Hof Arnhem-Leeuwarden, 25-09-2018, nr. WAHV 200.206.069
ECLI:NL:GHARL:2018:8537
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
25-09-2018
- Zaaknummer
WAHV 200.206.069
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2018:8537, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 25‑09‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑09‑2018
Inhoudsindicatie
Snelheid. Schouwrapport of controle bebording. Niet met voldoende zekerheid is komen vast te staan dat de maximumsnelheid ten tijde van de gedraging behoorlijk was aangegeven.
Partij(en)
WAHV 200.206.069
25 september 2018
CJIB 190666839
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 16 november 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen.Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat geen gronden zijn ingediend en dit verzuim niet (tijdig) is hersteld.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert tegen de beslissing van de kantonrechter aan dat de rechtbank de gemachtigde weliswaar heeft verzocht de gronden van het beroep in te dienen, maar dat niet op de consequenties is gewezen indien geen gronden worden ingediend.
3. Ingevolge artikel 6:5, eerste lid, sub d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beroepschrift de gronden van het beroep te bevatten. Indien niet is voldaan aan dat vereiste kan het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
4. Het hof stelt vast dat het beroepschrift van 5 december 2015 geen gronden bevat. Het hof stelt verder vast dat de gemachtigde bij brief van 8 juni 2016 door de griffier van de rechtbank in de gelegenheid is gesteld alsnog de gronden van het beroep in te dienen. In deze brief wordt geen melding gemaakt van de consequenties indien daaraan niet wordt voldaan. Ook verder is niet gebleken dat de gemachtigde op de consequenties is gewezen. Het hof is daarom van oordeel dat de gemachtigde niet deugdelijk is gewezen op de gevolgen van het niet (tijdig) toezenden van de gronden. De kantonrechter heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen. De overige bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter behoeven gelet hierop geen bespreking meer. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen.
5. De gemachtigde voert tegen de beslissing van de officier van justitie onder meer aan dat deze beslissing niet deugdelijk is gemotiveerd. De reden van wetenschap omtrent de aanwezigheid en locatie van de bebording volgt niet uit het zaakoverzicht. Bij een flitspaal wordt de bebording niet voor aanvang gecontroleerd. De gemachtigde bestrijdt dat er deugdelijke bebording aanwezig was.
6. In artikel 7:26, eerste lid, van de Awb is bepaald dat dat een beslissing op het beroep dient te berusten op een deugdelijke motivering, die bij bekendmaking van de beslissing wordt vermeld.
7. De officier van justitie heeft het administratief beroep ongegrond verklaard. De officier van justitie heeft de beslissing, voor zover hier van belang, als volgt gemotiveerd: "Het is de officier van justitie bekend dat de opsporingsinstantie voor aanvang van elke controle de bebording en/of belijning op aanwezigheid en voldoende waarneembaarheid voor het verkeer controleert. U had daarom op de hoogte kunnen zijn van de aldaar geldende verkeerssituatie".
8. De inleidende beschikking betreft een sanctie van € 106,- voor een snelheidsovertreding. De maximumsnelheid, die zou zijn overschreden, is weergegeven met een bord A1. Uit het zaakoverzicht blijkt dat in de onderhavige zaak de gedraging is geconstateerd door middel van een vaste flitspaal.
9. In het onderhavige geval is sprake van een vaste flitspaal en daarmee van een permanente snelheidscontrole van alle voertuigen die de flitspaal passeren. In verband hiermee kan niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is geweest van een controle voorafgaand aan de snelheidscontrole. Voor zover de officier van justitie bedoeld heeft tot uitdrukking te brengen dat er met enige regelmaat een controle of schouw van de bebording wordt uitgevoerd (waaruit gebleken is van de aanwezigheid van deugdelijke bebording), overweegt het hof dat de officier van justitie noch de advocaat-generaal informatie in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat er kort voor de vermeende gedraging in de onderhavige zaak een dergelijke controle of schouw met zodanige uitkomst heeft plaatsgevonden. De redenen van wetenschap van de officier van justitie met betrekking tot de controle van de bebording zijn dus niet geadstrueerd. Gelet hierop is de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk gemotiveerd. Het hof zal het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie daarom gegrond verklaren en die beslissing vernietigen.
10. Nu de gemachtigde bestrijdt dat sprake is van deugdelijke bebording en de aanwezigheid van deze bebording cruciaal is om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht, had het op de weg van het openbaar ministerie gelegen om dit verweer door middel van een proces-verbaal van controle of schouwrapport te (doen) weerleggen. Bij gebreke hiervan is naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid komen vast te staan dat de maximumsnelheid ten tijde van de gedraging behoorlijk was aangegeven (vgl. het arrest van het hof van 12 oktober 2015, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats NL:ECLI:GHARL:2015:7636). Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht. Het hof zal de inleidende beschikking daarom vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag moet worden gerestitueerd.
11. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van een administratief beroepschrift, een beroepschrift bij de kantonrechter en een hoger beroepschrift dienen in totaal drie punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50.
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 190666839 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat het door de betrokkene tot zekerheid gestelde bedrag door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.