Rb. Rotterdam, 05-03-2015, nr. 2027256
ECLI:NL:RBROT:2015:1711
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
05-03-2015
- Zaaknummer
2027256
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2015:1711, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 05‑03‑2015; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 05‑03‑2015
Inhoudsindicatie
Effectenlease overeenkomst tussen Dexia en minderjarige. Geen voorafgaande machtiging van de kantonrechter. De overeenkomst is vernietigd op grond van artikel 1:347 BW. Het beroep van Dexia op verjaring (artikel 3:52 BW) is verworpen.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 2027256 CV EXPL 13-2591
uitspraak: 5 maart 2015 (bij vervroeging)
vonnis van de kantonrechter, zittinghoudende te Dordrecht
in de zaak van:
[eiseres],
wonende te Dordrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen:
de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘[eiseres]’ en ‘Dexia’.
1. Verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 15 april 2013 (ter griffie ontvangen op 17 april 2013);
de conclusie van antwoord;
de conclusie van repliek;
de conclusie van dupliek;
de overgelegde producties.
2. Omschrijving van het geschil
De feiten
2.1
Als gesteld en niet of onvoldoende weersproken staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[eiseres] is geboren op [geboortedatum in 1989].
2.3
Op 20 september 2000 hebben de ouders van [eiseres] als haar wettelijk vertegenwoordigers op haar naam een Capital Effect effectenlease-overeenkomst gesloten met (een rechtsvoorganger van) Dexia met contractnummer 21691928 (verder: de overeenkomst). De overeenkomst had een looptijd van 240 maanden. De totaal overeengekomen leasesom bedroeg € 11.116,80 (€ 4.343,21 aankoop en € 6.773,59 rente).
2.4
Voor het sluiten van de overeenkomst is geen machtiging gevraagd aan de kantonrechter.
2.5
Er is aan inleg € 6.053,10 en aan restschuld € 82,26 betaald vanaf een bankrekening die op naam stond van de vader van [eiseres].
2.6
Bij brief van 30 november 2006 heeft Leaseproces B.V. aan Dexia onder meer geschreven:
“Het contract met contractnummer 21691928 is vernietigbaar op grond van het ontbreken van handelingsbekwaamheid en/of het ontbreken van vertegenwoordigingbevoegdheid en/of het ontbreken van een machtiging van de kantonrechter en/ of strijd met artikel 1:88 BW. Door of namens de minderjarige contractant zal op deze gronden een beroep worden gedaan, ik sluit een kopie van het identiteitsbewijs bij van minderjarige contractant.” en “Op grond van het bovenstaande wordt u hierbij verzocht, en voor zover nodig gesommeerd, om binnen twee weken na heden alle door cliënt aan u betaalde bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente, terug te betalen alsmede het BKR te Tiel op de hoogte te stellen van het feit dat de contracten met terugwerkende kracht nietig zijn en dus geacht moeten worden nimmer te hebben bestaan.”
2.7
Dexia heeft enig moment een eindafrekening opgesteld met koersen per 2 maart 2012. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende.
Opbrengst verkoop € 2.890,89
Totaal inhaalincasso’s (tegoed) € 46,32---------------------
Subtotaal bij: € 2.937,21
Restant hoofdsom Af € 3.023,47--------------------- Subtotaal af: € 3.023,47
Totaal door u nog te voldoen € 86,26
De vordering
2.8
[eiseres] vordert, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair: verklaring van recht dat de overeenkomst is vernietigd en veroordeling tot terugbetaling van al hetgeen door en ten behoeve van [eiseres] is betaald, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van betaling;
Subsidiair:
- verklaring van recht dat Dexia haar zorgplicht en mededelingsplicht heeft geschonden en aansprakelijk is voor volledige schadevergoeding;
- veroordeling tot terugbetaling van al hetgeen door en ten behoeve van [eiseres] is betaald, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van betaling;
primair en subsdiair: - voorwaardelijke veroordeling tot het bewerkstelligen van doorhaling van een kredietregistratie op naam van [eiseres] bij het Bureau Kredietregistratie in Tiel, met dwangsom;
- veroordeling tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten conform rapport Voorwerk II, met wettelijke rente vanaf dagvaarding;
- proceskosten.
2.9
[eiseres] legt hieraan het volgende ten grondslag.Primair: De overeenkomst is buitengerechtelijk vernietigd wegens het ontbreken van de vereiste rechterlijke machtiging. Dexia was niet te goeder trouw.Subsidiair: Dexia heeft onrechtmatig gehandeld door haar zorgplicht betreffende het inwinnen van informatie bij en het verstrekken van informatie aan [eiseres] te schenden. Eigen schuld ontbreekt aan de zijde van de destijds minderjarige [eiseres]. Dexia is aansprakelijk voor (nagenoeg) de volledige schade in plaats van voor het standaardpercentage van 67%.
Primair en subsidiair: [eiseres] was genoodzaakt gespecialiseerde juridische bijstand in te schakelen. De gemachtigde heeft een intakegesprek gevoerd, dossier samengesteld, stuitingsbrief gestuurd, onderhandelingen gevoerd en geadviseerd. De verwijdering van de kredietregistratie wordt gevorderd voor het geval Dexia een kredietregistratie heeft gemeld.
Het verweer
2.10
Dexia concludeert tot afwijzing althans niet ontvankelijk verklaring en tot veroordeling (uitvoerbaar bij voorraad) van [eiseres] in de proceskosten. Haar verweer komt, zover nodig, hieronder aan de orde bij de beoordeling.
3. Beoordeling van het geschil
Inleiding
3.1
[eiseres] was 11 jaar toen de overeenkomst werd gesloten. Gesteld noch gebleken is dat zij die overeenkomst - feitelijk gezien - zelf heeft gesloten. Vast staat dat haar ouders dat als wettelijk vertegenwoordigers in haar naam hebben gedaan. Zij deden dat zonder rechterlijke machtiging, ook dat staat vast. Die machtiging is vereist op grond van artikel 1:345 BW, omdat de overeenkomst (mede) moet worden beschouwd als geldlening. Dat het hier (mede) gaat om een geldlening is niet betwist door Dexia. Het ontbreken van de machtiging voor de ten name van [eiseres] gesloten overeenkomst levert een vernietigingsgrond op als bedoeld in artikel 1:347 BW, welk artikel mede van toepassing is op het ouderbewind. Op deze vernietigingsgrond kan volgens het artikel beroep worden gedaan “van de zijde van de minderjarige”, d.w.z. door de voogd (wettelijk vertegenwoordiger), de meerderjarig gewordene of door de erfgenamen van de minderjarige. Dat is gebeurd bij brief van 30 november 2006. Daarin is immers door of namens de minderjarige beroep gedaan op vernietigbaarheid van de overeenkomst op grond van (onder andere) artikel 1:347 BW.
Brief van 30 november 2006
3.2
Dexia voert aan dat zij in die brief niet hoefde te lezen dat er op dat moment een beroep werd gedaan op vernietiging van de overeenkomst. Volgens Dexia ging het slechts om een aankondiging van een vernietigingsberoep door een professionele gemachtigde van de wettelijk vertegenwoordiger en was op dat moment kennelijk nog onduidelijk of (de wettelijk vertegenwoordiger van) [eiseres] de overeenkomst daadwerkelijk wenste te vernietigen. Dit verweer slaagt niet. Weliswaar had de brief duidelijker gekund, maar uit de brief in zijn geheel blijkt voldoende dat [eiseres] zich van de overeenkomst wilde bevrijden, onder andere op grond van vernietiging als bedoeld in artikel 1:347 BW.
Verjaring
3.3
Dexia voert aan dat het beroep op vernietiging is verjaard. Dit verweer slaagt niet vanwege het volgende.
3.4
Wat de verjaring betreft is artikel 3:52 BW van toepassing. De verjaringstermijn is volgens dat artikel in alle gevallen drie jaar. Er wordt echter een onderscheid gemaakt in lid 1 sub a t/m d voor wat betreft de aanvang van de verjaringstermijn.Dexia verwijst naar het bepaalde sub a. Dat ziet op verjaring in verband met vernietiging in geval van onbekwaamheid. Uit de brief van 30 november 2006 blijkt echter dat de vernietiging (ook) is ingeroepen wegens het ontbreken van de vereiste toestemming voor de ten name van [eiseres] gesloten overeenkomst. Dat valt onder sub d. Het gaat immers om een “andere vernietigingsgrond” dan die onder sub a t/m c zijn opgesomd. De verjaringstermijn van drie jaar begint volgens sub d te lopen
“drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan.”
3.5
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met de woorden “ten dienste is komen te staan” heeft bedoeld dat de verjaringstermijn begint te lopen zodra
“de gerechtigde de aan verjaring onderhevige bevoegdheid daadwerkelijk kan uitoefenen.” (Parlementaire Geschiedenis NvW bij artikel 3:52 BW; vgl ook HR 9 augustus 2013 ECLI:NL:HR:2013:BZ9951, r.o. 3.5.2 en de passages in de conclusie AG waarnaar wordt verwezen)
3.6
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt voorts dat specifiek in het geval van 1:347 BW de bevoegdheid tot vernietiging
“eerst aan de tot vernietiging bevoegde „ten dienste staan", wanneer de minderjarige meerderjarig is geworden of er een nieuwe voogd is benoemd en bovendien de minderjarige of de voogd van de handeling c.q. het ontbreken van machtiging op de hoogte gekomen is.”
3.7
Tevens maakt de parlementaire geschiedenis duidelijk dat de redactie van artikel 3:52 lid 1 sub d:
“voldoende soepel is om in de gevallen waarin zij van toepassing is, tot een redelijk resultaat te komen.”
3.8
Aangenomen moet worden dat de verjaringstermijn van drie jaar in het geval van [eiseres] begon te lopen op de datum dat zij meerderjarig werd en zij op de hoogte raakte van het ontbreken van de toestemming. Dit volgt uit de tekst van de wet en de hierboven geciteerde passages uit de wetsgeschiedenis en is bovendien een redelijk resultaat. De verjaringstermijn is dus in ieder geval niet gaan lopen voor de dag waarop [eiseres] meerderjarig werd, dat wil zeggen 15 augustus 2007. De namens haar ingeroepen vernietiging van 30 november 2006 was daarom tijdig.Dexia voert nog aan dat gedurende de minderjarigheid niet namens de minderjarige kan worden vernietigd. Dat standpunt vindt geen steun in de betreffende wetsbepalingen.
Nadeel
3.9
De overeenkomst is, ondanks het ontbreken van de rechterlijke machtiging, toch niet vernietigbaar (onder andere) als de overeenkomst [eiseres] geen nadeel heeft berokkend (artikel 1:347 lid 2 BW). Dexia beroept zich erop dat nadeel ontbreekt. Uit de navolgende overwegingen volgt dat dit verweer ook niet slaagt.
Gevolgen van vernietiging
Terugbetaling
3.10
Het debat van partijen gaat voorts over de gevolgen van de vernietiging. Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat een vernietiging terug werkt tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht (artikel 3:53 lid 1 BW). Hetgeen door partijen op basis van die overeenkomst is voldaan, is daarom onverschuldigd betaald en moet worden terugbetaald (artikel 6:203 BW).
3.11
Dexia voert aan dat zij geen aanspraak meer maakt op enige betaling door [eiseres] en dat zij daarmee volledig aan haar verplichtingen jegens [eiseres] heeft voldaan. Zij wijst erop dat de inleg is betaald door de ouder(s) van [eiseres]. De ouders hebben geen aanspraak op terugbetaling, omdat artikel 1:345 en 1:347 BW weliswaar bescherming bieden aan de minderjarige, maar niet aan haar ouders, aldus Dexia.
3.12
[eiseres] brengt daar terecht tegen in dat met de betalingen, die feitelijk zijn verricht door haar ouders als wettelijk vertegenwoordigers, een betalingsverplichting van haar zelf als contractant is nagekomen. Die betalingen moeten worden aangemerkt als komend voor rekening en risico van [eiseres]. Dat betekent in de eerste plaats dat de stelling van Dexia dat geen sprake is van nadeel moet worden gepasseerd.In de tweede plaats betekent dit dat [eiseres] aanspraak heeft op terugbetaling van de inleg.
3.13
Dit zou anders kunnen zijn als de ouders als medecontractant moeten worden aangemerkt. In dat geval zouden de ouders immers een eigen verplichting uit de overeenkomst zijn nagekomen. Dexia voert aan dat de ouders van [eiseres] kennelijk zelf vinden dat zij contractant zijn. Dexia wijst daartoe op een brief van de ouders van 25 april 2005 waarin staat “In het verleden ben ik een of meerdere effectenlease-overeenkomsten aangegaan met Dexia”. Als Dexia hiermee bedoelt aan te voeren dat de vader of ouders van [eiseres] als medecontractant hebben te gelden, wordt dat verweer verworpen. Op de overeenkomst staat immers uitsluitend [eiseres] zelf als lessee vermeld.
3.14
De conclusie is, dat het beroep op vernietiging slaagt, de primaire vordering toewijsbaar is en dat alle betalingen die op grond van de overeenkomst aan Dexia zijn gedaan moeten worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiseres] op grond van de overeenkomst van Dexia heeft ontvangen. Dat [eiseres] iets van Dexia heeft ontvangen is gesteld noch gebleken.
3.15
Volgens [eiseres] moet Dexia € 6.139,36 betalen, waarbij zij verwijst naar het door Dexia overgelegde financiële overzicht. Dit bedrag is niet betwist door Dexia en is toewijsbaar.
Wettelijke rente
3.16
De primaire vordering is gebaseerd op vernietiging en onverschuldigde betaling. De overeenkomst was geldig totdat zij werd vernietigd. De rechtsgrond voor de betalingen was daarom tot het moment van de vernietiging aanwezig. De vernietiging leidt tot de verplichting van Dexia om hetgeen is betaald terug te betalen, maar de wettelijke rente is pas verschuldigd vanaf het moment dat Dexia met de terugbetaling aan [eiseres] in verzuim is geraakt. Dat is in dit geval vanaf 14 december 2006. Immers, in de brief van 30 november 2006 is aan Dexia gemeld dat [eiseres] een beroep op vernietigbaarheid zal doen en is Dexia gesommeerd om binnen twee weken over te gaan tot terugbetaling van alle betaalde bedragen. [eiseres] heeft onvoldoende gesteld om aan te kunnen nemen dat Dexia zonder ingebrekestelling direct bij ontvangst reeds in verzuim was (artikel 6:205 BW). Haar stelling dat Dexia wist of hoorde te weten dat een machtiging noodzakelijk was, is daartoe onvoldoende.
BKR-registratie
3.17
Dexia heeft onweersproken gesteld dat er ten aanzien van de overeenkomst geen registratie (meer) bestaat. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie is niet toewijsbaar wegens het ontbreken van voldoende belang.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
3.18
[eiseres] vordert een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Het verzuim is ingetreden vóór 1 juli 2012. Daarom moet de verschuldigdheid worden getoetst aan de hand van het rapport Voor-werk II. [eiseres] heeft de door haar gemachtigde verstuurde sommatie overgelegd, enkele e-mails die over minderjarigen zaken gaan en stelt voorts dat sprake is geweest van een intakegesprek, samenstelling van een dossier, stuitingsbrief, onderhandelingen en adviseren over het al dan niet accepteren van de Duisenberg-regeling.
Dexia brengt hier onder meer tegen in dat enkel sprake was van gestandaardiseerde correspondentie. [eiseres] heeft dat niet, althans onvoldoende betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is niet, althans onvoldoende gesteld en onderbouwd dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassokosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten waarvan [eiseres] vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
3.19
Dexia zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
explootkosten inclusief btw € 92,82
griffierecht € 75,-
salaris gemachtigde € 500,- (2 punten x € 250,-)
------------
€ 667,82
Beslissing
De kantonrechter:
I. verklaart van recht dat de Capital Effect effectenlease-overeenkomst met contractnummer 21691928 rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd;
II. veroordeelt Dexia aan [eiseres] te betalen € 6.139,36 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 december 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres] gevallen, tot op heden begroot op € 667,82 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Diekman en uitgesproken ter openbare terechtzitting.