NJB 2020/701:Vordering tenuitvoerlegging (tul) wegens schending voorwaarden in de zin van art. 14c Sr en hoger beroep na de invoering van de Wet USB op 1 januari 2020: gelet op artikel 6:6:1 lid 2 Sv en de omstandigheid dat artikel 361a Sv inhoudelijk ongewijzigd is gebleven, voorziet de wet ook nu in geval van het niet naleven van de algemene voorwaarde in een gevoegde behandeling van de vordering tot tenuitvoerlegging en de (nieuwe) strafzaak. De vraag is nu of door de inwerkingtreding van de Wet USB verandering is gekomen in de mogelijkheid van hoger beroep tegen het vonnis waarvan deel uitmaakt de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in geval van niet-naleving van de aan een voorwaardelijke veroordeling verbonden algemene voorwaarde. De Hoge Raad oordeelt dat een beslissing op een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde sanctie wegens niet-naleving van de daarbij gestelde algemene voorwaarde niet onder de regeling van artikel 6:6:7 Sv valt. De artikelen 361a, 404 en 407 Sv laten immers geen andere uitleg toe dan dat indien de verdachte hoger beroep instelt tegen het vonnis, dat hoger beroep zich tevens uitstrekt tot de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde sanctie wegens niet-naleving van de daarbij gestelde algemene voorwaarde