Einde inhoudsopgave
Wet op de rechterlijke organisatie
Artikel 31 [Jaarplan voor het gerecht. Raad. Toezicht president]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2002
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing met aanpassing van de nummering van de artikelen, hoofdstukken en paragrafen.
- Bronpublicatie:
21-12-2001, Stb. 2002, 1 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
06-12-2001, Stb. 2001, 583 (uitgifte: 18-12-2001, kamerstukken: 27182)
- Inwerkingtreding
01-01-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2001, Stb. 2002, 1 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
10-12-2001, Stb. 2001, 621 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
Het bestuur stelt jaarlijks een jaarplan voor het gerecht vast. Het plan bevat:
- a.
een omschrijving van de voorgenomen activiteiten ter uitvoering van de in artikel 23, eerste lid, genoemde taken voor het jaar volgend op het jaar waarin het plan is vastgesteld;
- b.
een begroting voor het komende begrotingsjaar;
- c.
een meerjarenraming voor ten minste vier op het begrotingsjaar volgende jaren.
2.
In afwijking van artikel 17, tweede lid, stelt het bestuur het jaarplan vast met meerderheid van stemmen, waaronder de stem van de president.
3.
De Raad kan omtrent de inrichting van het plan algemene aanwijzingen geven.
4.
Het bestuur zendt het plan voor een door de Raad te bepalen tijdstip aan de Raad.
5.
Binnen het bestuur ziet de president toe op de uitvoering van het jaarplan.