NJ 2019/105
Niet-ontvankelijkheid in cassatie. Schriftuur niet tijdig ingediend. HR gaat voorbij aan stelling van raadsman dat hij geen mededeling van betekening aanzegging ex art. 435 lid 1 Sv heeft ontvangen.
HR 08-01-2019, ECLI:NL:HR:2019:17, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 januari 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.J.A. van Dorst, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
17/01495
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS29383:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:17, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:29, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑01‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:1447, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2018
- Wetingang
Essentie
Niet-ontvankelijkheid in cassatie op grond van art. 437 lid 2 Sv, nu de schriftuur niet tijdig is ingediend. De Hoge Raad gaat voorbij aan de niet nader gestaafde stelling van de raadsman dat hij geen mededeling van de in art. 435 lid 1 Sv bedoelde aanzegging heeft ontvangen.
Samenvatting
De aanzegging in cassatie ex art. 435 lid 1 Sv is in persoon aan verdachte betekend. De raadsman stelt de door de strafadministratie van de Hoge Raad per gewone brief verzonden mededeling van die betekening niet te hebben ontvangen. De raadsman heeft alsnog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.