking.
Bij beschikking van 31 oktober 2013 heeft verweerder verklaard dat de aan eiseres voor de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 gegeven VAR-verklaring wordt herzien. Deze herziening houdt in dat de voordelen die eiseres uit de in haar aanvraagformulier omschreven werkzaamheden zal gaan genieten, niet meer worden aanmerkt als winst uit onderneming. Deze voordelen worden vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 aangemerkt als loon uit dienstbetrekking.
Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2015. Eiseres is verschenen, vergezeld van haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] .
Overwegingen
Feiten
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
1.1. Eiseres, geboren op [dag/maand] 1951, is verzorgende IG 3 (Individuele Gezondheidszorg, niveau 3) / verpleegkundige. Sinds 1 augustus 2007 staat eiseres bij de Kamer van Koophandel ingeschreven onder de handelsnaam “[handelsnaam] ”. De omschrijving van eiseres’ activiteiten luidt: “Het aanbieden van verzorging door ziekenverzorgster voor particulieren zowel nationaal en internationaal, tevens het verlenen van advies”.
1.2. Eiseres verleende in de jaren 2013 en 2014 onder meer (thuis)zorg in natura als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Eiseres verrichtte deze werkzaamheden in 2013, zoals zij ter zitting heeft verklaard, via de volgende instellingen:
a. [Instelling A] te [plaats] , handelend onder de naam [Instelling A] ( [Instelling A] ). Dit is een zogenaamde AWBZ-toegelaten zorginstelling als bedoeld in de Wet Toelating zorginstellingen (WTZi).
b. [Instelling B] , ook een AWBZ-toegelaten instelling als bedoeld in de WTZi.
c. [Bemiddelingsinstelling C] ( [Bemiddelingsinstelling C] ). Enig aandeelhouder van [Bemiddelingsinstelling C] is [Instelling D] ( [Instelling D] ). [Instelling D] is een AWBZ-toegelaten instelling als bedoeld in de WTZi, [Bemiddelingsinstelling C] is niet een zodanige instelling. Het innen en uitbetalen van zorggelden heeft [Instelling D] belegd bij [Stichting Derdengelden] .
1.3. In het jaar 2014 verleende eiseres, zoals zij ter zitting heeft verklaard, (thuis)zorg in natura als bedoeld in de AWBZ via [Instelling A] . Daarnaast heeft zij in 2014 zogenoemde PGB-zorgwerkzaamheden verricht bij een tweetal particuliere patiënten en verrichtte zij in 2014 AWBZ-zorg in natura via de zogenaamde ZZP-pilot.
1.4. In de door eiseres met [Instelling A] gesloten “ZZP-overeenkomst”, waarin eiseres is aangeduid als opdrachtnemer en [Instelling A] als opdrachtgever, is – voor zover deze overeenkomst door eiseres is overgelegd – het volgende bepaald:
“Artikel 1 Overeenkomst van opdracht
Opdrachtgever is met opdrachtnemer bij overeenkomst van opdracht overeengekomen om met ingang van 11/4/’12 in opdracht van opdrachtgever diensten te verrichten. In verband met bovengenoemde overeenkomst verklaart opdrachtgever te hebben opdragen aan opdrachtnemer, gelijk opdrachtnemer verklaart te hebben aangenomen van opdrachtgever, de uitvoering van de onder artikel 2 genoemde opdracht.
Artikel 2 De opdracht
2.1 Opdrachtnemer zal werkzaamheden verrichten conform de omschrijving van opdrachtnemers KvK-inschrijving en bij cliënten van opdrachtgever.
2.2 Deze overeenkomst is een raamovereenkomst van opdracht ex artikel 7:400 BW.
Partijen beogen uitdrukkelijk géén arbeidsovereenkomst tot stand te laten komen.
Iedere aanspraak op een arbeidsovereenkomst ex artikel 7:610 e.v. BW wordt dan
ook zowel gedurende het bestaan van deze overeenkomst als na beëindiging hiervan
uitgesloten.
2.3 Opdrachtnemer voert de werkzaamheden naar eigen inzicht en vaardigheden en voor
eigen verantwoordelijkheid en volgens de codes die voor de beroepsgroep
gebruikelijk zijn en zonder toezicht of leiding van opdrachtgever uit. Daarbij dient de
opdrachtnemer zich te houden aan de eisen en regels zoals die worden gesteld in de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.
2.4 Opdrachtnemer is bereid deze werkzaamheden te verrichten, terwijl Opdrachtnemer
vrij is concrete aanbiedingen tot het uitvoeren van werkzaamheden te weigeren.”.
1.5. In de door eiseres, handelende onder de naam “[handelsnaam]”, met [Instelling A] gesloten “Overeenkomst van Opdracht”, waarin eiseres is aangeduid als opdrachtnemer en [Instelling A] als opdrachtgever, is – voor zover de overeenkomst door eiseres is overgelegd en voor zover hier van belang – het volgende bepaald:
“ In overweging nemende dat:
- Partijen een opdrachtovereenkomst wensen te sluiten waarbij zij aangeven onder welke condities partijen elkander hebben gecontracteerd, inhoudend dat de opdrachtnemer voorafgaande aan de daadwerkelijke zorgverlening afspreekt met de opdrachtgever tegen welke prijs de opdrachtnemer daadwerkelijk de intentie heeft AWBZ-thuiszorg in natura te verlenen.
- Partijen op basis van voornoemde overeenkomst tussen zorgvrager en opdrachtgever een overeenkomst van opdracht tot stand willen kunnen laten komen voor de daadwerkelijk te verlenen AWBZ thuiszorg in natura waarvan het zorgplan onderdeel uitmaakt.
- Partijen verantwoord zijn voor het leveren van AWBZ thuiszorg aan de zorgvrager: O. van B (…), geboren op [dag/maand] -1945, met burgerservicenummer (…) en gevestigd te (…).
Komen partijen ten behoeve van de uitvoering van de Algemene Wet bijzondere Ziektekosten (AWBZ) overeen de opdracht vast te leggen in deze overeenkomst.
1. Intentie
Partijen verklaren dat zij uitdrukkelijk niet beogen om met elkaar een arbeidsovereenkomst te sluiten en uitsluitend met elkaar wensen te contracteren op basis van een overeenkomst van opdracht. (…) De opdrachtnemer vervult de opdracht in volledige onafhankelijkheid en bepaalt zelf onder welke omstandigheden, bijvoorbeeld qua werktijd en wijze van uitvoering van de opdracht wordt vervult. Voor zover de opdrachtgever de opdrachtnemer aanwijzingen of richtlijnen geeft in verband met de uitvoering van de opdracht zullen deze louter strekken tot effectieve uitvoering van de contractuele afspraken, zonder in te grijpen in de wijze van uitvoering van de overeenkomst, aangezien de opdrachtnemer daarover bij uitsluiting beslist. De opdrachtnemer is volledig vrij ook voor derden werkzaam te zijn.
2. Aard en duur van de overeenkomst
2.1
De zorg, die opdrachtnemer voor opdrachtgever zal verrichten, bestaat uit het volgende:
opgenomen i.v.m. OK 29-10-2013; craniotomie re temp. met 5 ALA. Dhr heeft t.g.v. de ok volledige uitval linker lichaamshelft. Tumor blijkt kwaadaardig (Gliobastoom graad 4) heeft men niet volledig kunnen verwijderen. Dhr wil niet verder behandeld worden.
(…)”.
1.6.
Tot de gedingstukken behoort een inschrijfovereenkomst, die eiseres is aangegaan met [Bemiddelingsinstelling C] . Deze inschrijfovereenkomst is namens [Bemiddelingsinstelling C] ondertekend, terwijl een handtekening van eiseres ontbreekt. In deze inschrijfovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Hierbij verklaart [eiseres] , (…) werkzaam als zelfstandig ondernemer in de zorg (Ziekenverzorgende),
dat
wanneer hij /zij met tussenkomst van [Bemiddelingsinstelling C] zelfstandig zorg verleent bij een cliënt van [Bemiddelingsinstelling C] hij/zij bruto tarieven declareert bij [Stichting Derdengelden] en zelfstandig de benodigde sociale premies en belastingen afdraagt over deze inkomsten. [Bemiddelingsinstelling C] is derhalve niet aansprakelijk voor de afdracht aan uitkeringsinstanties en/of belastingdienst over onderstaand genoemde vergoedingen.
Voor het verlenen van deze zorgdiensten ontvangt de zelfstandige ondernemer in de zorg het honorarium hetgeen met de cliënt of diens waarnemer is afgesproken inzake de desbetreffende zorg.
Volgens opgave van de zelfstandige ondernemer in de zorg bestaat dit uit de volgende componenten:
(…)
[Bemiddelingsinstelling C] brengt bemiddelingskosten + btw in rekening bij de zelfstandig ondernemer in de zorg. (…)
Tevens verklaart ondergetekende:
- - een geldige Verklaring Arbeidsrelatie van de Belastingdienst (Winst Uit Onderneming) te hebben overlegd; indien op de 1e werkdag geen geldige VAR/WUO aanwezig is dan zal [Bemiddelingsinstelling C] 50% van de factuurwaarde inhouden en reserveren voor eventuele loonheffing en sociale verzekeringswetten totdat genoemde verklaring is verkregen.
- - een eigen beroepsaansprakelijkheids/rechtsbijstandverzekering te hebben afgesloten;
- - het bewijs van goed gedrag te hebben overlegd;
- - ingeschreven is bij de Kamer van Koophandel.
Tenslotte is afgesproken dat de zelfstandig ondernemer in de zorg niet zelfstandig cliënten zal werven die op enigerlei wijze aan [Bemiddelingsinstelling C] verbonden zijn. Ook zal met deze cliënten niet onderhandeld worden over het tarief.”.
Nadat verweerder de aan eiseres gegeven VAR-verklaringen had herzien zoals bij het procesverloop vermeld, is eiseres per 1 november 2013 met [Bemiddelingsinstelling C] een arbeidsovereenkomst aangegaan.
1.7.
De zorginstelling [Instelling B] sluit met de zorgbehoevenden (aangeduid als cliënt) inzake het verlenen van zorg in natura een “Zorgovereenkomst thuiszorg [Instelling B] Zorg” af. Hierin is onder meer bepaald:
“ 1. Zorgafspraken
De cliënt ontvangt zorg van [Instelling B] op het adres, zoals hierboven vermeld, conform de in deze overeenkomst opgenomen afspraken.
(…)
3.Financiering
(…)
c) Indien de zorg voor de cliënt geherindiceerd moet worden, gaat cliënt akkoord dat [Instelling B] deze herindicatie bij het CIZ indient.
4. Zorgdossier
In overleg met cliënt worden concrete werkafspraken gemaakt en vastgesteld in een zorgdossier. In het zorgdossier worden de zorgproducten, de hoeveelheid uren per product en de verdeling van het aantal uur per week vastgelegd.
Het zorgdossier bevindt zich gedurende de periode dat [Instelling B] de zorg aan de cliënt verleent bij de cliënt thuis.
Bij belangrijke wijzigingen ten aanzien van de zorgbehoefte moet een nieuwe indicatie worden vastgesteld door het CIZ of [Instelling B] . Wijzigingen in aard, omvang en inhoud van de zorgverlening worden schriftelijk vastgesteld in het zorgdossier. [Instelling B] behoudt zich het recht voor de zorgplanning te wijzigingen in overleg met de cliënt.
Het zorgdossier maakt integraal onderdeel uit van deze overeenkomst.
(…)
8. Aanvullende bepalingen
a. a) [Instelling B] zet zich in om zoveel mogelijk dezelfde zorgverleners in te zetten voor de
zorgverlening. Voor niet-complexe zorg betekent dit dat er per periode van vier
weken maximaal 7 verschillende zorgverleners worden ingezet. Voor complexe zorg
betekent dit dat er per periode van vier weken maximaal 14 verschillende
zorgverleners worden ingezet.
b) Het bepaalde in lid a van dit artikel is afhankelijk van de omstandigheden waaronder
de zorg wordt verleend en kan afwijken wanneer de zorgvraag verandert.
c) Van het bepaalde in lid a van dit artikel kan tijdens schoolvakanties worden
afgeweken.
d) Indien van het bepaalde in lid a van dit artikel, behoudens het bepaalde in lid b en c
van dit artikel, wordt afgeweken zal [Instelling B] in overleg met de cliënt voor een
aanvaardbare oplossing zorgen.
(…)”.
In de algemene voorwaarden van [Instelling B] die van toepassing zijn op de hiervoor bedoelde overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“ARTIKEL 8 – De intake
1. Voorafgaand aan het tot stand komen van de overeenkomst biedt [Instelling B] de cliënt schriftelijk informatie aan over tenminste de volgende punten:
a. de vormen van zorg die [Instelling B] kan bieden, de gevolgen van een nieuwe
indicatie als deze lichtere of zwaardere zorg noodzakelijk maakt en de
mogelijkheid van beëindiging vóór afloop van de indicatie als de zorg niet langer nodig is;
b. de procedure ter verkrijging van een nieuwe indicatie, de mogelijkheid dit
door [Instelling B] te laten doen en de gevolgen daarvan;
c. het doorgeven van een contactpersoon en de mogelijkheid tot het aanstellen
van een vertegenwoordiger en de wettelijke regels die daarop betrekking
hebben;
d. mogelijkheid tot het opstellen van een schriftelijke wilsverklaring waarin de
cliënt uit hoe hij wil dat er wordt gehandeld, indien hij in een situatie komt
waarin hij niet meer voor zichzelf kan beslissen;
e. de procedure rond het opstellen van een zorgplan;
(…)
h. sleutelbeheer;
i. de bereikbaarheid van [Instelling B] in geval van een noodsituatie;
j. waar de cliënt aan moet voldoen om de zorgverleners en andere personen
werkzaam bij of in opdracht van [Instelling B] in staat te stellen te werken
conform de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden;
k. de mogelijkheden om wensen van de cliënt te honoreren;
(…)
m. het beleid ten aanzien van ethische en levensbeschouwelijke vraagstukken;
n. het beleid ten aanzien van vrijheidsbeperking;
o. de klachtenregeling;
p. deze algemene voorwaarden;
q. indien van toepassing de instructies voor eventuele zorgverlening op afstand;
r. het privacybeleid;
s. het medicatiebeleid.
(…)
ARTIKEL 9 – Totstandkoming overeenkomst
1. [Instelling B] doet op basis van de intake een aanbod aan de cliënt waarin de te leveren zorg en alle te leveren diensten nauwkeurig zijn beschreven.
(…)
ARTIKEL 10 – Totstandkoming van het zorgplan
1. [Instelling B] stelt in samenspraak met de cliënt een zorgplan op. [Instelling B] biedt de cliënt ondersteuning aan bij het overleg over het zorgplan.
(…)
ARTIKEL 11 - Doel in inhoud van het zorgplan
1. Het zorgplan heeft tot doel de kwaliteit van leven van de cliënt te ondersteunen en
sluit zoveel mogelijk aan bij diens persoonlijke wensen en mogelijkheden.
2. Het zorgplan beschrijft de gezondheidssituatie van de cliënt ten gevolge van diens
aandoeningen, de prognoses daarvan en de daarmee samenhangende risico’s voor
diens gezondheid en welzijn, de met de cliënt afgesproken vormen van zorg en, indien
er sprake is van geneeskundige handelingen, de uit te voeren verrichtingen.
3. In het zorgplan wordt in ieder geval vastgelegd:
a. welke disciplines de verschillende onderdelen van het zorgplan uitvoeren en op welke momenten of met welke regelmaat;
b. wie binnen [Instelling B] het vaste aanspreekpunt is voor de cliënt;
c. welke familieleden van de cliënt of anderen bij de zorgverlening worden
betrokken of over de zorgverlening worden geïnformeerd en hoe dat
plaatsvindt;
d. de momenten van evaluatie van het zorgplan.
ARTIKEL 12 – Naleving van het zorgplan
1. [Instelling B] voert de zorg uit volgens de afspraken in het zorgplan.
2. Als [Instelling B] afgesproken zorg niet conform het zorgplan kan verlenen, stelt
[Instelling B] de cliënt daarvan meteen in kennis. Als de cliënt de afgesproken zorg niet
conform het zorgplan kan ontvangen, stelt de cliënt [Instelling B] daarvan meteen in
kennis.
3. Het zorgplan wordt minimaal één keer per jaar in samenspraak met de cliënt
geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. De cliënt kan gemotiveerd verzoeken om
tussentijdse evaluatie. De evaluatie en de bijstellingen worden schriftelijk vastgelegd.
De eerste evaluatie vindt plaats binnen 6 maanden na instemming van cliënt met het
zorgplan, of zoveel eerder als nodig is.
(…)
5. [Instelling B] instrueert individuele zorgverleners over de rechten van de cliënt ten aanzien van zijn zorgplan en stelt de cliënt hiervan op de hoogte.
(…)
ARTIKEL 15 – Bewaren van gegevens
1. Als [Instelling B] zorginhoudelijke gegevens over de cliënt vastlegt, blijven deze gegevens te allen tijde beschikbaar voor zowel [Instelling B] als de cliënt.
2. Bij beëindiging van de overeenkomst bewaart [Instelling B] de gegevens en krijgt de cliënt een kopie als hij dat wil. (…)
ARTIKEL 16 – Gegevensverstrekking en verlening van inzage door de [Instelling B] aan derden
(…)
3. Na overlijden van de cliënt geeft [Instelling B] desgevraagd inzage in de zorginhoudelijke gegevens aan de nabestaanden voor zover de cliënt daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of toestemming mag worden verondersteld.
4. [Instelling B] instrueert individuele zorgverleners over hun geheimhoudingsplicht en stelt de cliënt hiervan op de hoogte. (…)
ARTIKEL 18 – Zorg
1. [Instelling B] levert zorg met inachtneming van de normen zoals die door representatieve
organisaties van in ieder geval zorgaanbieders en cliënten in overleg met de Inspectie
Gezondheidszorg zijn vastgesteld.
2. [Instelling B] zorgt ervoor dat alle zorgverleners die binnen de organisatie van [Instelling B]
of in opdracht van [Instelling B] zorg verlenen aan de cliënt:
a. hiertoe te allen tijde bevoegd en bekwaam zijn;
b. handelen overeenkomstig de voor de zorgverleners geldende professionele
standaarden waaronder de richtlijnen van de beroepsgroep. Afwijking van de
professionele standaard moet [Instelling B] motiveren en aan de cliënt uitleggen.
[Instelling B] maakt aantekening van de afwijking en van de uitleg aan de cliënt in het
zorgplan.
3. [Instelling B] zorgt voor continuïteit van de zorg.
(…)
ARTIKEL 20 – Afstemming (één cliënt meer zorgverleners)
A. Binnen de organisatie van [Instelling B]
1. Als een cliënt te maken heeft met twee of meer zorgverleners die binnen de
organisatie van [Instelling B] of in opdracht van [Instelling B] werken, zorgt [Instelling B] dat
alle betrokken zorgverleners:
a. elkaar informeren en bevragen over relevante gegevens van cliënt;
b. de cliënt tijdig doorverwijzen naar een andere zorgverlener voor zover de zorg
buiten de bevoegdheid of deskundigheid van [Instelling B] valt, of op verzoek van de
cliënt;
c. met elkaar periodiek overleggen over de cliënt;
d. bij overdracht van de cliënt aan een andere zorgverlener, alle relevante gegevens
doorgeven en de cliënt daarover informeren.
2. [Instelling B] zorgt ervoor dat voor de cliënt te allen tijde duidelijk is:
a. wie voor welke handelingen verantwoordelijk is;
b. wie het aanspreekpunt is voor vragen van de cliënt, diens vertegenwoordiger en
familieleden.
B. Binnen en buiten [Instelling B]
3. Als een cliënt te maken heeft met twee of meer zorgverleners waarvan tenminste één niet binnen [Instelling B] of in opdracht van [Instelling B] werkt, zorgt [Instelling B] ervoor dat:
a. de taken en verantwoordelijkheden rond de zorgverlening aan de cliënt tussen de betrokken zorgverleners zijn verdeeld;
b. afstemming en informatie-uitwisseling tussen de betrokken zorgverleners met toestemming van de cliënt plaatsvindt, waarbij de ervaringen van de cliënt worden meegenomen.
ARTIKEL 21 - Incidenten
1. Zo spoedig mogelijk na een incident informeert [Instelling B] de betreffende cliënt over:
a. de aard en de oorzaak van het incident;
b. of en welke maatregelen zijn genomen om soortgelijke incidenten te voorkomen.
2. Als een incident gevolgen heeft voor de gezondheidstoestand van de cliënt, bespreekt
[Instelling B] de voor de aanpak daarvan mogelijke behandelingsalternatieven met de
cliënt en maakt afspraken over de aanvang van de gekozen behandeling en het
vervolg. [Instelling B] wijst de cliënt hierbij uitdrukkelijk op de mogelijkheid van een
second opinion binnen of buiten [Instelling B] .
3. [Instelling B] verleent adequate zorg teneinde de gevolgen van het incident voor de cliënt
te beperken. In geval van spoedeisende zorg betekent dit dat aan het genoemde in lid
2 2 niet hoeft te worden voldaan.
ARTIKEL 22 – Zorg voor persoonlijke eigendommen
[Instelling B] zorgt ervoor dat degenen die onder haar verantwoordelijkheid betrokken zijn bij de zorg voor de cliënt, zorgvuldig omgaan met diens eigendommen.
(…)
ARTIKEL 33 – Klachtenregeling
1. [Instelling B] beschikt over een op de wet gebaseerde en voldoende bekend gemaakte regeling voor de opvang en afhandeling van klachten en behandelt de klacht overeenkomstig deze klachtenprocedure.
2. Klachten over de uitvoering van de overeenkomst moeten zo snel als mogelijk, volledig en duidelijk omschreven, worden ingediend bij [Instelling B] , nadat de cliënt de gebreken heeft geconstateerd.
(…)”.
1.8.
[Instelling B] werkt met richtlijnen voor inzet van medewerkers. Hierin is het volgende opgenomen:
“ONZE RICHTLIJNEN VOOR INZET VAN MEDEWERKERS
Altijd de bereikbare dienst informeren, ook al zijn er geringe veranderingen te melden.
Klantgericht aanwezig zijn en tevens zorgdragen voor de directe leefomgeving.
Geen geld lenen en/of aannemen van klanten.
Geen privé telefoongesprekken voeren.
Niet spreken over collega’s en andere cliënten.
Wijzigingen in het rooster doorgeven.
Netjes gekleed zijn.
Altijd buiten roken, ook als de familie binnen rookt.
Geheimhoudingsplicht, niet over andere klanten spreken.
Dienstbaar opstellen en altijd alle handelingen verrichten in samenspraak met de
klant en/of aanwezige familie.
Privacy van de klant waarborgen
Geen alcohol of drugs gebruiken.
Op tijd zijn en anders melden dat je te laat komt.
Na overlijden vragen aan de familie wat je nog voor hun kunt betekenen en even melden op welke tijdstip je de woning verlaat.
Inzet is niet mogelijk, indien de medewerker zich niet aan bovenstaande kan houden en bij weigering van onze principes wordt de inzet onmiddellijk stop gezet.
Urenregistratie en facturen:
S(…) verzorgt onze urenregistratie op kantoor en heeft daarvoor de geleverde zorguren nodig. In het zorgdossier gebruiken wij register aanwezigheid.
In principe hebben wij een digitale urenregistratie die per week door de medewerkers
ingevuld dient te worden en die gaat dan per mail naar S(…)@ [Instelling B] .nl.
Voor vragen hierover kan je S(…) ten alle tijden emailen.
De facturen behoren eveneens digitaal verzonden te worden en hebben vaste details
nodig. Wij hebben daarvoor een voorbeeld gemaakt en dit kan toegezonden worden.
Na controle van de facturen worden deze naar hoofdkantoor van [Instelling B] in
Woerden verzonden en dezelfde week vindt daar de betaling plaats.
De bereikbaarheidsdienst kan alleen gebeld worden voor belangrijke mededelingen
in de thuissituatie omdat wij overdag op route zijn.
(…)”.
1.9.
Tot de gedingstukken behoort een print van de website van [Instelling B] . Hierop staat onder het vacatureaanbod het volgende vermeld:
´Teamleider V&V (niveau 5)
Functie omschrijving
Als teamleider geef je leiding aan één of meer teams. Je bewaakt de continuïteit en de kwaliteit van de te leveren zorg. Je organiseert en coördineert de planning en je draagt zorg voor een efficiënte procesgang. Je coacht, stimuleert en enthousiasmeert de medewerkers in je team. Je organiseert werkoverleg, voert verzuim en functioneringsgesprekken en je lost knelpunten op. Daarnaast verricht je zelf ook verpleegkundige, verzorgende en begeleidende taken bij cliënten in de thuissituatie. Je helpt de cliënt bij het regisseren van zijn zorgvraag en zorgt voor korte lijnen naar huisartsen en andere zorgverlenende instanties.
(…)
Wie is [Instelling B] ?
[Instelling B] is een innovatieve en ondernemende thuiszorgorganisatie. [Instelling B] levert als AWBZ-toegelaten organisatie thuiszorg vanuit locaties in heel Nederland met kleine teams en enthousiaste verpleegkundigen en verzorgenden.
(…)”.
1.10.
Het zorgkantoor [Zorgkantoor M] , handelend namens de uitvoeringsorganen AWBZ (in de overeenkomst aangeduid als [Zorgkantoor M] ) heeft met betrekking tot de AWBZ zorg in de jaren 2013 en 2014 een overeenkomst gesloten met [Instelling B] B.V. als zorgaanbieder. In de “OVEREENKOMST 2014 [Zorgkantoor M] – ZORGAANBIEDER AWBZ” staat onder meer het volgende vermeld:
“DEEL II: REGIOGEBONDEN AFSPRAKEN
(…)
Artikel 1. Zorglevering
1. De zorgaanbieder verbindt zich zorgprestaties te leveren aan verzekerden met
inachtneming van de betreffende aanvullende leveringsvoorwaarden, zoals vermeld in de [Zorgkantoor M] inkoopdocumenten AWBZ 2014 W&T, GZ en GGZ.
2. De zorgaanbieder waarborgt dat de beroepsbeoefenaren bij de zorgverlening de eisen in acht nemen die voortvloeien uit de voor de beroepsgroep geldende wet- en regelgeving. Als richtsnoer voor het toetsen van de geleverde kwaliteit kan [Zorgkantoor M] gebruik maken van de erkende professionele standaarden van de beroepsgroepen waaronder de landelijke kwalificaties MBO voor Verpleeg- en Verzorgingshuiszorg en Thuiszorg en de bijbehorende beroepscompetentieprofielen, alsmede van de normen die volgens de stand van wetenschap en de gangbare opvattingen binnen de beroepsgroepen gelden binnen de verschillende sectoren.
3. De zorgaanbieder verleent de geïndiceerde zorg zonder enige betaling of enige aanvullende betaling door de verzekerde, tenzij het Bijdragebesluit zorg of de Bijdrageregeling A WBZ anders bepaalt. De zorgaanbieder neemt daarbij de CVZ- brochure ‘Daar hebt u recht op in een AWBZ-instelling’ in acht aangaande de diensten zonder bijbetaling.
(…)
Artikel 5. Kwaliteit van zorgverlening
1. De zorgaanbieder is, ook wat betreft zijn personeel, verantwoordelijk voor een correcte
bejegening van verzekerden.
2. De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat zijn personeel bevoegd is en beschikt over de
kennis en kunde die voor de verlening van kwalitatief verantwoorde zorg noodzakelijk is en dat de opleiding en bijscholing zodanig is dat zij over een kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken.
3. De zorgaanbieder staat er voor in dat- voor zover van toepassing- inrichting,
instrumentarium en hygiëne aan de algemeen aanvaarde standaarden voldoen.
4. De zorgaanbieder zorgt - voor zover van toepassing - voor een geldige
gebruikersvergunning.
5. De zorgaanbieder draagt in overleg en afstemming met de cliëntenraad zorg voor een
systematische bewaking, beheersing en verbetering van de kwaliteit.
(...)
Artikel 7. Declaratie zorg
1. [Zorgkantoor M] zal de gedeclareerde en geleverde zorg betaalbaar stellen zolang het totaal van de gedeclareerde zorg de beschikbare contracteerruimte niet overschrijdt en voor zover van toepassing de vaste volume afspraak dan wel het vaste budget niet wordt overschreden.
[Zorgkantoor M] is nimmer gehouden om zorg te vergoeden wanneer de beschikbare
contracteerruimte is overschreden.
2. Vanaf het moment dat een bindende volumeafspraak is gemaakt met zorgaanbieders zal de geleverde zorg betaalbaar worden gesteld voor zover dat past binnen de financiële waarde van de vaste bindende volumeafspraak.
(…)
Artikel 14. Managementinformatie/geleverde zorg
1. De zorgaanbieder registreert de geleverde zorg conform de NZa-beleidsregel systematiek, de kaderregeling AO/IC AWBZ-zorgaanbieders en conform de vereisten uit hoofde van het Bijdragebesluit zorg.
2. De zorgaanbieder levert maandelijks, zo spoedig mogelijk na afloop van de periode,
doch uiterlijk voor de 20e van de maand volgend op de maand waarop de productie
heeft plaatsgevonden een productieoverzicht aan. Hierin is tevens de productie
opgenomen die door onderaannemer(s) is geleverd. De zorgaanbieder maakt hierbij
gebruik van het realisatieformat van [Zorgkantoor M] en verstrekt de informatie per regio.
3. De zorgaanbieder levert daarnaast voor de geleverde zorg declaraties op
cliëntniveau in bij [Zorgkantoor M] . Do zorgaanbieder doet dit conform het Landelijk
Declaratieprotocol AWBZ 2014.
4. Op verzoek van [Zorgkantoor M] verstrekt de zorgaanbieder relevante managementinformatie over de geleverde zorg.
(...)
Artikel 16. Controle
Indien sprake is van geconstateerde onrechtmatigheid en/of ondoelmatigheid (waaronder het niet voldoen aan de overeengekomen kwaliteitseisen) van de geleverde zorg, kan [Zorgkantoor M] hier consequenties aan verbinden. Afhankelijk van de ernst en zwaarte van de geconstateerde feiten kan [Zorgkantoor M] besluiten één of meer van de volgende maatregelen te nemen:
a. het opleggen van een waarschuwing;
b. het registreren van de zorgaanbieder in het door de zorgverzekeraars erkende
signaleringssysteem FISH (Fraude Informatie Systeem Holland);
c. terugvordering van (een deel) van het bedrag aan onrechtmatig en/of ondoelmatig
bestempelde declaraties (waarbij tevens de gemaakte onderzoekskosten aan de
zorgaanbieder zullen worden doorberekend) al dan niet gecombineerd met verrekening met nog openstaande dan wel toekomstige declaraties;
d. het doen van aangifte bij het Openbaar Ministerie;
e. opzegging van de overeenkomst.
(...)
Artikel 21. Onderaanneming
[Zorgkantoor M] zal alleen toestemming geven voor het inschakelen van derden voor de uitvoering
van de overeenkomst voor meer dan:
- 5% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 1% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief,
- 10% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 2% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief;
- 25% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 3% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief;
- 50% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 5% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief;
- 75% van de extramurale productieafspraak, indien de zorgaanbieder een extra korting van 10% op de NZa beleidswaarden extramurale zorg wil geven, boven op het op basis van de inkoopprocedure door [Zorgkantoor M] vastgestelde tarief.
Deze verplichte korting geldt niet indien de in te schakelen derde onderdeel uitmaakt van de
economische eenheid waartoe ook de contractant behoort. Palliatief terminale zorg,
beschikbaarheid van zorg en intensieve kindzorg geleverd door onderaannemers wordt niet
meegenomen in de hierboven vermelde berekening.
(...)
Artikel 26. Vitaliteitsbeleid
De intramurale zorgaanbieder beschikt over een actueel vastgesteld en geïmplementeerd
vitaliteitsbeleid waarin in elk geval de volgende onderwerpen zijn opgenomen:
- Visie op gezond leven en een beschrijving van de doelstellingen;
- Beschrijving van de doelgroep waarop de leefstijlinterventie gericht is;
- Beschrijving van de werkwijze, de grond waarop deze is gebaseerd en op welke wijze
cliënten actief worden betrokken;
- Aangegeven is welke resultaten er zijn behaald of beoogd worden te behalen;
- De wijze waarop interventies opgenomen worden in de individuele behandelplannen.
Artikel 27. Valpreventie
De zorgaanbieder met productieafspraken binnen het kavel Intramurale zorg, extramurale zorg en / of volledig pakket thuis, beschikt over een recent vastgesteld en geïmplementeerd beleid waaruit blijkt dat valpreventie een vast onderdeel uitmaakt van het zorgplan.
Artikel 28. Wijkgerichtheid
De zorgaanbieder die extramurale zorg en / of dagactiviteiten & vervoer levert beschikt over een recentelijk vastgesteld en geïmplementeerd beleid omtrent wijkgerichtheid. De zorgaanbieder heeft in elk geval de sociale kaart van de wijk (buurt, buurtschap, dorp) op haar website gepubliceerd en voorafgaand aan de zorglevering met de cliënt besproken.
(…)
DEEL III: ALGEMEEN DEEL
Intentie en afbakening
Het doel van deze overeenkomst is het maken van afspraken over de levering van voldoende kwalitatief goede, doelmatige en doeltreffende Zorg aan de AWBZ-verzekerden in de desbetreffende Zorgkantoorregio.
(…)
Begrippen
(…)
g. Onderaannemerschap:
Er is sprake van Onderaanneming indien een Verzekerde in AZR is toegewezen aan een
Zorgaanbieder (de hoofdaannemer) en deze, voor (een deel van) de daadwerkelijke Zorg een andere Zorgaanbieder (de Onderaannemer) inschakelt.
(…)
o. Zorg(leef)plan:
Een concrete invulling van de door de Zorgaanbieder te verlenen Zorg per Verzekerde,
gebaseerd op de geïndiceerde Zorg. Het Zorgplan wordt overeengekomen tussen Verzekerde en de Zorgaanbieder. Het Zorgplan wordt ook wel individueel begeleidingsplan, behandelplan of ondersteuningsplan genoemd.
p. Zorgverleningsovereenkomst:
De individuele dienstverleningsovereenkomst tussen Verzekerde en Zorgaanbieder over de Zorg, inclusief die aangaande de overbruggingszorg, waarin de rechten en plichten van beide partijen zijn vastgelegd.
(…)
Artikel 1 Zorglevering
1. De Zorgaanbieder handelt volgens het meest recente voorschrift zorgtoewijzing.
2. De Zorgaanbieder verbindt zich om, met inachtneming van zijn toelating en hetgeen tussen Partijen is overeengekomen aan productieafspraken, Zorg te verlenen aan de Verzekerde die zich daartoe tot hem wendt en die op die Zorg aanspraak kan maken. De Zorgaanbieder houdt zich aan de verwijzing of het geldige Indicatiebesluit cq. de zorgtoewijzing en de daarin vastgelegde aard en omvang van de Zorg, met inachtneming van hetgeen bepaald in lid 4.
3. De Zorgaanbieder verplicht zich om kwalitatief verantwoorde, doelmatige en doeltreffende Zorg te leveren. Hieronder wordt verstaan: Zorg die beantwoordt aan de stand van wetenschap en praktijk en die gebruikelijk is in de kring van beroepsgenoten (kwalitatief verantwoord) en die cliëntgericht, doeltreffend voor cliënt en doelmatig in de zin van een optimale inzet van mensen en middelen wordt verleend en die naar maatstaven van redelijkheid is afgestemd op de reële behoefte van de Verzekerde (doeltreffend en doelmatig). De Zorg is bovendien proportioneel zodat onder- en overgebruik van Zorg wordt vermeden. Ten einde aan deze verplichtingen te kunnen voldoen, beschikt de Zorgaanbieder over voldoende gekwalificeerd personeel. Het personeel kan de Verzekerden en [Zorgkantoor M] in de Nederlandse taal te woord staan.
4. De Zorgaanbieder neemt uiterlijk binnen twee werkdagen, maar bij voorkeur dezelfde dag, na ontvangst van het Indicatiebesluit contact op met de Verzekerde en maakt op basis van het Indicatiebesluit met de Verzekerde afspraken om te komen tot Zorgverlening. Bij dit gesprek kan een derde, zoals een familielid of mantelzorger, betrokken zijn.
(…)
Artikel 2 Zorg(leef)plan
1. De zorgaanbieder handelt conform het Besluit Zorgplanbespreking AWBZ-zorg.
2. In het Zorg(leef)plan moet zijn opgenomen wat de wensen zijn van de Verzekerde. De
Zorgaanbieder maakt daar waar mogelijk met de Verzekerde afspraken over het moment (tijdstip en dag) en de frequentie waarop de Zorg geleverd wordt, de vorm, de omvang (basiszorg en eventuele meerzorg) en de inhoud van de Zorg die de organisatie biedt, de plaats waar de Zorg geleverd wordt en de functie van de medewerker die de Zorg levert.
3. Het Zorg(leef)plan dient altijd actueel te zijn en aan te sluiten bij de zorgbehoefte van de cliënt. Het Zorg(leef)plan wordt indien daartoe aanleiding is tussentijds aangepast. Het Zorg(leef)plan wordt minimaal een keer per jaar met de Verzekerde geëvalueerd en waar nodig bijgesteld.
(…)
7. Met het Zorg(leef)plan geeft de Zorgaanbieder uitvoering aan zijn verplichting kwalitatief verantwoorde en doelmatige Zorg te verlenen. De Zorgaanbieder draagt er zorg voor dat (waar mogelijk en altijd in overleg met de Verzekerde) overbodige, onnodige of ondoelmatige Zorg wordt afgebouwd en dat de Verzekerde optimaal wordt ondersteund bij het realiseren van zelfregie/ eigen handelen. De Zorgverleningsovereenkomst en het Zorg(leef)plan dienen te worden ondertekend door de Zorgaanbieder en de Verzekerde en/of diens vertegenwoordiger. (…)
Artikel 3 Continuïteit van de zorglevering
1. De Zorgaanbieder garandeert de continuïteit van de Zorg.
(…)
Artikel 10 Onderaannemerschap
1. Verleende Zorg in Onderaanneming komt alleen voor vergoeding in aanmerking indien
vooraf toestemming is verleend door [Zorgkantoor M] , tenzij [Zorgkantoor M] en Zorgaanbieder hierover andere afspraken maken. De inschakeling van een Onderaannemer geschiedt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de Zorgaanbieder uit deze overeenkomst.
2. De Zorgaanbieder verplicht zich tevens vooraf aan [Zorgkantoor M] te melden, indien hij zelf als Onderaannemer optreedt, onder vermelding van de naam van de partij waarvoor hij als Onderaannemer optreedt en het volume van de door deze partij verleende Zorg.
3. De Zorgaanbieder is en blijft volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle aspecten van de door de Onderaannemer geleverde Zorg. Daaronder valt in ieder geval levering van kwalitatief verantwoorde Zorg, op een rechtmatige en doelmatige wijze.
4. De Zorgaanbieder garandeert dat de Zorgverlening door de Onderaannemer(s) aan
dezelfde eisen voldoet, als die welke aan de Zorgverlening door de Zorgaanbieder zelf zijn gesteld.
5. De Zorgaanbieder geeft op verzoek van [Zorgkantoor M] nadere informatie over de Onderaannemer en diens aandeel in de productieafspraak. In voorkomend geval kunnen Partijen nadere afspraken maken met betrekking tot de onderaanneming en deze in een addendum vastleggen.
6. De Zorgaanbieder staat er voor in dat de Onderaannemer desgevraagd aan [Zorgkantoor M] alle inlichtingen verschaft die de Zorgaanbieder zelf ook dient te verstrekken alsmede alle informatie die [Zorgkantoor M] verlangt over de verhouding tussen de Zorgaanbieder en de
Onderaannemer.
7. [Zorgkantoor M] heeft het recht om Onderaannemers te weigeren.
8. De Zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het declareren van de geleverde Zorg aan
[Zorgkantoor M] en verantwoording aan het CAK.
9. De Zorgaanbieder ziet er op toe dat de Onderaannemer niet rechtstreeks facturen aan de Verzekerde stuurt voor Zorg die valt binnen de AWBZ-aanspraken van de Verzekerde.
10 De Zorgaanbieder geeft inzicht in de opbrengsten, die zijn verkregen uit inschakeling van derden. Op verzoek van [Zorgkantoor M] draagt de Zorgaanbieder er zorg voor dat zijn opgave door een accountant is gecontroleerd en wordt een afschrift van de verklaring aan [Zorgkantoor M] ter beschikking gesteld.
(…)
Artikel 12 Kwaliteitssystemen
1. De Zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de Zorgverleners binnen zijn organisatie handelen volgens tenminste de standaard die binnen de kring der beroepsgenoten algemeen aanvaard is. Dat betekent dat de Zorg wordt verleend volgens de meest recent beschikbare wetenschappelijke kennis en conform best practices. De Zorgaanbieder en de bij of voor de Zorgaanbieder werkzame personen werken volgens landelijke c. q. regionaal vastgestelde kwaliteitsstandaarden en protocollen en met inachtneming van de voor de Zorgaanbieder geldende wettelijke verplichtingen. De Zorgaanbieder beschikt over aantoonbaar bekwaam en/of gekwalificeerd personeel.
2. De Zorgaanbieder laat door een externe onafhankelijke partij een cliënttevredenheidsonderzoek uitvoeren onder tenminste een representatieve afspiegeling van de populatie wonende in de zorgkantoorregio waar de overeenkomst op van toepassing is. Het meest recente cliënttevredenheidsonderzoek moet openbaar worden gemaakt, inclusief de hieruit voortvloeiende verbeterplannen, en zij worden beschikbaar gesteld aan de cliëntenraad en [Zorgkantoor M] . (…)
3. De Zorgaanbieder voert jaarlijks een zelfevaluatie uit van de bereikte kwaliteit gebruikmakend van de aandachtsgebieden en indicatoren uit het landelijk kwaliteitskader. De evaluatie wordt openbaar gemaakt, inclusief de hieruit voortvloeiende verbeterplannen, en zij worden beschikbaar gesteld aan de cliëntenraad en [Zorgkantoor M] .
(…)
Artikel 13 Cliëntenraad
1. De Zorgaanbieder borgt dat de centrale cliëntenraad en lokale cliëntenraden zowel inhoudelijk als secretarieel voldoende ondersteund worden bij het uitvoeren van hun werkzaamheden.
2. De zorgaanbieder heeft een actueel beleid, welke in samenspraak met de cliëntenraad tot stand is gekomen, over de wijze waarop en de mate waarin de centrale en lokale cliëntenraden betrokken worden bij het doorlopen van alle stappen van de kwaliteitscyclus.
3. De Zorgaanbieder betrekt de centrale cliëntenraad aantoonbaar bij de voorbereiding van kwaliteitsmeting, de uitvoering, de evaluatie en het vervolgtraject.
(…)
5. De Zorgaanbieder stelt de systematiek van het Zorg(leef)plan in afstemming met de cliëntenraad op.
(…)
Artikel 22 Declaratie van geleverde Zorg
1. De Zorgaanbieder houdt zich bij de declaratie aan alle relevante wet- en regelgeving,
waaronder de wettelijke bepalingen van tarifering en bekostiging respectievelijk de bepalingen, richtlijnen en kaders van bij wet ingestelde organen zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
2. De Zorgaanbieder declareert bij [Zorgkantoor M] alleen de productie die is geleverd aan cliënten woonachtig in de regio waarvoor hij met het betreffende Zorgkantoor een overeenkomst is aangegaan en productieafspraken heeft gemaakt, tenzij anders overeengekomen met [Zorgkantoor M] .
3. De Zorgaanbieder dient declaraties voor de geleverde Zorg op cliëntniveau conform het Declaratieprotocol AWBZ 2014 in bij [Zorgkantoor M] . (…)
Artikel 23 Uitgangspunten voor betaling
1. De vergoeding van de Zorg vindt plaats overeenkomstig de afspraken die Zorgaanbieder en [Zorgkantoor M] hebben gemaakt en zoals vermeld in deze overeenkomst inclusief relevante addenda. Overproductie komt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder.”.
1.11.
Het zorgkantoor “ [Zorgkantoor N] ”, handelend namens de uitvoeringsorganen AWBZ heeft met betrekking tot de AWBZ zorg in het jaar 2014 een overeenkomst gesloten met [Instelling A] als zorgaanbieder. Verweerder heeft bij zijn verweerschrift als voorbeeld een “Overeenkomst 2013 [Zorgkantoor N] -Zorgaanbieder AWBZ” gevoegd. In “Deel III: Algemeen deel” is hierin opgenomen:
“(…)
Artikel 10: Onderaannemerschap
Lid 1
Verleende zorg in Onderaanneming komt alleen voor vergoeding in aanmerking indien vooraf toestemming is verleend door het Zorgkantoor. De inschakeling van een Onderaannemer geschiedt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de Zorgaanbieder uit deze overeenkomst.
(…)
Lid 3
De Zorgaanbieder is en blijft volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle aspecten van de door de Onderaannemer geleverde Zorg. Daaronder valt in ieder geval levering van kwalitatief verantwoorde Zorg, op een rechtmatige en doelmatige wijze.
Lid 4
De Zorgaanbieder garandeert dat de Zorgverlening door de Onderaannemer(s) aan dezelfde eisen voldoet, als die welke aan de Zorgverlening door de Zorgaanbieder zelf zijn gesteld.
(…)
Lid 6
Het Zorgkantoor heeft het recht om Onderaannemers te weigeren.
Lid 7
De hoofdaannemer is verantwoordelijk voor het declareren van de geleverde Zorg aan het Zorgkantoor en verantwoording aan het CAK.
Lid 8
De hoofdaannemer ziet er op toe dat de Onderaannemer niet rechtstreeks facturen aan de Verzekerde stuurt voor Zorg die valt binnen de AWBZ-aanspraken van de Verzekerde.
(…).”
In “Deel II: Regiogebonden deel” is hierin opgenomen:
“Artikel 12 Onderaanneming in aanvulling op artikel 10 van deel III
1. Tenzij anders is afgesproken stelt de zorgaanbieder [Zorgkantoor N] van te voren op de hoogte van:
a) naam, adres en woonplaats van de onderaannemer;
b) de omzet van de door deze partijen gezamenlijk verleende zorg;
c) de wijze waarop de kwaliteit en continuïteit van de zorg is gewaarborgd bij onderaanneming.
2. De zorgaanbieder die uitsluitend werkt met ZZP’ers dient een te allen tijde opvraagbare lijst beschikbaar te hebben voor [Zorgkantoor N] , met daarop de gegevens zoals genoemd onder a t/m c van de dan werkende ZZP’ers.”.
1.12.
Het zorgkantoor [Zorgkantoor O] , handelend namens de uitvoeringsorganen AWBZ heeft met betrekking tot de extramurele AWBZ zorg voor de jaren 2013 en 2014 een overeenkomst gesloten met [Instelling D] als zorgaanbieder. In de “Overeenkomst extramurele AWBZ-zorg 2014 Zorgkantoor [Zorgkantoor O] – Zorgaanbieder AWBZ” staat onder meer het volgende vermeld:
“DEEL III: ALGEMEEN DEEL
(…)
Begrippen
a. AZR
Een systeem dat op cliëntniveau elektronisch gegevens uitwisselt tussen ketenpartijen. Dit gebeurt op basis van landelijk vastgestelde standaarden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de afzonderlijke processen is verdeeld over de ketenpartijen.
(…)
g. Onderaannemerschap:
Er is sprake van Onderaanneming indien een Verzekerde in AZR is toegewezen aan een Zorgaanbieder (de hoofdaannemer) en deze, voor (een deel van) de daadwerkelijke Zorg een andere Zorgaanbieder (de Onderaannemer) inschakelt.
(…)
Artikel 10: Onderaannemerschap
Lid 1
Verleende Zorg in Onderaanneming komt alleen voor vergoeding in aanmerking indien vooraf toestemming is verleend door het Zorgkantoor, tenzij Zorgkantoor en Zorgaanbieder hierover andere afspraken maken. De inschakeling van een Onderaannemer geschiedt voor eigen rekening en risico van de Zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de Zorgaanbieder uit deze overeenkomst.
(…)
Lid 3
De Zorgaanbieder is en blijft volledig verantwoordelijk en aansprakelijk voor alle aspecten van de door de Onderaannemer geleverde Zorg. Daaronder valt in ieder geval levering van kwalitatief verantwoorde Zorg, op een rechtmatige en doelmatige wijze.
Lid 4
De Zorgaanbieder garandeert dat de Zorgverlening door de Onderaannemer(s) aan dezelfde eisen voldoet, als die welke aan de Zorgverlening door de Zorgaanbieder zelf zijn gesteld.
(…)
Lid 7
Het Zorgkantoor heeft het recht om Onderaannemers te weigeren.
Lid 8
De Zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het declareren van de geleverde Zorg aan het Zorgkantoor en verantwoording aan het CAK.
Lid 9
De Zorgaanbieder ziet er op toe dat de Onderaannemer niet rechtstreeks facturen aan de Verzekerde stuurt voor Zorg die valt binnen de AWBZ-aanspraken van de Verzekerde.
(…)”.
De hiervoor geciteerde bepalingen zijn ook opgenomen in de “Overeenkomst extramurale AWBZ-zorg 2013 Zorgkantoor [Zorgkantoor O] – Zorgaanbieder AWBZ”.
1.13.
Eiseres heeft de met haar werkzaamheden in de zorg gegenereerde inkomsten in haar aangiften IB/PVV voor de jaren 2007 tot en met 2012 steeds aangegeven als winst uit onderneming. Deze aangiften zijn door verweerder zonder nader onderzoek gevolgd.
1.14.
Vanaf het jaar 2007 tot en met het jaar 2012 heeft verweerder steeds op verzoek van eiseres een VAR-verklaring aan eiseres verstrekt, waarin de voordelen die eiseres uit de in haar aanvraagformulier omschreven werkzaamheden geniet of zal gaan genieten, worden aangemerkt als winst uit onderneming (VAR WUO). Eiseres heeft in haar aanvraagformulier voor de jaren 2007, 2008 en 2009 haar werkzaamheden omschreven als: “verpleegkunde rechtstreeks in opdracht van PGB-houders en/of particulieren, eventueel via bemiddeling”. Voor de jaren 2010 tot en met 2012 heeft verweerder via de zogenaamde automatische continuering aan eiseres een VAR WUO verstrekt.
1.15.
Voor de jaren 2013 en 2014 is aan eiseres eveneens via de automatische continuering een beschikking VAR WUO verstrekt. Op het oorspronkelijke aanvraagformulier voor het verkrijgen van een VAR-verklaring stonden eiseres’ werkzaamheden omschreven als “Praktijk verpleegkunde”. Op het aanvraagformulier heeft eiseres de vraag of zij facturen verstuurt, bevestigend beantwoord. De vraag of eiseres de VAR-werkzaamheden meestal zonder toestemming van een opdrachtgever door iemand anders kan laten uitvoeren, heeft eiseres eveneens bevestigend beantwoord.
1.16.
Tijdens een onderzoek door verweerder bij [Bemiddelingsinstelling C] is aldaar een afschrift van een op eiseres’ naam gestelde VAR WUO aangetroffen. De controlerend ambtenaar heeft geconcludeerd dat deze VAR WUO ten onrechte is afgegeven. Verweerder heeft daarom bij beschikking van 15 oktober 2013 de VAR WUO voor het jaar 2013 herzien. Deze herziening houdt in dat de voordelen die eiseres uit de in haar aanvraagformulier omschreven werkzaamheden zal gaan genieten vanaf 15 oktober 2013 tot en met 31 december 2013 worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking (VAR Loon). Daarnaast heeft verweerder bij beschikking van 31 oktober 2013 de VAR WUO voor het jaar 2014 vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 herzien in een VAR loon.
1.17.
Verweerder heeft met dagtekening 12 maart 2014 aan eiseres voor het jaar 2014 een VAR WUO verstrekt voor eiseres’ werkzaamheden met als omschrijving “(AWBZ) zorg rechtstreeks zonder tussenkomst van zorgaanbieder(s)”. Met dagtekening 23 juni 2014 heeft verweerder aan eiseres voor het jaar 2014 een VAR WUO verstrekt voor de door eiseres te verrichten AWBZ-zorg op basis van deelname aan de zogenaamde ZZP-pilot.
1.18.
Eiseres heeft een aantal facturen overgelegd betreffende de door haar in de jaren 2012 en 2013 geleverde zorg. Deze facturen zijn gericht aan verschillende zorgbehoevenden dan wel aan [Instelling A] . Deze facturen zijn naderhand opgemaakt en niet daadwerkelijk verstuurd. De betaling ter zake van deze gefactureerde werkzaamheden had reeds plaatsgevonden op grond van de door eiseres ingeleverde urenbriefjes.
1.19.
Bij de toelichting op vraag 2l van het VAR-aanvraagformulier (“Verwacht u de VAR-werkzaamheden uit te voeren via detachering, uitzending of bemiddeling?”) staat het volgende vermeld:
“In de volgende tabel staan een aantal belangrijke verschillen tussen bemiddelen en uitzenden of detacheren.
Bemiddeling | Uitzending of detachering |
Het bureau ontvangt een vergoeding voor het in contact brengen van u met de klant. | Het bureau vraagt geen vergoeding voor het in contact brengen van u met de klant. |
U bent zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van uw werk. De klant spreekt u erop aan als hij niet tevreden is. U loopt het risico dat u geen geld krijgt voor uw werkzaamheden. | Het bureau is verantwoordelijk voor de kwaliteit van uw werk. De klant spreekt het bureau erop aan als hij niet tevreden is. |
De klant betaalt u uit aan de hand van het aantal gewerkte uren. U hoeft geen urenbriefjes in te leveren bij het bemiddelingsbureau. | Het bureau betaalt u uit aan de hand van het aantal gewerkte uren bij de klant. Er worden afspraken gemaakt over wie het aantal gewerkte uren vaststelt. |
Er wordt een overeenkomst gesloten tussen u en de klant, waarbij u zich verplicht de werkzaamheden voor de klant te verrichten. Het bureau is hierin geen partij. | Er wordt een overeenkomst gesloten tussen het bureau en de klant, waarbij het bureau aangeeft dat het u voor de werkzaamheden inzet. |
Het maakt niet uit hoe het bureau zichzelf noemt. Het gaat om de feitelijke relatie tussen u, het bureau en de klant. Kijk voor meer informatie hierover op www.belastingdienst.nl.”.
1.20
Tot de gedingstukken behoort een print van de website van de Belastingdienst. Hierop staat onder meer het volgende vermeld:
“Verklaring arbeidsrelatie (VAR) bij bemiddeling
Werkt u via bemiddeling, dan geldt het volgende:
(…)
- -
De klanten zijn uw opdrachtgevers (niet het bemiddelingsbureau). U kunt dus meerdere opdrachtgevers hebben, ook als u via 1 bemiddelingsbureau uw opdrachten krijgt.
- -
(…)”.
Geschil en beoordeling
2. In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de aan eiseres voor de jaren 2013 en 2014 gegeven beschikkingen VAR WUO terecht heeft herzien in beschikkingen VAR Loon.
3.1
Eiseres stelt dat de voordelen die zij uit de door haar verrichte AWBZ-zorg in natura werkzaamheden heeft genoten, moeten worden aangemerkt als winst uit onderneming. Eiseres voert hiertoe aan dat zij verantwoordelijk is voor de door haar geleverde zorg. Er bestaat volgens eiseres geen gezagsverhouding tussen haar en de zorgaanbieder. Eiseres stelt tezamen met andere zorgverleners een zorg(leef)plan op onder eigen verantwoordelijkheid. De medische inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt volgens eiseres niet uitsluitend bij de zorgaanbieder die het contract inzake AWBZ-zorg in natura met het zorgkantoor heeft afgesloten. Bij ziekte zorgt eiseres zelf voor vervanging en is zij verantwoordelijk voor de zorgverlening door de vervanger. Eiseres wijst er verder op dat zij medisch aansprakelijk is voor tekortkomingen bij de uitvoering van haar werkzaamheden.
3.2
Verweerder stelt dat de voordelen die eiseres uit de door haar verrichte AWBZ-zorg in natura werkzaamheden heeft genoten, moeten worden aangemerkt als loon uit dienstbetrekking. Verweerder voert hiertoe aan dat eiseres onder meer niet beschikt over de voor het ondernemerschap vereiste zelfstandigheid en dat zij evenmin ondernemersrisico loopt. Volgens verweerder is sprake van een gezagsverhouding tussen de zorgaanbieder en eiseres. Verder is eiseres verplicht de afgesproken zorgwerkzaamheden persoonlijk te verrichten en rust op de zorgaanbieder de verplichting om ter zake van deze werkzaamheden een vergoeding direct of indirect aan eiseres te betalen.
Vooraf
4.1
Verweerders' gemachtigde stelt dat de op 24 maart 2015 door de rechtbank van eiseres’ gemachtigde ontvangen brief (met bijlagen) van 21 maart 2015, aangeduid als "Aanvullende motivering", buiten beschouwing moet worden gelaten, omdat deze buiten de termijn van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is ingediend. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:58 van de Awb uiterlijk op de elfde dag voor de zitting nog nadere stukken kunnen worden ingediend. De zojuist bedoelde stukken van eiseres’ gemachtigde zijn dus buiten deze termijn ingediend. De rechtbank overweegt dat verweerders gemachtigde ter zitting desgevraagd heeft verklaard dat hij deze stukken pas op 31 maart 2015 onder ogen heeft gekregen en dat hij te weinig tijd heeft gehad om een reactie hierop voor te bereiden. Verweerders gemachtigde voelt zich daarom geschaad in zijn verdediging. Ter zitting heeft de rechtbank aan partijen meegedeeld dat deze stukken tot het geding worden toegelaten, onder de voorwaarde dat, indien blijkt dat deze stukken van doorslaggevende invloed zouden kunnen zijn op de beoordeling van het geschil door de rechtbank, verweerder eerst in de gelegenheid zal worden gesteld om op deze stukken te reageren. Zoals volgt uit de hierna te geven oordelen van de rechtbank, zijn deze stukken echter niet van doorslaggevende betekenis geweest voor de beoordeling van het geschil. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de processuele positie van verweerder is geschaad door de te late overlegging van bedoelde stukken. De rechtbank gaat daarom voorbij aan deze (formele) stelling van verweerder.
4.2
Eiseres stelt dat het door verweerder opgemaakte controlerapport inzake het bij 1.16 bedoelde onderzoek bij [Bemiddelingsinstelling C] een tot de op de zaak betrekking hebbende stuk betreft in de zin van artikel 8:42 van de Awb. Verweerder stelt dat dit controlerapport niet relevant is voor deze procedure, zeker niet voor het jaar 2014. Het bij [Bemiddelingsinstelling C] aangetroffen afschrift van een op eiseres’ naam gestelde VAR WUO vormde volgens verweerder slechts de aanleiding om de VAR-verklaringen te herzien. Overigens was eiseres’ gemachtigde ook de adviseur van [Bemiddelingsinstelling C] , zodat de inhoud van dit controlerapport hem bekend moet zijn. Verweerder weigert allereerst dan ook om een afschrift van dit controlerapport in het geding te brengen. Voor zover de rechtbank dit wel nodig acht, stelt verweerder zich op het standpunt dat hij dit controlerapport alleen onder geheimhouding kan overleggen. De rechtbank overweegt dat eiseres’ gemachtigde niet heeft bestreden dat hij op de hoogte is van de inhoud van bedoeld controlerapport. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres door verweerders weigering om dit controlerapport in het geding te brengen, niet in haar verdedigingsbelangen is geschaad. Hier komt bij dat eiseres’ gemachtigde ter zitting desgevraagd onvoldoende heeft kunnen uitleggen wat de relevantie van dit controlerapport voor de onderhavige zaken zou kunnen zijn, terwijl naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het de hierna te geven oordelen, niet valt in te zien waarom dit controlerapport voor deze zaken van belang zou kunnen zijn. Voor zover zou moeten worden geoordeeld dat op verweerder de verplichting rustte om dit controlerapport in het geding te brengen, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om gevolgen te verbinden aan het niet voldoen aan deze verplichting. Gelet hierop ziet de rechtbank er, mede om proceseconomische redenen, vanaf om verweerder alsnog in de gelegenheid te stellen dit controlerapport onder geheimhouding in het geding te brengen.
Wettelijk kader wet- en regelgeving AWBZ-zorg in natura
5.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel j, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ, tekst geldend in 2013 en 2014) wordt onder een zorgaanbieder verstaan: een instelling of persoon die zorg als bedoeld in artikel 6 van de AWBZ verleent. Onder een instelling wordt ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel e, ten eerste, van de AWBZ verstaan: een instelling in de zin van de WTZi.
5.2
Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de AWBZ wendt de verzekerde die zijn aanspraak op zorg tot gelding wil brengen zich daartoe tot een zorgaanbieder naar eigen keuze, met wie de zorgverzekeraar waarbij hij is ingeschreven tot dat doel een overeenkomst als bedoeld in artikel 15 heeft gesloten. Een aanspraak als bedoeld in de vorige volzin kan uitsluitend tot gelding worden gebracht bij een zorgaanbieder die is gevestigd binnen het grondgebied van het Europese deel van Nederland, de staten behorende tot de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland en die de zorg waarop aanspraak bestaat levert binnen het desbetreffende grondgebied.
5.3
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de WTZi moet een organisatorisch verband dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) aangewezen categorie van instellingen die zorg verlenen waarop aanspraak bestaat ingevolge artikel 6 van de van de AWBZ of ingevolge een zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Zorgverzekeringswet, voor het verlenen van die zorg een toelating hebben van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In het tweede lid kan aan instellingen met een winstoogmerk slechts toekenning worden verleend, indien die instelling behoort tot een bij AMvB aangewezen categorie.
5.4
In artikel 2, eerste lid, van het Besluit zorgplanbespreking AWBZ-zorg (tekst 2013 en 2014) is bepaald:
“De zorgaanbieder organiseert zo spoedig mogelijk na de aanvang van de zorgverlening een bespreking met de cliënt waarin in ieder geval de volgende onderwerpen aan bod komen:
a. welke doelen worden met betrekking tot de zorgverlening voor een bepaalde periode gesteld, gebaseerd op de wensen, mogelijkheden en beperkingen van de cliënt;
b. op welke concrete wijze zullen de zorgaanbieder en de cliënt de gestelde doelen trachten te bereiken;
c. wie is voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening verantwoordelijk, op welke wijze vindt afstemming tussen meerdere zorgverleners plaats, en wie kan de cliënt op die afstemming aanspreken;
d. met welke frequentie en onder welke omstandigheden gaat de zorgaanbieder de zorgverlening in samenspraak met de cliënt evalueren en actualiseren.”.
In het tweede lid van dit artikel is bepaald:
“De zorgaanbieder legt, na de in het eerste lid bedoelde bespreking met de cliënt, uiterlijk binnen zes weken na aanvang van de zorgverlening het resultaat van de bespreking met de cliënt op de onderscheiden onderwerpen vast in een zorgplan.”.
Beoordeling herzieningsbeschikkingen
6.1
De rechtbank stelt vast dat de VAR-verklaring is gericht op het geven van zekerheid vooraf (zie artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001), terwijl de jaren waarop de onderhavige herzieningsbeschikkingen betrekking hebben inmiddels zijn verstreken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres desondanks wel voldoende belang heeft bij het instellen van haar beroep, nu de kwalificatie van haar werkzaamheden relevant zou kunnen zijn voor de vaststelling van de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2013 en 2014. Voor het jaar 2014 komt daarbij dat de herzieningsbeschikking voor dat jaar ook gelding heeft voor het jaar 2015 in afwachting van nieuwe wetgeving. Bovendien is een beoordeling van de onderhavige herzieningsbeschikkingen, zoals eiseres’ gemachtigde ter zitting heeft gesteld, van belang voor het antwoord op de vraag of verweerder moet worden veroordeeld tot het vergoeden van door eiseres geleden inkomensschade.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat de herzieningsbeschikkingen voor de jaren 2013 en 2014 dienen te worden beoordeeld naar de feitelijke situatie op 15 oktober 2013 respectievelijk 31 oktober 2013. Hierbij is de rechtbank van oordeel dat de naderhand over de gehele, inmiddels verstreken, jaren 2013 en 2014 naar voren gekomen omstandigheden licht kunnen werpen op die feitelijke situatie. De rechtbank verwerpt hierbij eiseres’ standpunt dat de herzieningsbeschikkingen uitsluitend dienen te worden beoordeeld op basis van de bij eiseres bij het begin van het kalenderjaar bestaande verwachting over de wijze van invulling van haar werkzaamheden.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank valt uit de door eiseres in het bij 1.15 bedoelde VAR-aanvraagformulier gegeven ruime omschrijving van haar werkzaamheden (“Praktijk verpleegkunde”) niet duidelijk op te maken op welke werkzaamheden dit aanvraagformulier ziet. Nu eiseres’ gemachtigde, zoals hij ter zitting heeft bevestigd, zich ervan bewust was dat de PGB-zorgwerkzaamheden onder andere condities werden verricht dan de AWBZ-zorg in natura werkzaamheden, had hij naar het oordeel van de rechtbank voor deze twee verschillende werkzaamheden twee aparte aanvraagformulieren bij verweerder moeten indienen. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het eerste lid van artikel 3.156 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Nu eiseres slechts één aanvraagformulier heeft ingediend, gaat de rechtbank er met verweerder van uit dat dit aanvraagformulier uitsluitend ziet op de AWBZ-zorg in natura werkzaamheden. Verweerder heeft naar aanleiding van dit aanvraagformulier dan ook terecht alleen voor de AWBZ-zorg in natura werkzaamheden (herziene) VAR-verklaringen gegeven. De rechtbank komt dus niet toe aan de (door eiseres aan de orde gestelde) vraag of verweerder voor wat betreft de PGB-zorgwerkzaamheden de VAR WUO terecht heeft herzien. Overigens heeft eiseres voor het jaar 2013 geen belang bij de beantwoording van deze vraag, nu zij ter zitting desgevraagd heeft meegedeeld dat zij in het jaar 2013 alleen AWBZ-zorg in natura heeft verleend via [Instelling A] , [Bemiddelingsinstelling C] en [Instelling B] . De rechtbank gaat er bij de beoordeling van de herzieningsbeschikkingen verder van uit dat eiseres, al dan niet via bemiddelingsbureaus, uitsluitend voor zorginstellingen in de zin van de WTZi (hierna steeds: zorgaanbieders) AWBZ-zorg in natura heeft verricht. Gelet op het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijk kader, mocht deze zorg in de jaren 2013 en 2014 immers alleen worden aangeboden door dergelijke instellingen, terwijl gesteld noch aannemelijk is geworden dat eiseres zelf een dergelijke instelling is. In het jaar 2014 heeft eiseres nog wel AWBZ-zorg in natura verricht op basis van deelname aan de zogenaamde ZZP-pilot, maar deze deelname laat de rechtbank bij de beoordeling van de herzieningsbeschikkingen buiten beschouwing, nu gesteld noch gebleken is dat hiervan reeds op 31 oktober 2013 sprake was.
6.4
De rechtbank overweegt dat voor het fiscale ondernemerschap van belang is of eiseres, als verzorgende IG en verpleegkundige, voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van haar opdrachtgevers, zijnde de zorgaanbieders. Uit hetgeen de rechtbank bij 6.3 heeft overwogen volgt dat eiseres alleen AWBZ-zorg in natura heeft verricht voor zorgaanbieders. Eiseres kan, gelet op het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijk kader, dus niet rechtstreeks overeenkomsten hebben afgesloten met zorgkantoren dan wel zorgbehoevenden. Deze omstandigheid vormt naar het oordeel van de rechtbank een aanwijzing dat eiseres onvoldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van haar opdrachtgevers. De rechtbank zal hierna beoordelen of eiseres, ondanks deze omstandigheid, toch over voldoende zelfstandigheid beschikt ten opzicht van haar opdrachtgevers.
6.5
De rechtbank overweegt dat uit het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijk kader en de bij 1.10 tot en met 1.12 bedoelde overeenkomsten tussen het zorgkantoor en de zorgaanbieder, waarvan de rechtbank ervan uitgaat dat tussen andere zorgkantoren en zorgaanbieders dan bij 1.10 tot en met 1.12 bedoelde, soortgelijke overeenkomsten zijn gesloten, volgt dat de zorgaanbieder zich heeft verplicht om kwalitatief verantwoorde, doelmatige en doeltreffende zorg te leveren (zie artikel 1, derde lid, van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL” van de bij 1.10 bedoelde overeenkomst). De voor de zorgaanbieder werkzame zorgverleners moeten werken volgens landelijke c.q. regionaal vastgestelde kwaliteitsstandaarden en protocollen en met inachtneming van de voor de zorgaanbieder geldende wettelijke verplichtingen (artikel 12, eerste lid, van “DEEL II: REGIOGEBONDEN AFSPRAKEN”). Gelet op met name deze in de bij 1.10 bedoelde, op het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijke kader gebaseerde, overeenkomst opgenomen verantwoordelijkheden van de zorgaanbieder voor de bij hem werkzame zorgverleners en de (kwaliteits)eisen waaraan deze zorgverleners moeten voldoen, acht de rechtbank het niet goed voorstelbaar dat de zorgaanbieder de voor hem werkzame zorgverleners volledig naar eigen inzicht hun werkzaamheden laat verrichten, zonder dat hij daartoe bindende aanwijzingen en instructies geeft en zonder dat hij erop toeziet dat de zorgverleners zich hieraan houden.
6.6
De rechtbank overweegt verder dat de zorgaanbieder verplicht is om een zorgplan op te stellen, waarin onder meer de doelen met betrekking tot de zorgverlening zijn opgenomen en aan bod komt wie voor de verschillende onderdelen van de zorgverlening verantwoordelijk is, op welke wijze afstemming tussen meerdere zorgverleners plaatsvindt en wie de cliënt op die afstemming kan aanspreken (zie bij 5.4). De verplichting om een zorgplan op te stellen is ook opgenomen in de bij 1.10 bedoelde overeenkomst en is in die overeenkomst omschreven als een concrete invulling van de door de zorgaanbieder te verlenen zorg per verzekerde (onderdeel o, onder het kopje “Begrippen” van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL”). Volgens deze overeenkomst geeft de zorgaanbieder met het Zorg(leef)plan uitvoering aan zijn verplichting om kwalitatief verantwoorde en doelmatige zorg te verlenen (artikel 2, zevende lid, van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL”). De verplichting om een zorgplan op te stellen is verder opgenomen in de overeenkomst die [Instelling B] sluit met zorgbehoevenden (zie bij 1.7), waarvan de rechtbank ervan uitgaat dat andere zorgaanbieders soortelijke overeenkomsten afsluiten met zorgbehoevenden. Hieruit volgt onder meer dat de zorgaanbieder de zorg uitvoert volgens de afspraken in het zorgplan en dat de zorgaanbieder de individuele zorgverleners instrueert over de rechten van de cliënt ten aanzien van zijn zorgplan (artikel 12 van de bij 1.7 bedoelde overeenkomst). Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het zorgplan richtlijnen bevat over de te verlenen (kwalitatief verantwoorde en doelmatige) zorg, waarover de zorgaanbieder volgens het zorgplan de (eind)regie voert. Aangenomen moet worden dat de zorgverleners zich bij de uitvoering van hun werkzaamheden aan deze richtlijnen moeten houden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders zijn dan dat de zorgaanbieder hierbij aan de voor hem werkzame zorgverleners aanwijzingen en instructies geeft en erop toeziet dat de zorgverleners zich hieraan houden.
6.7
Het bij 6.6 gegeven oordeel volgt naar het oordeel van de rechtbank ook uit de omstandigheid dat de zorgaanbieder zich in de bij 1.10 bedoelde overeenkomst heeft verbonden tot het vaststellen van een vitaliteitsbeleid, beleid op het gebied van valpreventie en beleid omtrent wijkgerichtheid (artikel 26 tot en met 28 van “DEEL II: REGIOGEBONDEN AFSPRAKEN”). Teneinde de zorgverleners overeenkomstig dit beleid te laten werken, zal de zorgaanbieder hen immers moeten instrueren en daarnaast er op moeten toezien dat de gegeven instructies worden opgevolgd. Dat de zorgaanbieder de regie voert over de te verlenen zorg en de verantwoording draagt voor de bij hem werkzame zorgverleners en de (kwaliteits)eisen waaraan deze zorgverleners moeten voldoen, volgt naar het oordeel van de rechtbank daarnaast uit de bij 1.7 bedoelde overeenkomst tussen de zorgaanbieder en de zorgbehoevenden en de daarbij behorende algemene voorwaarden. De gevolgtrekking dat de zorgaanbieder de zorgverleners hierbij aanwijzingen en instructies geeft en toeziet op de naleving hiervan, wordt naar het oordeel van de rechtbank ondersteund door de bij 1.8 vermelde richtlijnen voor de medewerkers. Dit volgt eveneens uit de wervingstekst voor een nieuwe teamleider op de website van [Instelling B] (zie bij 1.13), nu hierin staat dat bij het verlenen van zorg onder leiding van een teamleider in teams wordt gewerkt. Verder ligt het binnen de verhouding zorgaanbieder en zorgverlener voor de hand dat er aanwijzingen en opdrachten in het kader van de uitvoering van de werkzaamheden van de zorgverlener zullen worden gegeven, gezien het belang dat met die werkzaamheden is gemoeid – de zorg is immers van essentieel belang voor het welzijn van de zorgvragers – en het feit dat de werkzaamheden structureel een zeer wezenlijk onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder.
6.8
De rechtbank overweegt verder dat de zorgaanbieder weliswaar bevoegd is bij de verlening van de zorg een derde (onderaanneming) in te schakelen, maar dit geschiedt voor eigen rekening en risico van de zorgaanbieder en doet niet af aan de verplichtingen van de zorgaanbieder uit hoofde van de onder 1.10 tot en met 1.12 vermelde overeenkomsten. Bovendien dient volgens de bij 1.10 en 1.12 bedoelde overeenkomsten de onderaannemer zelf ook te kwalificeren als zorgaanbieder in de zin van de WTZi (in beide overeenkomsten onderdeel g onder “Begrippen” van “DEEL III: ALGEMEEN DEEL”). In de bij 1.11 bedoelde overeenkomst wordt deze voorwaarde niet gesteld. Maar bedacht moet worden dat de zorgaanbieder volledig verantwoordelijk en aansprakelijk is en blijft voor alle aspecten van de door de ingeschakelde derde geleverde zorg. De zorgaanbieder is verplicht het zorgkantoor van de gegevens van die ingeschakelde derde partij op de hoogte te stellen en het zorgkantoor te informeren over hoe de kwaliteit van zorg is gewaarborgd (artikel 12 van “Deel II: Regiogebonden deel” van de bij 1.12 bedoelde overeenkomst). Het zorgkantoor heeft bovendien het recht om de door de zorgaanbieder ingeschakelde derde te weigeren. De bevoegdheid van de zorgaanbieder om bij de zorgverlening een derde in te schakelen, doet naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet af aan hetgeen de rechtbank bij 6.4 tot en met 6.7 heeft overwogen.
6.9
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een gezagsverhouding tussen eiseres en de zorgaanbieders waarvoor zij, al dan niet via bemiddelingsbureaus, AWBZ-zorg in natura heeft verleend. Dit leidt tot het oordeel dat
eiseres niet over de voor het ondernemerschap benodigde zelfstandigheid beschikt.
6.10
Aan het bij 6.9 gegeven oordeel doet niet af dat eiseres bij de uitoefening van haar werkzaamheden een grote mate van vrijheid en zelfstandigheid heeft en het gezag in de praktijk voor haar weinig voelbaar is. Deze professionele autonomie is naar het oordeel van de rechtbank inherent aan het werk van een zorgverlener en laat onverlet dat de zorgaanbieder bevoegd is om bindende aanwijzingen te geven omtrent de te verrichten werkzaamheden. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat het niet noodzakelijk is dat de zorgaanbieder feitelijk van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dat eiseres, zoals zij ter zitting heeft verklaard, zelf een zorgplan opstelt en zo nodig aanpast, maakt het bij 6.9 gegeven oordeel ook niet anders. Gelet op hetgeen bij 6.6 is overwogen, moet aangenomen worden dat eiseres dit namens de zorgaanbieder doet. Hierbij wijst de rechtbank erop dat de zorgaanbieder het zorgplan dient te ondertekenen (artikel 2, zevende lid van “Deel III: ALGEMEEN DEEL”). Hoewel eiseres hierbij haar eigen verantwoordelijkheden heeft, blijft de eindverantwoording bij de zorgaanbieder. De rechtbank gaat voorbij aan de door eiseres met [Instelling A] gesloten “ZZP-overeenkomst” en “Overeenkomst van Opdracht” (zie bij 1.4 en 1.5), nu met name artikel 2.3 van de ZZP-overeenkomst en artikel 1 van de Overeenkomst van Opdracht niet stroken met het bij 5.1 tot en met 5.3 vermelde wettelijke kader en de daarop gebaseerde overeenkomsten tussen de het zorgkantoor en de zorgaanbieder enerzijds (zie bij 1.10 tot en met 1.12) en de zorgaanbieder en de zorgbehoevenden anderzijds (zie bij 1.7). Dit geldt ook ten aanzien van de door eiseres met [Bemiddelingsinstelling C] aangegane inschrijfovereenkomst, zodat de rechtbank ook hieraan geen gewicht toekent. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de zorgbehoevende voor klachten bij de zorgverlener moet zijn. Echter, dit strookt niet met artikel 33 van de algemene voorwaarden, behorende bij de zorgovereenkomst die [Instelling B] sluit met zorgbehoevenden (zie bij 1.7), waaruit volgt dat klachten niet bij eiseres dienen te worden ingediend, maar bij [Instelling B] . Verder betekent de omstandigheid dat eiseres (medisch) aansprakelijk zou zijn voor alle uit de door haar te verrichten werkzaamheden voortvloeiende schade en zij hiervoor een verzekering zou hebben afgesloten naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiseres daarmee ook (eind)verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de te leveren zorg.
6.11
De rechtbank hecht geen waarde aan de door eiseres overgelegde bij punt 1.18 bedoelde facturen, aangezien deze facturen naderhand zijn opgemaakt en niet daadwerkelijk zijn verstuurd. De betaling ter zake van deze gefactureerde werkzaamheden had reeds plaatsgevonden op grond van de door eiseres bij de zorgaanbieder ingeleverde urenbriefjes. De rechtbank hecht evenmin gewicht aan de bij de gedingstukken behorende overzichten “honorarium [Instelling E] / [Z] Factoring” nu gesteld noch aannemelijk is geworden dat eiseres in de jaren 2013 en 2014 AWBZ-zorg in natura heeft verricht voor [Instelling E] . Nu ervan uit moet worden gegaan dat de desbetreffende zorgaanbieder eiseres na het indienen van haar urenverantwoording reeds rechtstreeks heeft betaald voor haar werkzaamheden, doet zich naar het oordeel van de rechtbank hierbij feitelijk nagenoeg geen ondernemers- en/of debiteurenrisico voor. Immers, voor de door eiseres te verrichten werkzaamheden is reeds op voorhand een budget vastgesteld en beschikbaar, dat wordt beheerd door het zorgkantoor, zodat moet worden aangenomen dat de zorgaanbieder eiseres hieruit betaalt. Het risico dat eiseres loopt om geen vergoeding voor haar werkzaamheden te ontvangen is naar het oordeel van de rechtbank feitelijk niet anders dan het risico dat een werknemer loopt op het niet uitbetaald krijgen van loon. Ook risico op het uitblijven van voldoende inkomsten bij geen of te weinig werkaanbod dan wel bij ziekte of vakantie kan niet worden aangemerkt als ondernemersrisico, nu een oproep-/uitzendkracht eenzelfde risico loopt.
6.12
Nu eiseres niet over de voor het ondernemerschap benodigde zelfstandigheid beschikt en eiseres bovendien geen ondernemers- en/of debiteurenrisico loopt, is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen ondernemer is in de zin van artikel 3.4 en/of 3.5 van de Wet IB 2001. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder bij de beschikkingen van 15 oktober 2013 en 31 oktober 2013 in beginsel terecht is teruggekomen op de door hem voor de jaren 2013 en 2014 gegeven VAR WUO.
7.1
De rechtbank komt vervolgens toe aan de vraag of verweerder de aan eiseres voor de jaren 2013 en 2014 gegeven beschikkingen VAR WUO terecht heeft herzien in beschikkingen VAR Loon. De rechtbank overweegt hiertoe in de eerste plaats dat, zoals de rechtbank bij 6.9 heeft geconcludeerd, sprake is van een gezagsverhouding tussen eiseres en de zorgaanbieders waarvoor zij, al dan niet via bemiddelingsbureaus, AWBZ-zorg in natura heeft verricht. In de tweede plaats overweegt de rechtbank dat, zoals volgt uit hetgeen de rechtbank bij 6.11 heeft overwogen, de zorgaanbieder aan eiseres een vergoeding is verschuldigd voor de, volgens de door eiseres bij de zorgaanbieder ingediende urenverantwoording, gewerkte uren. In de derde plaats acht de rechtbank aannemelijk dat sprake is van een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid. Indien en voor zover al sprake zou zijn van een situatie waarin eiseres zelf zorg draagt voor vervanging, acht de rechtbank niet aannemelijk dat die vervanging, zonder toestemming van de zorgaanbieder, door een willekeurige derde zou kunnen plaatsvinden. De zorgaanbieder blijft immers aansprakelijk voor de dienstverlening (kwaliteit van zorg) van een derde partij die hij bij de zorgverlening inschakelt en de zorgaanbieder is verplicht het zorgkantoor van de gegevens van die derde partij – ook als er veronderstellenderwijs van uit moet worden gegaan dat deze derde als onderaannemer (zie bij 6.8.) kan worden aangemerkt – op de hoogte te stellen en het zorgkantoor te informeren over hoe de kwaliteit van zorg is gewaarborgd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verhouding tussen eiseres en de zorgaanbieder als een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dient te worden aangemerkt.
7.2
Gelet op hetgeen bij 7.1 is overwogen, concludeert de rechtbank dat verweerder de aan eiseres voor de jaren 2013 en 2014 gegeven beschikkingen VAR WUO wettelijk gezien terecht heeft herzien in beschikkingen VAR Loon.
8.1
Eiseres beroept zich op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt dat zij in 2006 een aanvraagformulier heeft ingediend voor een VAR WUO en dat verweerder sindsdien deze gevraagde VAR WUO steeds automatisch aan haar heeft verstrekt. Eiseres wijst erop dat in het aanvraagformulier nergens wordt gevraagd of zij AWBZ-zorg in natura levert. Eiseres wijst daarnaast op de toelichting bij vraag 2l bij het aanvraagformulier, waarin het verschil wordt uitgelegd tussen bemiddelen en uitzenden of detacheren (zie bij 1.19). Verder wijst eiseres op de website van de Belastingdienst (zie bij 1.20), waarop staat vermeld dat bij bemiddeling de klanten de opdrachtgevers zijn (niet het bemiddelingsbureau).
8.2
Verweerder weerspreekt dat hij bij eiseres in rechte te beschermen vertrouwen heeft opgewekt.
8.3
De rechtbank overweegt dat eiseres op het aanvraagformulier, waarop de aanvankelijk gegeven beschikkingen VAR WUO voor de jaren 2013 en 2014 waren gebaseerd, de vraag of zij facturen verstuurt, bevestigend heeft beantwoord (zie bij 1.15). Echter, vaststaat dat eiseres in werkelijkheid geen facturen heeft verstuurd (zie 6.11). Eiseres heeft op het oorspronkelijke aanvraagformulier verder een bevestigend antwoord gegeven op de vraag of zij de VAR-werkzaamheden meestal zonder toestemming van een opdrachtgever door iemand anders kan laten uitvoeren. Bij 7.1 heeft de rechtbank echter geoordeeld dat dit niet aannemelijk is. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank het aanvraagformulier voor de VAR daarmee op essentiële onderdelen onjuist ingevuld. Gelet hierop, kon eiseres er redelijkerwijs niet op vertrouwen dat verweerder de op grond van dit aanvraagformulier (automatisch) gegeven beschikkingen VAR WUO voor de jaren 2013 en 2014 in stand zou laten. De omstandigheid dat verweerder haar voor de jaren vóór 2013 en 2014 steeds een VAR WUO heeft verstrekt, heeft dit vertrouwen evenmin kunnen wekken, reeds nu de door eiseres vermelde omschrijving van haar werkzaamheden in het aanvraagformulier voor de jaren 2007, 2008 en 2009 afwijkt van de omschrijving op het aanvraagformulier waarop de beschikkingen VAR WUO voor de jaren 2013 en 2014 waren gebaseerd (zie bij 1.14 en 1.15). Naar het oordeel van de rechtbank hebben de door eiseres bedoelde toelichtingen op het aanvraagformulier en de website van de Belastingdienst (zie bij 1.19 en 1.20) bij eiseres ook niet het vertrouwen kunnen wekken dat verweerder de gegeven beschikkingen VAR WUO niet zou herzien, aangezien deze toelichtingen zien op de vraag of sprake is van bemiddeling dan wel uitzending/detachering, zonder dat daarbij de relatie tussen eiseres en de zorgaanbieders wordt gekwalificeerd. De rechtbank verwerpt dan ook eiseres’ beroep op het vertrouwensbeginsel.
9. Voor zover eiseres heeft bedoeld te stellen dat verweerder de beschikkingen VAR WUO niet mocht herzien, wegens falende wetgeving ten aanzien van het ondernemerschap in de zorg (zie pagina 9 van haar brief van 20 maart 2015), gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij. De rechtbank wijst eiseres er hierbij op dat zij volgens de wetgeving, zoals deze voor de jaren 2013 en 2014 gold, moet rechtspreken. De rechtbank mag daarbij de innerlijke waarde of billijkheid van die wetgeving niet beoordelen
10. De beroepen zijn ongegrond.
11. Artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), dat gelet op artikel V van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten op dit geding nog van toepassing is, geeft de rechtbank alleen bij een gegrond beroep de mogelijkheid een partij te veroordelen tot betaling van schadevergoeding. Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. S.J. Swaters, leden, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 september 2015.
w.g. griffier
w.g. voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
fn 17