Einde inhoudsopgave
Wet op de omzetbelasting 1968
Artikel 39b
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
05-04-2023, Stb. 2023, 123 (uitgifte: 18-04-2023, kamerstukken: 36231)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 123 (uitgifte: 18-04-2023, kamerstukken: 36231)
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
1.
Betalingsdienstaanbieders houden voldoende nauwkeurige registers van begunstigden en van betalingen betreffende betalingsdiensten die zij voor elk kalenderkwartaal verlenen, teneinde de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in staat te stellen controles uit te oefenen op de leveringen van goederen en diensten die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II, afdelingen 1a en 1b geacht worden plaats te vinden in een lidstaat, om de doelstelling inzake bestrijding van btw-fraude te behalen.
2.
De verplichting is alleen van toepassing op betalingsdiensten die verband houden met grensoverschrijdende betalingen. Een betaling wordt als grensoverschrijdende betaling aangemerkt indien de betaler zich in een lidstaat bevindt en de begunstigde in een andere lidstaat, in een derdelandsgebied of in een derde land.
3.
De verplichting is van toepassing wanneer een betalingsdienstaanbieder in de loop van een kalenderkwartaal betalingsdiensten verleent die betrekking hebben op meer dan 25 grensoverschrijdende betalingen aan dezelfde begunstigde.
4.
Het aantal grensoverschrijdende betalingen wordt berekend op basis van de door de betalingsdienstaanbieders verleende betalingsdiensten per lidstaat en per identificatiecode als bedoeld in artikel 39c, tweede lid. Indien de betalingsdienstaanbieder over informatie beschikt dat de begunstigde meerdere identificatiecodes heeft, wordt de berekening per begunstigde verricht.
5.
De verplichting is niet van toepassing op door de betalingsdienstaanbieders van de betaler verleende betalingsdiensten voor elke betaling waarbij ten minste één van de betalingsdienstaanbieders van de begunstigde in een lidstaat is gevestigd als dat blijkt uit de BIC van die betalingsdienstaanbieder of uit een andere bedrijfsidentificatiecode die de betalingsdienstaanbieder en zijn locatie ondubbelzinnig identificeert. De betalingsdienstaanbieders van de betaler betrekken niettemin deze betalingsdiensten in de berekening, bedoeld in het derde lid.
6.
De registers worden:
- a.
door de betalingsdienstaanbieder in elektronische vorm gehouden voor een periode van drie kalenderjaren vanaf het einde van het kalenderjaar van de betalingsdatum;
- b.
overeenkomstig artikel 24 ter van Verordening (EU) nr. 904/2010 beschikbaar gesteld aan de lidstaat van herkomst van de betalingsdienstaanbieder, of aan de lidstaat van ontvangst indien de betalingsdienstaanbieder betalingsdiensten verleent in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst.
7.
Indien de lidstaat, bedoeld in het zesde lid, Nederland betreft, worden de registers uit eigen beweging door de betalingsdienstaanbieder verstrekt aan de inspecteur.