Einde inhoudsopgave
Wet op het primair onderwijs
Artikel 89 Bekostiging nevenvestiging
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 76 (uitgifte: 04-03-2020, kamerstukken: 35320)
- Inwerkingtreding
01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-03-2020, Stb. 2020, 98 (uitgifte: 23-03-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
De bekostiging van een nevenvestiging van een school neemt een aanvang met ingang van 1 augustus indien:
- a
- 1°
de nevenvestiging, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip van ingang van de bekostiging als nevenvestiging, bekostigd werd als een zelfstandige school, of
- 2°
de nevenvestiging voor bekostiging in aanmerking kwam als nevenvestiging van de voormalige school bedoeld onder 1°,
- b.
ingeval het betreft een nevenvestiging van een openbare school die in stand wordt gehouden door een andere rechtspersoon dan de gemeente op wier grondgebied de nevenvestiging is gelegen, die gemeente bij notariële akte de instandhouding van de school die nevenvestiging is geworden, heeft overgedragen aan die andere rechtspersoon, en
- c.
van de omvorming tot nevenvestiging voor 1 februari voorafgaand aan de datum, bedoeld in de aanhef, mededeling is gedaan aan Onze Minister, en indien het betreft een situatie als bedoeld onder b, onder overlegging van de gegevens waaruit blijkt dat aan het vereiste onder b is voldaan.
2.
Bij de akte, bedoeld in het eerste lid onder b, worden tevens overgedragen de rechten die het bevoegd gezag van een school toekomen ten aanzien van het gebouw en terrein, alsmede ten aanzien van de roerende zaken. In de akte wordt bepaald dat de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen en onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de arbeidsovereenkomst, benoemt met ingang van de datum van overdracht.
3.
Door overdracht met inachtneming van het eerste en tweede lid, treedt de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger voor zover deze zijn hoedanigheid van bevoegd gezag betroffen.
4.
Onze Minister maakt voor 1 mei volgend op de mededeling, bedoeld in het eerste lid onder c, aan het bevoegd gezag van de beoogde nevenvestiging bekend of de nevenvestiging zal worden bekostigd.