Einde inhoudsopgave
Protocol bij het Energiehandvest betreffende energie-efficiëntie en daarmee verband houdende milieu-aspecten
Artikel 2 Definities
Geldend
Geldend vanaf 16-04-1998
- Bronpublicatie:
17-12-1994, Trb. 1995, 250 (uitgifte: 03-10-1995, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
16-04-1998
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-03-1998, Trb. 1998, 78 (uitgifte: 01-01-1998, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
In dit Protocol wordt verstaan onder:
- 1.
‘Handvest’: het Europees Energiehandvest dat is aangenomen als onderdeel van het op 17 december 1991 in 's-Gravenhage ondertekende Slotdocument van de Conferentie van 's-Gravenhage over het Europees Energiehandvest; ondertekening van het Slotdocument wordt beschouwd als ondertekening van het Handvest;
- 2.
‘Partij bij dit Protocol’: een Staat of regionale organisatie voor economische integratie die ermede heeft ingestemd door dit Protocol te worden gebonden en waarvoor het Protocol in werking is;
- 3.
‘Regionale organisatie voor economische integratie’: een organisatie gevormd door soevereine staten, waaraan haar lidstaten bevoegdheden hebben overgedragen ten aanzien van een aantal zaken, waarvan sommige onder dit Protocol vallen, met inbegrip van de bevoegdheid aangaande die aangelegenheden besluiten te nemen welke voor haar lidstaten bindend zijn;
- 4.
‘Energiecyclus’: de gehele energieketen met inbegrip van activiteiten in verband met prospectie, exploratie, produktie, omzetting, opslag, vervoer, distributie en verbruik van de verschillende vormen van energie, alsmede de behandeling en verwijdering van afvalstoffen en het niet langer verrichten, beëindigen en afsluiten van deze activiteiten met zo weinig mogelijk schadelijke milieu-effecten;
- 5.
‘Met een goede kosten/batenverhouding’: het bereiken van een gesteld doel tegen de laagste kosten of het bereiken van het beste resultaat tegen gegeven kosten;
- 6.
‘Verbetering van de energie-efficiëntie’: een zodanig optreden, dat dezelfde hoeveelheid van een goed of een dienst wordt geproduceerd zonder dat de kwaliteit of prestatie ervan wordt verminderd, doch de voor die produktie vereiste hoeveelheid energie wordt verminderd;
- 7.
‘Milieu-effecten’: alle door een bepaalde activiteit veroorzaakte effecten op het milieu met inbegrip van gezondheid en veiligheid van de mens, flora, fauna, bodem, lucht, water, klimaat, landschap en historische monumenten of andere fysieke structuren of de onderlinge beïnvloeding van deze factoren; dit begrip omvat tevens effecten op het cultureel erfgoed of de sociaal-economische omstandigheden ten gevolge van wijzigingen van die factoren.