Rb. Overijssel, 20-12-2013, nr. 08/950848-13
ECLI:NL:RBOVE:2013:3372
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
20-12-2013
- Zaaknummer
08/950848-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2013:3372, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 20‑12‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑12‑2013
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel heeft een 42-jarige man uit Haaksbergen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 7 maanden voorwaardelijk. Hij krijgt de straf omdat hij zijn vrouw na een ruzie mishandelde, enige tijd vastbond en hij hun drie minderjarige dochters zonder haar toestemming meenam naar Syrië. De man krijgt naast de gevangenisstraf ook een contactverbod met de vrouw en een verplichte behandeling opgelegd.
Partij(en)
Rechtbank Overijssel
Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/950848-13
Datum vonnis: 20 december 2013
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] in [geboorteplaats] (Irak),
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Overijssel, HvB Zwolle te Zwolle.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
6 december 2013. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jong en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 22 juli 2013 tot en met 30 juli 2013 te Nederland, Duitsland, Turkije en Syrië zijn drie minderjarige dochters aan het gezag van de moeder heeft onttrokken;
feit 2: in de eerste plaats in de periode van 22 juli 2013 tot en met 23 juli 2013 te Haaksbergen zijn echtgenote, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd;
in de tweede plaats in de periode van 22 juli 2013 tot en met 23 juli 2013 te Haaksbergen zijn echtgenote, [slachtoffer], heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 tot en met 30 juli 2013 te Haaksbergen en/of elders in Nederland, Duitsland, Turkije en/of Syrië, opzettelijk drie, althans een of meer, minderjarige(n), te weten
[dochter 1], geboren op [geboortedag] 2002 en/of
[dochter 2] geboren op [geboortedag] 2006 en/of
[dochter 3], geboren op [geboortedag] 2004,
welke de leeftijd van 12 jaar nog niet had(den) bereikt, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen, voornoemde minderjarige(n) meegenomen naar Duitsland en/of (vervolgens) naar Turkije en/of (vervolgens) naar Syrië, immers heeft verdachte, op voornoemde plaats(en) toen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voornoemde dochter(s), waarvan de moeder is genaamd: [slachtoffer], en/of waarvan hij, verdachte, de vader is, en die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, opzettelijk en zonder toestemming van de moeder (vanuit Nederland), (waarbij door verdachte aan moeder was verteld dat verdachte met voornoemde kinderen op vakantie zou gaan naar Londen) overgebracht naar een plaats in Duitsland, Turkije en/of Syrië, althans een plaats die de moeder niet bekend was en die zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van de/die moeder lag, dat vanuit de uitoefening van dat gezag door de/die moeder onmogelijk was geworden, dat de (voornoemde) dochter(s) daardoor werd(en) onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder van voornoemde dochter(s), moeder, over de dochter(s) uitoefende;
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 tot en met 23 juli 2013 te Haaksbergen opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer]
-handboeien heeft omgedaan, en/of
-de voeten/enkels heeft vastgebonden (met tierips) en/of
-de handen/polsen heeft vastgebonden(met tierips) en/of
-die [slachtoffer] in een kelder( kast) heeft gelegd en/of opgesloten en/of
-die [slachtoffer] (vervolgens) met (spring) touwen heeft vastgebonden aan een waterleiding en/of
-de mond heeft dichtgeplakt en/of
-tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij zich niet moet bewegen, omdat anders de waterleiding kapot zou gaan en zij, die [slachtoffer], dan zou verdrinken en/of
-de woorden heeft toegevoegd: “ik heb dit gedaan om jou vandaag te vermoorden” en/of “jij gaat vandaag dood” en/of “ik ga jouw langzaam vermoorden en ervan genieten”, en/of
-opzettelijk dreigend een mes heeft getoond en/of daarbij dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden/geduwd.
en/of
hij in of omstreeks de periode van 22 juli 2013 toten met 23 juli 2013 te Haaksbergen
[slachtoffer] (zijn echtgenote) heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend bij die [slachtoffer]
-handboeien omgedaan, en/of
-de voeten/enkels vastgebonden (met tierips) en/of
-de handen/polsen vastgebonden(met tierips) en/of
-die [slachtoffer] in een kelder(kast) gelegd en/of opgesloten en/of
-die [slachtoffer] (vervolgens) met (spring) touwen vastgebonden aan een waterleiding en/of
-de mond dichtgeplakt en/of
(daarbij) voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd:
-tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij zich niet moet bewegen, omdat anders de waterleiding kapot zou gaan en zij, die [slachtoffer], dan zou verdrinken en/of
-de woorden toegevoegd : “ik heb dit gedaan om jou vandaag te vermoorden” en/of “jij gaat vandaag dood” en/of “ik ga jouw langzaam vermoorden en ervan genieten”, en/of
-opzettelijk dreigend een mes getoond en/of daarbij dat mes tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gehouden/geduwd,
althans woorden en/of feitelijkhe(i)d(en) van gelijke dreigende aard en/of strekking.
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 2 in de tweede plaats wordt vrijgesproken. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 en feit 2 in de eerste plaats wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 4 jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de bijzondere voorwaarden toezicht reclassering, meldplicht, gedragsinterventie en een contactverbod.
Ook heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 6.432,00 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2013. Daarbij heeft de officier van justitie de oplegging van de zogenaamde schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) gevorderd.
4. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
5.1
Feiten 1 en 2 in de eerste plaats
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir op het standpunt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten 1 (onttrekking van minderjarigen aan het wettelijk gezag) en 2 in de eerste plaats (opzettelijke en wederrechtelijke vrijheidsberoving). De officier van justitie heeft zijn standpunt ten aanzien van feit 1 gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van bevindingen, de getuigenverklaring van [dochter 1],
[getuige 1], [getuige 2] en de verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft zijn standpunt ten aanzien van feit 2 in de eerste plaats, gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer], het proces-verbaal van sporenonderzoek, inclusief fotomap, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dacht dat hij toestemming had van zijn echtgenote, [slachtoffer], om de kinderen mee te nemen naar Syrië. [slachtoffer] heeft kort voor vertrek uit Haaksbergen tegen de kinderen gezegd: “ga maar snel anders mis je het vliegtuig”. Verdachte heeft ook het gezag over zijn minderjarige kinderen. Hij begrijpt dan ook niet waarom de officier van justitie stelt dat hij zijn eigen kinderen heeft ontvoerd. De raadsman bepleit subsidiair dat de onttrekking -mits bewezen- van korte duur is geweest, te weten precies één week.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde onder feit 2 in de eerste plaats wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen die zich in het onderhavige strafdossier bevinden en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feitelijke gang van zaken vast.
Verdachte heeft, samen met zijn echtgenote [slachtoffer], het wettelijk gezag over hun drie minderjarige dochters [dochter 1], elf jaar, [dochter 2], negen jaar en [dochter 3], zeven jaar. Verdachte en [slachtoffer] zijn twaalf jaar getrouwd, als [slachtoffer] aan verdachte meedeelt dat ze wil scheiden. Verdachte wil voor de scheiding met zijn drie dochters op vakantie naar Londen. [slachtoffer] geeft toestemming aan verdachte om met de drie dochters naar Londen te gaan om vakantie te vieren. Verdachte zal met de kinderen op 23 juli 2013 naar Londen vliegen. [slachtoffer] verblijft vanaf 19 juli 2013 in Duitsland. Op 22 juli 2013 belt [slachtoffer] vanuit Duitsland met haar oudste dochter [dochter 1] in Haaksbergen. [slachtoffer] hoort tijdens dat gesprek dat verdachte, die op dat moment telefonisch contact heeft met een vriend in Londen, zegt: “zeg alsjeblieft niet tegen [slachtoffer] dat ik niet naar Londen met de kinderen ben gekomen”. [slachtoffer] is hierop meteen vanuit Duitsland naar de woning in Haaksbergen gereisd. Als [slachtoffer] in de woning komt is er niemand thuis. [slachtoffer] belt verdachte op en hij vertelt dat hij met de kinderen in Enschede is. Als verdachte thuis komt zegt [slachtoffer] dat ze niet wil dat hij met de kinderen op vakantie gaat, omdat ze denkt dat hij helemaal niet van plan is naar Londen te reizen. Hierop slaat verdachte [slachtoffer]. Hij pakt [slachtoffer] vast bij de armen en draait deze op haar rug. Verdachte legt [slachtoffer] neer op de grond en doet handboeien om haar armen. Vervolgens pakt verdachte tape en doet dat om de mond / het hoofd van [slachtoffer]. Verdachte maakt de voeten en bovenbenen van [slachtoffer] vast met touw. Verdachte maakt de armen van [slachtoffer] vast aan haar benen. Verdachte legt [slachtoffer] in de kelderkast. Verdachte maakt haar vast aan de waterleiding. Verdachte zegt tegen haar dat ze daar drie dagen blijft liggen of zelfs zeven dagen. Even later zegt hij weer dat er om 2.00 uur iemand langskomt om haar te bevrijden want dan is hij veilig. Verdachte gaat met de auto weg. Na enige tijd komt verdachte weer terug om [slachtoffer] los te maken. Hij zegt dat hij haar zo niet kan achterlaten. Verdachte maakt het tape los, knipt de tape uit haar haar, doet de handboeien af en knipt de touwen los. Verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat hij met de kinderen naar Londen gaat. Dan hoort [slachtoffer] de stemmen van de kinderen. Verdachte zegt tegen [slachtoffer] dat ze niets tegen de kinderen mag zeggen en dat ze de politie niet mag bellen. [slachtoffer] knuffelt de kinderen en zegt dat ze goed naar hun vader (verdachte) moeten luisteren. [slachtoffer] ziet de Audi van [getuige 1] met daarin verdachte, de kinderen en [getuige 2] vertrekken. [slachtoffer] belt twee uur later met de politie om te melden dat verdachte de kinderen heeft ontvoerd. [slachtoffer] heeft aan verdachte alleen toestemming gegeven om met de kinderen naar Londen te gaan. De politie komt in de woning te Haaksbergen en ziet in de hal diverse stukken touw en stukken tape op de grond liggen. Aan één stuk tape zit een pluk haar vast.
Verdachte heeft op 22 juli 2013 vier vliegtickets (enkele reis) gekocht naar Turkije. Verdachte is met zijn drie kinderen naar het vliegveld in Keulen gegaan en heeft daar het vliegtuig naar Turkije genomen. Op het vliegveld hoort [getuige 2] voor het eerst dat verdachte en de kinderen naar Turkije gaan en dat ze niet, zoals het plan was, naar Londen zullen gaan. In Turkije aangekomen is verdachte met zijn drie kinderen naar Syrië doorgereisd. In het vliegtuig heeft verdachte aan de kinderen verteld dat ze naar Syrië gaan in plaats van Londen. Verdachte vertelt [dochter 1] dat ze voor altijd in Syrië zouden blijven.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wilde scheiden en dat hij zijn gezin en huwelijk wilde proberen te redden door met zijn schoonouders in Syrië te gaan praten. Ook heeft hij verklaard te hebben gehoopt dat [slachtoffer] achter hen aan zou reizen, zodat haar ouders haar misschien zouden kunnen ompraten.
Op 29 juli 2013 is verdachte, tegen wie een Europees Aanhoudingsbevel was uitgevaardigd, bewogen door de politie om samen met zijn drie dochters vrijwillig terug te keren naar Nederland. Verdachte heeft hieraan meegewerkt. Gedurende de terugreis naar Nederland gingen de kinderen heel natuurlijk met hun vader om. Op het vliegveld in Amsterdam zijn de kinderen herenigd met hun moeder [slachtoffer].
feit 1
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [slachtoffer], op het moment van meenemen van de drie dochters, [dochter 1], [dochter 2] en [dochter 3], door verdachte op 22 juli 2013, gezamenlijk het wettig gezag over hun drie kinderen uitoefenden.
Onder “onttrekken” in de zin van artikel 279 Sr moet volgens de Hoge Raad worden verstaan: elk doen verkeren van de minderjarige buiten het wettig gezag. Het ‘onttrekken’ kan zowel bestaan uit het wegvoeren als uit het onttrokken houden van deze minderjarigen aan het wettig gezag. Degene die samen met een ander het gezag over minderjarigen uitoefent kan desondanks deze minderjarigen aan het gezag van die ander onttrekken als één der gezagdragers de kinderen zonder toestemming van de andere gezagsdrager, laat verblijven op een voor de andere gezagsdrager onbekende verblijfplaats en/of de minderjarigen in strijd met eerder gemaakte afspraken niet aan de andere gezagsdrager afgeeft.
Omdat verdachte gedurende de periode van 22 juli 2013 tot en met 30 juli 2013 op een voor [slachtoffer] onbekende plek in Syrië heeft verbleven met de drie kinderen en hij hier geen toestemming voor had van [slachtoffer], heeft verdachte aldus zijn drie dochters onttrokken aan het gezag van [slachtoffer]. Verdachte onthield [slachtoffer] immers aldus de mogelijkheid om op enigerlei wijze haar gezag over haar drie dochters [dochter 1], [dochter 2] en [dochter 3] uit te oefenen.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde, het onttrekken van drie minderjarigen aan het wettelijk gezag.
feit 2 in de eerste plaats
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit 2 in de eerste plaats heeft gepleegd, met dien verstande dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte [slachtoffer] daarbij heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. De gebezigde bewijsmiddelen zijn als bijlage aan dit vonnis gehecht.
5.3
Feit 2 in de tweede plaats
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling. Het bewijs dat verdachte de ten laste gelegde bedreigende woorden heeft gebezigd is enkel gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer] Hiervoor is in het dossier geen steunbewijs te vinden. De wel te bewijzen feitelijke handelingen (het vastbinden en neerleggen in de kelderkast) leveren geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, dan wel met zware mishandeling.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 in de tweede plaats is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 22 juli 2013 tot en met 30 juli 2013 te Haaksbergen en elders in Nederland, Duitsland, Turkije en Syrië, opzettelijk drie minderjarigen, te weten
[dochter 1], geboren op [geboortedag] 2002 en
[dochter 2] geboren op [geboortedag] 2006 en
[dochter 3], geboren op [geboortedag] 2004,
welke de leeftijd van 12 jaar nog niet hadden bereikt, heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag, immers heeft verdachte daar toen, voornoemde minderjarigen meegenomen naar Duitsland en vervolgens naar Turkije en vervolgens naar Syrië, immers heeft verdachte, op voornoemde plaatsen toen voornoemde dochters, waarvan de moeder is genaamd: [slachtoffer], en waarvan hij, verdachte, de vader is, en die beiden het ouderlijk gezag uitoefenen, opzettelijk en zonder toestemming van de moeder vanuit Nederland, waarbij door verdachte aan moeder was verteld dat verdachte met voornoemde kinderen op vakantie zou gaan naar Londen, overgebracht naar een plaats in Duitsland, Turkije en Syrië en die zodanig feitelijk buiten de invloedssfeer van de moeder lag, dat de uitoefening van dat gezag door de moeder onmogelijk was geworden, dat de voornoemde dochters daardoor werden onttrokken aan het wettig gezag, hetwelk de moeder van voornoemde dochters, mede uitoefende;
2.
hij in de periode van 22 juli 2013 tot en met 23 juli 2013 te Haaksbergen opzettelijk
[slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet die [slachtoffer]
-handboeien heeft omgedaan, en
-de voeten/enkels heeft vastgebonden met tie-wraps en
-de handen/polsen heeft vastgebonden met tie-wraps en
-die [slachtoffer] in een kelderkast heeft gelegd en
-die [slachtoffer] vervolgens met touwen heeft vastgebonden aan een waterleiding en
-de mond heeft dichtgeplakt.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 en feit 2 in de eerste plaats meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 279 en 282 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 het misdrijf: onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, meermalen gepleegd;
feit 2 het misdrijf: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Het standpunt van de verdediging
Voor het geval dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 2 in de eerste plaats heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich in een situatie van noodweer c.q. noodweerexces bevond. Verdachte werd, zonder dat daarvoor een duidelijke reden was, geslagen, geduwd en bedreigd met een mes door [slachtoffer]. Er is sprake van een wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf door [slachtoffer]. Verdachte heeft zich daartegen verdedigd door haar te knevelen, tape om haar mond te doen en haar vast te binden aan de waterleiding. De verdediging meent dat de aanval van [slachtoffer] de verdediging van verdachte rechtvaardigt.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat indien geoordeeld wordt dat verdachte zich heeft verdedigd terwijl het gevaar al geweken is, verdachte zich beroept op noodweerexces. De raadsman heeft dan ook verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het door de verdediging aangevoerde van de hand gewezen en geconcludeerd dat er geen sprake was van een noodweersituatie dan wel van een noodweerexcessituatie.
Het oordeel van de rechtbank
Artikel 41, eerste lid, Sr bepaalt dat niet strafbaar is degene die een feit begaat geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding (noodweer).
Voor een geslaagd beroep op noodweer is allereerst vereist dat aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, ofwel een noodweersituatie jegens verdachte.
De rechtbank overweegt dat de door de verdediging gestelde ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte door [slachtoffer], niet aannemelijk is geworden. Behalve de verklaring van verdachte, is er geen bewijsmiddel dat deze stelling op enigerlei wijze onderbouwt. Het beroep op noodweer kan om die reden niet slagen.
Nu het bestaan van een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, kan ook het beroep op noodweerexces niet slagen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
8. De op te leggen straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Ouderlijk gezag omvat het recht en de plicht van de ouder om zijn of haar kinderen op te voeden en te verzorgen. Het belang van de kinderen staat hierin centraal en behoort door een ieder te worden gerespecteerd.
Verdachte heeft zijn echtgenote, [slachtoffer], wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar te mishandelen, te knevelen met touw en tape en vast te binden in de kelderkast. Vervolgens heeft verdachte hun drie minderjarige dochters meegenomen naar Syrië, zonder dat hij daarvoor toestemming van de moeder had, die eveneens het ouderlijk gezag over hun drie dochters heeft. Daarmee heeft verdachte in juridische zin het ouderlijk gezag ‘doorkruist’ en heeft hij zijn eigen belang boven het belang van hun drie dochters geplaatst. Gedurende de week dat verdachte met de drie dochters in Syrië verbleef, een land waar een burgeroorlog gaande is, was het lot van de drie dochters onbekend en ongewis.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de inhoud van het:
- -
Pro Justitia rapport van 22 oktober 2013, opgesteld door de deskundige T. den Boer, psychiater;
- -
Pro Justitia rapport van 22 oktober 2013, opgesteld door de deskundige J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog.
Verdachte heeft nauwelijks meegewerkt aan het psychologisch onderzoek. Na enige vragen te hebben beantwoord over het tenlastegelegde heeft verdachte het onderzoek afgebroken. Een en ander heeft tot gevolg dat de beschikbare summiere gegevens onvoldoende zijn om valide uitspraken te doen over mogelijke ziekelijke stoornissen en/of over een mogelijke gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestesvermogens. De psycholoog stelt wel vast dat er sprake is van een ernstig partner-relatieprobleem.
De psychiater concludeert dat verdachte niet lijdt aan een ziekelijke stoornis. Wel heeft verdachte persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van afhankelijke en vermijdende trekken. Daarnaast is er sprake van een ernstig partner- relatieprobleem. De persoonlijkheidsproblematiek was volgens de psychiater ook aanwezig ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. De psychiater adviseert de rechtbank om verdachte ten aanzien van die bewezenverklaarde feiten als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank acht de conclusie en het advies van de psychiater goed onderbouwd en is op basis daarvan van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. De psychiater concludeert voorts dat verdachte zonder hulp, wederom wanhoopacties richting zijn vrouw en/of kinderen zou kunnen plegen en acht de kans op recidive verhoogd.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor enig misdrijf is veroordeeld en met het advies dat de reclassering over verdachte heeft uitgebracht in haar rapport gedateerd 19 november 2013.
De rechtbank vindt met name de wederrechtelijke vrijheidsberoving een zeer ernstig feit. De rechtbank merkt in dit verband op dat een ieder zich juist in de eigen woonomgeving veilig moet kunnen voelen en het slachtoffer, door toedoen van verdachte, dat veiligheidsgevoel nu ontbeert. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan. De rechtbank is van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. In navolging van het reclasseringsrapport zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden, reclasseringstoezicht, meldplicht, gedragsinterventie en een contactverbod opleggen.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, die lager is dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank vindt hiervoor aanleiding in de bijzondere omstandigheden waarin verdachte ten tijde van het delict verkeerde.
Verdachte zag zijn gezin en zijn reden van bestaan als het ware onder zich wegzakken door de boodschap van zijn echtgenote dat zij van hem wilde scheiden en met de kinderen bij hem weg wilde gaan. Verdachte besloot ten einde raad de hulp in te roepen van zijn schoonouders in Syrië. Verdachte besloot op het laatste moment met zijn kinderen naar Syrië te vliegen in de hoop dat zijn schoonouders op zijn echtgenote in zullen praten om het huwelijk te redden.
De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij, toen de politie contact met hem opnam, heeft meegewerkt aan een vrijwillige terugkeer naar Nederland, terwijl hij wist dat hij in Nederland zou worden aangehouden wegens vrijheidsbeneming en ontvoering van zijn kinderen. Daarnaast blijkt uit onderzoeksgegevens dat verdachte tijdens de reis naar Syrië goed voor de kinderen heeft gezorgd en dat hij ook op de terugvlucht natuurlijk en beschermend met zijn dochters omging.
De rechtbank is van oordeel dat het voor de ontwikkeling van de kinderen belangrijk is dat het contact met hun vader zo spoedig mogelijk zal worden hersteld. Uit mededelingen van moeder begrijpt de rechtbank dat de kinderen, door de vervolging, de detentie en de informatie uit de media, inmiddels een minder positief beeld van hun vader hebben en dat zij hem om die reden niet in het Huis van Bewaring hebben bezocht. Verdachte mag dan wel een misstap en een misrekening hebben gemaakt, maar dat neemt naar het oordeel van de rechtbank niet weg dat hij om zijn kinderen geeft en in zijn beleving steeds heeft geprobeerd hun belang voorop te stellen. Het is voor de kinderen en hun ontwikkeling van belang dat te weten en bevestigd te krijgen tijdens de omgang met hun vader. Dat de omgang wellicht eerst onder begeleiding van Bureau Jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming zal plaats moeten vinden, doet aan het uitgangspunt niets af. Met name dit aspect is voor de rechtbank doorslaggevend geweest om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot vijf maanden, zodat verdachte op korte termijn uit detentie komt en de schade in de relatie tussen verdachte en zijn kinderen niet groter wordt. Met een relatief voorwaardelijk strafdeel, in combinatie met behandeling en begeleiding van verdachte, hoopt de rechtbank te voorkomen dat verdachte in de toekomst op dit vlak nog eens verkeerde keuzes maakt.
9. De schade van benadeelden
9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 6.432,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
- -
kalmering- en slaaptabletten ad € 32,00;
- -
telefoonkosten ad € 100,00;
- -
immateriële schade feit 1 ad € 3.000,00;
- -
immateriële schade feit 2 ad € 3.300,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het materieel gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 132,00, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Immateriële schade feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk. De immateriële schade ten aanzien van feit 1 is door [slachtoffer], in deze optredend namens de kinderen, niet voldoende onderbouwd. Stukken ontbreken waaruit blijkt dat de kinderen door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade hebben geleden. Ook is niet op voorhand te zeggen dat de gedragingen van verdachte tot (psychische) schade bij de kinderen hebben geleid. Voor hen heeft, in ieder geval tot hun terugkeer, het idee geleefd dat zij met vader op een vakantiereis waren. Dat de kinderen tijdens de reis zodanige traumatische ervaringen hebben opgedaan, dat schadevergoeding op zijn plaats zou zijn, is onvoldoende gebleken. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stelling alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadepost niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij, [slachtoffer], in deze optredend voor haarzelf, in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 2 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat hetgeen verdachte haar heeft aangedaan tot psychische schade leidt. De juistheid van dit ervaringsfeit blijkt ten overvloede uit de staat waarin de benadeelde partij op 22 juli 2013 door de politie is aangetroffen. Dat er schade is opgetreden is dan ook alleszins aannemelijk. Aangezien specifieke informatie over de aard en omvang van die schade ontbreekt, zal de rechtbank de gevorderde immateriële schade moeten schatten. De rechtbank begroot deze schade voorshands op € 2.500,00 en zal de vordering in zoverre toewijzen. Ook de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente over het totaal toegekende bedrag vanaf 22 juli 2013 zal worden toegewezen.
Daarmee is de vordering toewijsbaar tot een totaalbedrag van € 2.632,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juli 2013.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de geliquideerde kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij tevens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 1 en 2 zijn toegebracht.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
11. De beslissing
De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- -
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- -
verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- -
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 en feit 2 in de eerste plaats meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- -
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- -
verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:feit 1: onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag, meermalen gepleegd; feit 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
- -
verklaart verdachte strafbaar voor het onder sub 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, waarvan zeven (7) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:- omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;- omdat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of omdat de veroordeelde geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden;
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Dobbe 70, 8032 JX Zwolle of een andere vestiging in overleg met Reclassering Nederland aan te wijzen reclasseringsinstelling, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een training BORG (partnergeweld), aangeboden door Reclassering Nederland, of een soortgelijke instelling waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde gegeven zullen worden;
- -
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer], tenzij dit contact plaatsvindt met uitdrukkelijke toestemming van de reclassering en daarbij de aanwijzingen van de reclassering worden opgevolgd;
- -
draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- -
bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- -
veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 2.632,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 juli 2013;
- -
veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- -
bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres] voor een deel van € 3.800,00 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- -
legt op de maatregel dat veroordeelde verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten 1 en 2 tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.632,00 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de tijd van 36 dagen zal worden toegepast;
- -
bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 27 december 2013, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. J.H. Olthof en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, dan zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05KL 2013073873. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], van 23 juli 2013, in onderling verband en in samenhang bezien met de aangifte van aangeefster van 24 juli 2013, pagina’s 95, 96, 102 t/m 107, inhoudende zakelijk weergegeven:
"Ik doe aangifte van mishandeling, bedreiging en vrijheidsberoving. Ik wil tevens aangifte doen van ontvoering van onze drie kinderen [dochter 1] 11 jaar oud, [dochter 3] 9 jaar oud, [dochter 2] 7 jaar oud. [verdachte] en ik zijn getrouwd. Wij wonen samen te Haaksbergen. Ik wil scheiden van [verdachte]. [verdachte] en ik hebben samen het gezag over onze kinderen. Ik heb [verdachte] geen toestemming gegeven om onze kinderen mee te nemen naar een ander land dan Engeland.
[verdachte] zou met de kinderen op dinsdag 23/07/2013 omstreeks 14.00 uur naar Londen vliegen. Afgelopen vrijdag, 19/07/2013, ben ik naar Duitsland gegaan.
Op 23 juli 2013 heb ik gebeld naar onze huistelefoon. Mijn oudste dochter nam de telefoon op. Ik hoorde dat [verdachte] een telefoongesprek voerde. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "zeg alsjeblieft niet tegen [slachtoffer] dat ik niet naar Londen ben gekomen. Ik en de kinderen zijn er wel. Mijn vrouw is gevoelig, en anders wordt ze bang. Ik kom een andere keer.".
Ik ben toen vanaf Duitsland meteen in de trein gestapt. Rond 19.45 uur was ik thuis aan de [adres] te Haaksbergen. Er was niemand thuis. Ik heb gebeld naar [verdachte] en gevraagd waar hij was. [verdachte] vertelde mij dat hij met de kinderen in Enschede was. [verdachte] kwam rond 20.15 uur thuis. Ik heb gezegd dat ik alles heb gehoord en dat ik niet wil dat hij met de kinderen op vakantie gaat. In een keer pakt [verdachte] mijn arm vast en draait deze op mijn rug. Ik voelde dat ik een handboei om krijg. Hij pakte toen mijn andere arm en daar kreeg ik ook een armband om. Ik zag ook dat ik handboeien om had. Ik zie dat [verdachte] een rol plakband pakt. [verdachte] kwam bij mij en deed het plakband om mijn hoofd. [verdachte] maakte mijn benen aan elkaar vast met de touwen. Met één touw maakte hij mijn voeten aan elkaar vast. Met een tweede touw maakte hij mijn bovenbenen aan elkaar vast. [verdachte] pakte opnieuw het plakband. Hij deed weer plakband over mijn mond. Toen heeft [verdachte] met het derde touw mijn armen vast gemaakt aan mijn benen. Ik zat toen op mijn knieën met mijn polsen dus vastgemaakt aan mijn enkels. [verdachte] schoof mij naar de gang en nam mij mee naar de kelderkast. Hij legde mij in de kelderkast neer. Ik zag dat [verdachte] mijn benen, armen en buik, dus op drie plekken, mijn met touw vastmaakte aan de waterleiding.
[verdachte] zei tegen mij dat hij mij hier drie dagen liet liggen en dat ik dan dood zou gaan. Daarna zei hij dat hij mij een week zou laten liggen.
Toen zei [verdachte] ik laat jou vanaf nu tot 2 uur hier. Dan laat ik iemand hier komen om jou te bevrijden." Ik hoorde de auto wegrijden. Als ik moet schatten kwam [verdachte] er na ongeveer 45 minuten weer aanrijden. [verdachte] deed de kelderkastdeur open. Hij zei dat hij naar Londen ging. Hij knipte het plakband los. Het losknippen deed heel veel pijn. Daarna maakte hij mij armen los met de sleutel en knipte de touwen los van mijn armen en benen. Ik hoorde op dat moment buiten de stemmen van mijn kinderen. [verdachte] zei toen tegen mij dat ik niks tegen de kinderen mocht zeggen. De kinderen kwamen toen de woning binnen. Ik heb ze geknuffeld en gekust. Ik heb gezegd dat ze naar hun vader moesten luisteren. De kinderen gingen toen naar buiten. [verdachte] zei toen tegen mij: “bel de politie niet”. Ik zag dat ze in de auto stapten. Dit was de auto van [getuige 1], een Audi. [verdachte] heeft de kinderen in de auto gedaan en is toen zelf ook ingestapt. Ze zijn toen weggereden. Ik was helemaal leeg. Ik ben naar binnen gedaan en de deur dicht gedaan. Ik heb twee uur lang tegen de muur tegenover de kelderkast gezeten. Ik heb na twee uur wel de politie gebeld.
Mijn man heeft onze kinderen ontvoerd. Ik heb toestemming gegeven aan mijn man om de kinderen mee te nemen naar Londen en nergens anders heen. Ik ben bang dat ik mijn kinderen nooit weer zal zien. Ik wil mijn kinderen hier terug in Nederland.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], van 23 juli 2013, pagina 113, inhoudende zakelijk weergegeven;
Wij verbalisanten kregen de melding om te gaan naar de [adres] te Haaksbergen.
Ter plaatse hebben wij, verbalisanten, bij de betreffende woning aangebeld. Wij zagen dat er een vrouw de deur opendeed. De vrouw bleek later te zijn [slachtoffer]. De vrouw keek ons met grote ogen aan. De vrouw had zwart uitgelopen mascara op haar gezicht. De vrouw keek angstig uit haar ogen. Wij zagen de vrouw schichtig om zich heen kijken.
Wij, verbalisanten, liepen de hal in. Wij, verbalisanten, zagen in de hal voor de deur diverse stukken touw liggen. Wij zagen in de hal ook diverse stukken tape op de grond liggen. Wij zagen dat aan een (1) stuk tape een hele pluk haar vast zat. Wij zagen dat er aan de waterleiding een stuk blauw touw vastgeknoopt zat.
3.
Het proces-verbaal van verslag onderhandelingen en teruggeleiding van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 13 augustus 2013, pagina 118 t/m 121, inhoudende zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 23 juli 2013 te 00.24 uur werd met het telefoonnummer [telefoonnummer] door aangeefster [slachtoffer], melding en aangifte gedaan bij de politie, van mishandelding en vrijheidsbeneming door haar man [verdachte]. Ze waren bezig om te scheiden en haar man had nu hun drie kinderen tegen haar wil meegenomen.
[verdachte] en [slachtoffer] woonden aan de [adres] in Haaksbergen. Zij woonden daar samen met hun drie dochters, te weten [dochter 1] 11 jaar oud, [dochter 3] 8 jaar oud en [dochter 2] 7 jaar oud.
De verdachte [verdachte] bleek met zijn drie dochters naar het vliegveld in Keulen, Duitsland, te zijn gegaan en is vanaf daar op dinsdag 23 juli 2013 per vliegtuig via Istanbul naar Gaziantep in Turkije gevlogen. In Gaziantep aangekomen is [verdachte] met zijn drie dochters per auto doorgereisd naar Syrië.
De verdachte [verdachte] werd op 29 juli 2013 bewogen vrijwillig terug te willen keren naar Nederland samen met zijn drie dochters. Op 29 juli 2013 passeerden de verdachte [verdachte] en zijn drie dochters de grens tussen Syrië en Turkije en werden zij daar door ons verbalisanten opgevangen. Wij vertelden [verdachte] dat hij op vrijwillige basis met ons terug kon reizen naar Nederland. Bij aankomst in Nederland zou hij als verdachte worden aangehouden ter zake mishandeling, vrijheidsbeneming en ontvoering van zijn kinderen.
De drie dochters werden vervolgens verenigd met hun moeder [slachtoffer].
Wij verbalisanten hadden steeds de indruk dat de drie kinderen een normale en vertrouwde band met hun vader hadden. [verdachte] ging naar onze indruk ook heel natuurlijk, beschermend met zijn dochters om.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2], van 26 juli 2013, pagina 53 en 54, inhoudende zakelijk weergegeven:
V= vraag, A= antwoord
V = Wie zaten er allemaal in de auto, onderweg naar Keulen?
A = Ik, [verdachte], [getuige 1] en de drie kinderen van [verdachte].
V = En dan bent u nog in de veronderstelling dat ze naar Londen gaan?
A = Ja.
V = Voor hoe lang?
A = Voor ongeveer 5 dagen.
V = Wat gebeurt er als jullie in Keulen aankomen?
A = We zijn bij het vliegveld aangekomen, ze gingen kijken naar de schermen waar de vlucht zou aan komen.
V = En toen?
A = Ze gingen naar de incheckbalie. Ik zag allemaal mensen die Turks aan het spreken waren. Ik vroeg [verdachte] wat er aan de hand was. Op dat moment wist ik dat [verdachte] naar Turkije zou gaan.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [dochter 1], van 20 augustus 2013, pagina 126 t/m 128, inhoudende zakelijk weergegeven:
[V]= [verbalisant 5], [D]= [dochter 1]
[V]: dus de maandag voor dat jullie weggaan heb je je moeder aan de telefoon gehad, waar was je moeder dan
[D]: in Duitsland, onderweg naar Nederland
[V]: oke, en toen, hoe ging dat gesprek dan
[D]: uhm ze zei dat de telefoon aan mijn vader moesten gaan en ze zei tegen en hij mijn vader zei tegen mijn oom heeft mijn moeder gehoord dat mijn vader tegen mijn oom zei in Londen dat we naar Londen gaan dat hij zei ik kom wat later gingen naar Syrië daarom wisten we nog niet zeker dat we naar Syrië gingen of niet
[V]: oke dus als ik het goed begrijp heb jij je moeder aan de telefoon
[D]: ja
[V]: jou vader praat met iemand in
[D]: Londen
[V]: hoe doet hij dat dan, hoe praat hij daarmee
[D]: dat is mijn oom aan de telefoon
[D]: mijn moeder hoorde het en toen zei ze tegen mij uhm mijn moeder hoorde het dat mijn vader zei ik kom wat later
[V]: oke
[D]: mijn moeder wist dat die dag dat wij naar Londen gingen daarom was ze nog niet zeker of we naar Syrië gaan of niet, daarom was ze onderweg naar Nederland
[V]: toen is ze teruggekomen
[D]: ja
[V]: oke maar waar dacht jij waar je heen zou gaan dan
[D]: Londen
[D]: en dan waren we in het vliegtuig en toen zei mijn vader dat we naar Turkije gingen
[V]: oke
[D]: en toen zei hij dat we daar blijven, mijn hele leven en toen gingen we naar Syrië
[V]: oke en wanneer zei hij dat
[D]: die dag toen we naar Syrië gingen
[V]: en waar zei hij dat thuis of op het vliegveld
[D]: in het vliegtuig
6.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting, zakelijk weergegeven:
Op 22 juli 2013 heb ik [slachtoffer] vastgebonden met tie-wraps en tape. Ik heb haar vastgebonden aan de waterleiding in de kelderkast. Ik had tape om haar mond gedaan.
Op 22 juli 2013 ben ik met de kinderen naar Turkije gevlogen en vanaf daar zijn we naar Syrië gegaan. Ik wilde de relatie van [slachtoffer] en mij redden. Ik wilde haar ouders in Syrië om hulp vragen. Op 29 juli 2013 ben ik vrijwillig met de kinderen terug gekeerd naar Nederland.