Einde inhoudsopgave
Wet kinderbijslagvoorziening BES
Artikel 3 Kind
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2016
- Bronpublicatie:
09-12-2015, Stb. 2015, 507 (uitgifte: 18-12-2015, kamerstukken: 34275)
- Inwerkingtreding
01-01-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2015, Stb. 2015, 508 (uitgifte: 18-12-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderbijslag
Jeugdbeleid (V)
1.
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder kind: eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind.
2.
Als eigen kind wordt beschouwd het kind:
- a.
van de vrouw die op grond van artikel 198 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES als zijn moeder wordt aangemerkt;
- b.
van de man die op grond van artikel 199 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES als zijn vader wordt aangemerkt;
- c.
van de man die op grond van artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES verplicht is bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding, tenzij het kind reeds op grond van artikel 199 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES als eigen kind van een andere man wordt aangemerkt;
- d.
van de man wiens biologisch vaderschap door middel van DNA-onderzoek is vastgesteld, mits de man het kind feitelijk in relevante mate onderhoudt en het kind niet reeds tot een andere man in een familierechtelijke vaderschapsrelatie staat;
- e.
van de man die na toepassing van het in de openbare lichamen geldende internationaal privaatrecht tot het kind in een familierechtelijke vaderschapsrelatie staat.
3.
Als pleegkind wordt beschouwd het kind dat duurzaam tot het huishouden van de rechthebbende behoort en door de rechthebbende wordt verzorgd.