ABRvS, 17-05-2017, nr. 201607694/1/A3
ECLI:NL:RVS:2017:1214
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17-05-2017
- Zaaknummer
201607694/1/A3
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2017:1214, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑05‑2017; (Herziening)
Aanvraag tot herziening van: ECLI:NL:RVS:2015:14, Afwijzing
Uitspraak 17‑05‑2017
Inhoudsindicatie
In de uitspraak van 14 januari 2015 heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak, waarin - kort gezegd - is geoordeeld dat het college de melding van een uitweg vanaf het woonperceel [locatie 2] te Lekkum mocht accepteren omdat zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden, bevestigd.
201607694/1/A3.
Datum uitspraak: 17 mei 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Lekkum, gemeente Leeuwarden,
verzoekers,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:14.
Procesverloop
Bij uitspraak van 14 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:14, heeft de Afdeling de aangevallen uitspraak bevestigd. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2016, heeft [verzoeker] de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 mei 2017, waar [verzoeker] en [verzoeker]-van Zutphen, zijn verschenen. Voorts is het college, vertegenwoordigd door mr. J.H. Jonker, als partij gehoord.
Overwegingen
1. In de uitspraak van 14 januari 2015 heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak, waarin - kort gezegd - is geoordeeld dat het college de melding van een uitweg vanaf het woonperceel [locatie 2] te Lekkum mocht accepteren omdat zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Leeuwarden, bevestigd.
2. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt: De Afdeling kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. [verzoeker] kan zich niet verenigen met het oordeel van de Afdeling in de overwegingen 5, 6 en 6.1 van de uitspraak van 14 januari 2015. Na die uitspraak heeft hij het college met een verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) verzocht om de informatie die volgens hem aan de motivering van het besluit waarbij de melding van de uitweg is geaccepteerd, ten grondslag moet hebben gelegen. [verzoeker] stelt dat uit de bestektekeningen en foto’s die hij van het college heeft ontvangen, kan worden afgeleid dat de bestaande parkeerplaatsen voor de [locaties] zijn vervallen als gevolg van de aanleg van de uitritten. Verder blijkt volgens [verzoeker] dat geen bewijs aanwezig is dat de uitrit aan de [locatie 1] legaal is. Hij stelt dat de Afdeling in de uitspraak van 14 januari 2015 heeft geoordeeld dat bij het college voldoende gegevens aanwezig waren om een besluit te nemen. Aangezien uit de procedure op grond van de Wob kennelijk volgt dat het college niet beschikt over nadere stukken zoals tekeningen van de voorheen bestaande situatie en een onderzoek naar de parkeerdruk, toont dit volgens [verzoeker] aan dat de uitspraak onjuist is en voor herziening in aanmerking komt.
4. De Afdeling heeft in de uitspraak van 14 januari 2015 overwogen dat de vermindering van het aantal openbare parkeerplaatsen aan de Buorren het gevolg is van de herinrichting van die weg waarbij onder meer het wegprofiel is aangepast en waardoor langs de gehele Buorren openbare parkeerplaatsen zijn vervallen. Bij de uitspraak van de Afdeling van 14 januari 2015 zijn bestektekeningen en foto’s betrokken en ter zitting besproken. Voorts is in de uitspraak vermeld dat de vraag of de [locatie 1] in het verre verleden al dan niet legaal tot stand is gekomen in de procedure, die gaat over de rechtmatigheid van het besluit op de melding van de [locatie 2], niet aan de orde kan komen. Ten aanzien van het betoog van [verzoeker] dat ten onrechte de plattegrond, tekening en foto van de bestaande en feitelijke situatie bij de melding ontbreken, is voorts in de uitspraak overwogen dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college moet worden geacht over onvoldoende gegevens te hebben beschikt, omdat de melding een schets van onder meer de gewenste situatie bevat en het college voorts uit hoofde van de herinrichting van de Buorren in voldoende mate met de plaatselijke situatie bekend kan worden verondersteld om zich daarover een oordeel te vormen.
Het betoog van [verzoeker] in zijn verzoek om herziening komt neer op een herhaling van hetgeen hij in de procedure, die heeft geleid tot de voormelde uitspraak, heeft aangevoerd. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening is evenwel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Bij de beslissing op een verzoek om herziening wordt slechts rekening gehouden met nader gebleken feiten of omstandigheden die hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht en die de verzoeker in de procedure die heeft geleid tot die uitspraak niet naar voren heeft kunnen brengen. Gelet op de uitspraak vormde het vermeende ontbreken van stukken al onderdeel van het debat dat geleid heeft tot de uitspraak van 14 januari 2015 en daarmee is door de Afdeling ook rekening gehouden. Dat uit de na die uitspraak ingezette procedure op grond van de Wob is gebleken dat het college geen nadere stukken over de bedoelde besluitvorming beschikbaar heeft, vormt derhalve geen feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
Het betoog faalt.
5. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E.E. Konings, griffier.
w.g. Hoogvliet w.g. Konings
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2017
612.